maandag 30 december 2013

Geen goed “uiteinde”






Het is 30 december en we krijgen weer zoals gewoonlijk veel meldingen van vuurwerkoverlast door de jeugd. Het lijkt wel of het vuurwerk elk jaar extremer moet worden. Het is geen knalvuurwerk meer, maar zijn gewoon explosies, waarbij soms de ruiten van woningen of auto’s sneuvelen. Maar dat we allemaal jong zijn geweest, vergeten sommige melders wel eens. Zolang de jeugd niets vernield en het bij knallen en herrie blijft, moeten we soms wel eens tolerant zijn. Helaas moet vuurwerk schijnbaar gepaard gaan met vernielingen, die de maatschappij handen vol geld kosten. Maar hoe komt de jeugd aan het illegale vuurwerk? Daar is vervoer voor nodig vanuit andere landen.


Koos (alle namen zijn gefingeerd) heeft al vroeg zijn slag geslagen. Maanden van tevoren heeft hij illegaal vuurwerk gekocht in België. Vuurwerk moet droog opgeslagen liggen, dus wat is een betere plek dan onder het bed in de slaapkamer. Vol trots vertelt hij zijn gezin dat hij de politiecontroles ontlopen is door vroegtijdig in te slaan. Koos' vrouw Eline vindt de opslagplaats helemaal niet leuk en heeft hem gevraagd of het niet ergens anders opgeslagen kan worden, maar Koos is vol van vertrouwen. Zijn twee zoons, Kevin en Robin van dertien en vijftien jaar oud, bewonderen het vuurwerk, voordat het opgeborgen wordt op de ‘veilige’ schuilplaats.

Op 30 december zijn Koos en Eline aan het werk en komen vriendjes van Kevin langs. Trots vertelt Kevin dat zijn vader een berg vuurwerk heeft gekocht, waaronder lawinepijlen. Zijn vriendjes dringen aan om het vuurwerk te laten zien, dus trekt Kevin wat dozen onder het bed vandaan. Het blijft niet bij het kijken, want Kevin bezwijkt onder de druk van zijn vriendjes om een lawinepijl af te steken. Die ene pijl mist zijn vader toch niet en het is wel gaaf om deze in het bijzijn van je vriendjes af te steken.
Ze nemen de pijl mee naar het park, een veilige plek om deze af te steken. De gebruiksaanwijzing slaat hij over en Kevin ontsteekt de pijl. Het gaat mis en de pijl ontploft in de nabijheid van Kevin.
Als we ter plaatse komen treffen we Kevin gillend van de pijn aan. Hij mist enkele vingers en bloedt hevig. Zijn (brandbare) synthetische jas, is helemaal gesmolten.
Met spoed wordt Kevin naar het ziekenhuis gebracht en op ons rust de taak om de ouders in kennis te stellen.

Niet veel later spreken we met Koos en Eline, die overhaast van hun werk naar de spoedeisende hulp zijn gekomen. Eline is hevig ontdaan en Koos zit er maar stilletjes bij als we uitleggen dat de toestand van Kevin ernstig is. Eline barst in tranen uit en schreeuwt het uit tegen Koos dat hij de schuldige is met dat “rotvuurwerk”. Ze vertelt ons dat het hele arsenaal onder het bed in hun slaapkamer en in de kledingkast ligt en vraagt of we het alstublieft daar weg willen halen.
We krijgen de sleutel van de woning en in overleg met de chef van dienst gaan we naar het adres van de familie om het vuurwerk in beslag te nemen. De sleutel blijkt niet nodig te zijn, want zoon Robin blijkt thuis te zijn. Robin is een bekende van de wijkpolitie, omdat hij regelmatig op zijn recalcitrante gedrag wordt aangesproken.
We vertellen de reden van onze komst. Ondanks dat we vertellen dat zijn broertje ernstig gewond is geraakt, gedraagt Robin zich allerminst meewerkend en vliegen de “kankers” ons om de oren. Er moet een tweede auto aan te pas komen om te assisteren, omdat we het vuurwerk mee moeten nemen en we bang zijn dat Robin met ons op de vuist gaat.
Robin moet tijdelijk even “geparkeerd” worden in de tuin, zodat de andere collega’s de vele dozen met vuurwerk uit de woning kunnen sjouwen.
Als we de woning verlaten, belooft Robin plechtig dat hij toch wel weer aan illegaal vuurwerk gaat komen, nog zwaarder en heftiger dan wat in beslag genomen is.

Dat klopt ook wel, want op oudejaarsavond krijgen we een melding dat er iemand gewond is geraakt door vuurwerk.
Als we ter plaatse komen zien we een jongen op de grond liggen, het blijkt Robin te zijn. De ambulance is al ter plaatse. Hij ligt stilletjes op de grond en naast hem ligt zijn kapotte jas en een rugzak, althans wat er van over is.
Robin heeft woord gehouden en heeft een behoorlijke hoeveelheid vuurwerk gekocht. Robin was in gezelschap van vrienden en men vond het leuk om vuurpijltjes naar elkaar te schieten en vuurwerk naar elkaar te gooien. Zo belandde ook brandend vuurwerk in Robins rugtas. Deze ontplofte en verschroeide de achterkant van zijn nek en hoofd. Dankzij de dikke, niet synthetische jas, is het leed te overzien. Hij wordt ter controle wel naar het ziekenhuis vervoerd en we bellen zijn ouders.
Weer ontmoeten we Koos en Eline bij de spoedeisende hulp. Als ze binnen komen kijken ze ons vragend, zeg maar smekend, aan om toch maar vooral niet al te slecht nieuws te horen over Robin. Gelukkig kunnen we nu beter nieuws brengen.
Robin mag die avond mee naar huis en houdt er geen noemenswaardig letsel aan over.
Kevin mist letterlijk een goed uiteinde aan zijn hand, heeft blijvende littekens van brandwonden op zijn arm en zal zijn hele leven aan het vuurwerk van zijn vader herinnerd worden.
Ik vermoed dat de familie in de toekomst geen vuurwerk meer afsteekt.
Ik wens jullie een veilige jaarwisseling toe en een gezond 2014.

 

 

 

 

 

maandag 23 december 2013

Kerstgedachte

Kerst is toch altijd een bijzondere tijd. Voor christenen betekent kerst de geboorte van Jezus in de stal van Bethlehem. Voor degenen die dit niet geloven betekent kerst lekker vrij zijn, familie-etentjes en cadeautjes kopen voor onder de kerstboom. Wat wel opvallend is, is dat iedereen spreekt over een tijd van vrede, vredelievend voor elkaar zijn zo tegen het einde van het jaar en proberen goed te zijn voor de mindere medemens. Maar er zijn ook mensen die ‘gewoon’ moeten werken met de kerstdagen. En er zijn mensen die oorlog met elkaar krijgen… 

Met kerstavond wordt er altijd een kerstmaaltijd voor de dienstdoende collega’s geregeld.
We proberen dan gezamenlijk als district om de maaltijd te nuttigen op het bureau, een nabijgelegen district neemt dan meestal waar. Zo hebben we dit jaar afgesproken dat wij om 02:00 uur een half uur gaan eten en district 9 om 02:30 uur.
Waarschijnlijk leeft de kerstgedachte bij twee families niet zo, want voordat we de maaltijd kunnen gebruiken rijden we met spoed naar een schietpartij. Ook het aangrenzende district 9, waar die straat onder valt, rijdt met ons mee. Er is daadwerkelijk iemand neergeschoten en de dader verschuilt zich in een nabijgelegen woning.
Omdat er zoveel tijd in de melding en de afhandeling gaat zitten, zijn we uiteindelijk om 06:00 uur terug op het bureau.
En daar staat onze maaltijd, de koud geworden saté, de waxinelichtjes en keurig gedekte tafel, niemand heeft echter om dit tijdstip nog zin om eten naar binnen te gaan werken. Eigenlijk baalt iedereen als een stekker, je merkt dat de stemming niet vrolijk ervan geworden is. Ook nog eens doordat het buiten behoorlijk fris is en iedereen behoorlijk lang in de kou gestaan heeft.

Op de tafel in de wacht staat een overvloed aan eten en drinken wat dreigt weggegooid te gaan worden en ik sta te verzinnen wie ik nou eens blij zou kunnen maken.
Het wonderlijke is dat er altijd wel een oplossing voor zoiets komt, want in de wachtcommandantruimte zie ik via camerabeelden dat een bekende zwerver op het busstation Zuidplein de vuilnisbakken aan het leeghalen is om te kijken of er nog wat eetbaars te halen valt.
Snel pak ik een doos en stop daar diverse lekkernijen in. Ik roep naar de wachtcommandant dat hij cameratoezicht moet bellen om te zorgen dat ze de zwerver in beeld houden, omdat ik deze van een koningsmaaltijd ga voorzien. Ook neem ik een kerstmuts mee, die op de tafel ligt.
Ik ren met de doos naar de auto, spring erin en race naar het busstation.
Ik hoor van de wachtcommandant dat de man zojuist richting de van Swietenlaan is gelopen, buiten het zicht van de camera’s.

Op dat moment rij ik de van Swietenlaan in en zie de man inderdaad lopen.
Ik stop aan het begin van de van Swietenlaan en roep hem aan dat hij even naar mij toe moet komen, want ik wil vooral in het zicht van de camera’s hem de doos geven.
Hij heeft dit natuurlijk niet door, dus de hilariteit op het bureau is natuurlijk groot als hij onder de camera de doos met heerlijke belegde broodjes, een slaatje, een pakje melk, fruit enz. krijgt en er verlekkerd inkijkt. Het lijkt wel een uitreiking van een prijs.
Ik zeg tegen hem dat hij op het bankje bij het Zuidplein moet gaan zitten en daar lekker moet gaan zitten om te eten. Het is geweldig om te zien hoe dankbaar hij is.
Ik loop met hem mee naar het betreffende bankje en zeg dat hij daar maar moest gaan zitten eten, uiteraard in het zicht van de camera’s,  en na afloop alles op moet ruimen en in de vuilnisbak moet doen. Ik pak de kerstmuts uit mijn zak en zeg dat hij deze wel op moet zetten, omdat het tenslotte wel kerst is. Lachend pakt hij de muts aan en zet hem op.

Als ik terug op het bureau kom hebben we de zwerver op grote beelden bij de wachtcommandant in het zicht. We hebben ontzettend gelachen en genoten. Ondanks dat we zelf niet van een kerstmaaltijd genoten hebben, nemen deze beelden alle chagrijnigheid bij de collega’s weer weg.
Als een koning zit de man met zijn rood/witte puntmuts op het bankje aan zijn koningsmaaltijd. Hij graaide constant in de doos om te kijken wat hij direct daarna weer kon verorberen. Hij zit niet te eten, maar te vreten.
Hierna hebben we het opvangtehuis “de Hille” gebeld en gevraagd of ze de overige dozen met eten en drinken wilden hebben, wat ze graag wilden. We hebben hierop de bus volgeladen en alles naar het opvangtehuis gebracht.

Zo kwam alles toch nog op een goede bestemming en niet in de vuilnisbak.
De kerstgedachte kwam op deze manier toch tot zijn recht en met een vette glimlach verliet ik het bureau Zuidplein op weg naar mijn bed.

maandag 16 december 2013

Takkenzooi

Wat een hoop mensen niet beseffen of weten is dat politiemensen met diverse factoren rekening moeten houden voor het gebruik van hun geweldsmiddelen. Ook in heftige situaties moet je soms in zeer korte tijd nog de afweging maken welk geweldsmiddel je toepast om tot een goed resultaat te komen met de minste schade voor jezelf en de verdachte. Zo ook met het gebruik van pepperspray. Jonge kinderen, oude mensen, zwangere vrouwen en mensen met een zichtbaar astmatisch probleem mogen, uitgezonderd excessen, niet gepepperd worden.

Het is ergens rond de dagen voor Kerst, om ongeveer 4 uur ‘s nachts, als we op de Z straat in het lichtschijnsel van onze politiebus plotseling een vrouw haar hoofd boven een heg uit zien steken. Bij het zien van ons verdwijnt haar hoofd net zo snel weer achter de heg voor een huis. In eerste instantie zijn we eigenlijk verbaasd, net zo verbaasd als het vrouwenhoofd achter de heg vandaan.
We stoppen en stappen uit. Vanachter de heg verschijnt een tweede vrouwenhoofd. We kunnen nog steeds alleen maar beide hoofden zien en concluderen dat ze op hun hurken achter de heg moeten zitten. We spreken beide dames aan en vragen hen wat ze op dit tijstip achter de heg aan het doen zijn. Ze verklaren beiden dat ze erg moeten plassen en tijdens hun wandeltrip zo nodig moeten dat ze dit maar achter de heg van een huis deden. Op zich is dit een aannemelijke verklaring, maar we willen wel graag van beiden een legitimatiebewijs zien, puur ter controle.

Dit is echter niet naar de zin van beide dames, want ze blijven gehurkt zitten en vragen ons hen wat meer privacy te geven om hun handeling af te maken. Ik zeg dat dit prima is, maar dat ik na hun plasmoment toch graag een legitimatiebewijs wil zien. Het plasmoment duurt wel erg lang, zodat ik hen uiteindelijk beveel om achter de struiken vandaan te komen en hun legitimatiebewijs te laten zien. Om wat meer druk uit te oefenen loop ik naar de struiken toe en beschijn ik hen met een lamp. Ondanks hevige protesten van beide dames loop ik door en beschijn ik ze helemaal. Ik zie dat op de grond een snoeischaar ligt en een aantal afgesneden takken. Er is geen spoor van plas op de grond te zien. Ik vraag de dames uit de tuin te komen en hun legitimatiebewijs te laten zien. Ze weigeren echter om mee werken, waarop ik één van de dames beetpak en meedeel dat ze is aangehouden voor diefstal. Ze heeft echter een snoeischaar in haar handen en maait daarmee in de richting van mijn gezicht. Ik laat haar los en de schaar vliegt, gelukkig door snel mijn hoofd af te wenden, rakelings langs mijn gezicht. Ik pak mijn pepperspray en wil haar bespuiten. Maar als ik goed kijk zie ik dat ze een wel erg dikke buik heeft. Ze lijkt hoogzwanger te zijn, dus berg ik mijn pepperspray weer op. Ik neem afstand en beveel haar om onmiddellijk de snoeischaar neer te leggen en mee te werken om ergere schade te voorkomen. Ik vertel haar tevens dat ik gezien heb dat ze zwanger is en dat ik haar geen pijn wil doen. Ze legt de snoeischaar neer en loopt op me af. Ik grijp haar arm beet en verzoek haar mee te lopen naar de politiebus en trek haar voorzichtig mee, immers ik wil haar zachtjes behandelen en heb respect voor het nog ongeboren leven. Kennelijk heeft de vrouw dit door, want ik krijg met haar andere hand een ferme stomp in mijn gezicht. Maar dan is mijn voorzichtige behandelen van de zwangere vrouw voorbij, want ik slinger haar aan de arm die ik nog beet had 360 graden in het rond en grijp haar om haar nek vast, nog steeds met de gedachten om zeker niet op de grond te vallen. Haar bril vliegt af en belandt net op de rand van het trottoir. Wat ik niet gezien heb is dat mijn collega inmiddels in de struiken ligt met de andere vrouw, die haar kompaan te hulp wilde schieten. Ik krijg de vrouw onder controle en duw haar tegen de muur van een huis aan. Met mijn vrije hand roep ik met behulp van een portofoon assistentie, omdat het wel lijkt of mijn collega met een tijgerin aan het vechten is en moeite heeft haar onder controle te krijgen. Ondertussen gaan er in diverse huizen licht aan, omdat de bewoners kennelijk wakker geworden zijn van het rumoer.
De assistentie is er binnen enkele minuten. René, mijn zwager, die bij de verkeerspolitie werkt en ook die nacht dienst heeft, hoort mij roepen via de mobilofoon en is dicht in de buurt. Ik heb echter nog geen tijd gehad om de bril op te rapen, maar wie bedenkt dat precies op de plek waar de bril ligt het wiel van de Mercedes van de verkeerspolitie zou komen te staan. Ik hoor dat de vrouw om haar bril roept en achterom kijkt. Er klinkt een krakend geluid en René vermorzelt met zijn Mercedeswiel de bril. Opnieuw begint mijn verdachte te gillen en te krijsen,  maar ik kan haar onder controle houden. René stapt uit en heeft het gelijk gedaan bij mijn arrestant. Hij krijgt de volle laag dat hij expres haar bril kapot heeft gereden. René merkt, tot woede van de vrouw, droogjes op dat ze de bril dan maar daar niet had neer moeten leggen. Beide dames worden afgevoerd naar het politiebureau.

Maar wat zijn ze nu aan het doen geweest? Deze vraag stellen wij ons ook. In de tuin vinden we nog een snoeischaar en een hele bos afgeknipte skimmia- en hulsttakken. Die hoeveelheid kan echter nooit uit één tuin komen, dus struinen we de tuinen in de nabije omgeving af en zien dat in andere tuinen ook diverse struiken gesnoeid zijn. Maar wat moeten die dames nou hiermee?

Het antwoord komt tijdens het fouilleren van de dames op het politiebureau. In de fouillering van de dame met de kapotte bril treffen wij een visitekaartje aan van bloemenboetiek “Fleur” (Gefingeerd). Tevens treffen we een autosleutel aan van een bus. Beide dames weigeren echter enige verklaring af te leggen, zodat wij op zoek gaan naar een bus die in de buurt moet staan. Een paar straten verder treffen we de bus aan met groot opschrift “Bloemenboetiek Fleur”. In de bus treffen we nog meer ‘verse’ bossen aan, die kennelijk kort daarvoor geoogst zijn. We nemen de bus in beslag, omdat deze gebruikt is bij het ‘misdrijf’. Terug op het bureau kunnen we met het papierwerk beginnen. We houden de aanhouding dus op diefstal c.q. stroperij van twee verdachten, die weigeren om hun naam op te geven. Dat is op zich erg lastig, omdat de verdachten dan als NN (anoniem) ingevoerd dienen te worden. Ik besluit om te proberen mijn zwangere verdachte toch haar personalia te ontfutselen. Ik heb haar nog niet verteld dat we de bus gevonden hebben. Ik speel op haar gevoelens in door haar mee te delen dat ze voorlopig 3 dagen in verzekering wordt gesteld, omdat ze haar naam niet opgeeft. Vervolgens dat we de bus gevonden en in beslag genomen hebben. En dat we geen bril kunnen vergoeden aan een NN. Kortom, ze haalt zich een hoop ellende op de hals door zo halsstarrig te blijven doen. Dat helpt kennelijk, want ze barst in tranen uit en verklaart graag naar huis te willen. Ze geeft haar volledige personalia op en verklaart 34 weken zwanger te zijn. Ze verklaart eigenaresse te zijn van Bloemenboetiek Fleur en omdat de zaken in de boetiek niet zo goed gaan, had haar vriendin geopperd om, in plaats van naar de veiling te gaan, die nacht diverse takken te stelen uit tuinen in de omgeving. In haar woonomgeving weet ze diverse tuinen waar ‘de buit’ binnen korte tijd binnen zou zijn. Dus gingen ze met haar bus naar de wijk X en stapten gewapend met twee snoeischaren uit en snoeiden uit diverse tuinen de nodige takken voor decoratie. Vervolgens brachten ze de eerste oogst naar de bus en besloten nog een oogst te wagen in de Z straat. En toen werden ze opeens betrapt door ons. En wij deden zo lelijk tegen hen en maakten ook haar dure bril van 600 euro kapot. Ik heb haar uitgelegd dat ik haar met respect en de nodige voorzichtigheid voor een zwangere vrouw heb behandeld, maar dat een snoeischaar een dodelijk wapen kan zijn. Ze wist dat wij van de politie waren en was diverse keren gewaarschuwd. Medewerking wordt dan op prijs gesteld en tegenwerking kan uitmonden in een stevige aanhouding. En de bril was geen opzet, maar een onhandige samenloop van omstandigheden. Ik deel haar mede dat de bril ‘ons’ probleem was en dat ze deze vergoed zou krijgen. In overleg met de chef van dienst hebben we haar verklaring direct op papier gezet. Ze kreeg haar bus terug en kon naar huis.

Haar kompaan was van een ander kaliber en weigerde elke medewerking. Zij mocht blijven ‘overnachten’ en later bleek dat ze bleef weigeren haar personalia op te geven. Ze werd uiteindelijk geïdentificeerd en bleek uit het ‘krakerswereldje’ te komen. Die staan bekend om hun pertinente weigering hun naam op te geven. Ook zij werd uiteindelijk naar ‘huis’ gestuurd met een proces-verbaal.

maandag 9 december 2013

Grof vuil

Hoe vaak meldt de media niet dat er overledenen gevonden worden, die reeds lang geleden overleden zijn. Ook blijkt de overledene dan nog kinderen te hebben. Verontwaardigd vraagt de maatschappij zich dan af waarom de kinderen zich dan niet ontfermen over hun vader of moeder en deze aan hun lot overlaten. Snel oordelen op basis van de berichtgeving ligt dan snel voor de hand, maar wordt er ook wel eens nagedacht dat er een wezenlijke oorzaak of drama aan ten grondslag kan liggen?

Op een mooie zomermiddag worden we door de meldkamer gestuurd naar de D weg met de kruising W straat waar een man in een RET-bus onwel geworden is en niet meer aanspreekbaar is. Met ‘toeters en bellen’ rijden Louis en ik naar de plaats des onheils.

Ter plaatse is de RET-chauffeur al aan het reanimeren. Wij assisteren hem direct hierbij tot de ambulance ter plaatse komt,  die het van ons overneemt. Wij gaan op zoek naar de identiteit van de man, maar helaas heeft hij niets anders bij zich dan alleen een portemonnee met geld. Ik schat de leeftijd van de man rond de 75 jaar oud. Een passagier uit de bus vertelt dat de man in het gezelschap was van tenminste nog drie oudere mannen. Deze zijn in eerste instantie blijven staan om, zoals de passagier heeft horen zeggen, te kijken of Koos (gefingeerd) nog meekon naar de klaverjasmiddag. Toen het er echter naar uitzag dat Koos niet meekon, zijn ze in een vervangende RET-bus gestapt, die de rest van de passagiers uit de bus meenam. Wij hebben dus een probleem, want we hebben geen identiteitgegevens van de man.
Ondanks alle inspanningen konden wij Koos niet redden. Dus regelen we de begrafenisondernemer, die voor de politie overledenen ophaalt.

We kijken nog eens goed naar de portemonnee en vinden daar een klantenkaart van een bekende schoenenzaak, die aangepaste schoenen maakt. Dat is overigens niet vreemd, want de schoenmaat van het slachtoffer schat ik zeker op maat 48.
Dus gaan we naar de schoenenzaak toe. Aan het gezicht van de medewerker is af te lezen, dat deze zeker niet begrijpt waar wij voor komen. Na uitleg wordt meteen ijverig het klantennummer ingetikt en komt een naam met adres tevoorschijn. We bedanken de medewerker en rijden naar het adres toe. Ondertussen heeft de wachtcommandant ook al het nodige werk verricht. Koos woont alleen op het adres, zijn vrouw is overleden. Hij heeft één dochter, die ergens in Rotterdam woont, dus rijden we naar het adres.

Als we aanbellen wordt de deur opengedaan door een knappe jonge vrouw. We vragen naar haar naam en geboortedatum en het blijkt inderdaad om de dochter van Koos te gaan. Ze nodigt ons uit om binnen te komen, zonder dat we eigenlijk de reden van onze komst aan haar vertellen. Zo staan we even later in de woonkamer. Als we vertellen dat we een ernstige boodschap komen brengen, vraagt ze direct: “Is mijn vader dood?” en zegt dit of het de normaalste zaak van de wereld is. Als politiemensen zijn we best gebekt, maar we zijn eigenlijk beiden uit het veld geslagen door deze koele vraag. Ik hakkel een beetje en antwoord dat dit inderdaad klopt en vraag of ze soms door iemand anders al ingelicht is. Dat blijkt niet het geval te zijn. Ze antwoordt: “Daar zijn we dan ook eindelijk vanaf! Moet ik nog wat doen?”. Ik vraag met ons mee te gaan naar het mortuarium voor herkenning. Het is van haar gezicht af te lezen dat ze hier kennelijk helemaal geen zin in heeft. “Ik heb eigenlijk afspraken vanmiddag, dus heb hier geen tijd voor” zegt ze. Ik deel haar mee dat ze alleen mee moet voor herkenning en dat het snel gebeurd kan zijn. Hierop loopt ze zonder wat te zeggen weg om wat kleding aan te trekken. Ik weet nog goed dat mijn collega en ik elkaar met grote ogen aankeken en we het vervolgens uitproesten van het lachen. Zoiets heb ik, en mijn collega ook, nog nooit meegemaakt. Het lijkt wel of we in de maling worden genomen en er overal verborgen filmcamera’s hangen, maar dat kan natuurlijk niet. Dan denk je alles gehad te hebben, maar het ergste komt nog.
In het mortuarium blijkt het inderdaad om haar vader te gaan. De vrouw vertoont echter geen enkele emotie en nieuwsgierig als ik ben vraag ik haar toch naar de reden waarom de dood van haar vader haar ogenschijnlijk niets doet. Ze vertelt dat ze vroeger veel mishandeld is door haar vader en ook door
hem is misbruikt.
Na haar 18e jaar is ze het huis uitgegaan en is haar moeder overleden. Op de vraag of ze nog contact met haar moeder heeft gehad, antwoordt ze dat die het nooit voor haar heeft opgenomen, ondanks de ellende met haar vader. Ze heeft haar eigen leven opgebouwd en wil er niets meer mee te maken hebben. Ik vraag haar of zij dan verder de uitvaart wil regelen. Ze antwoordt: “Ik doe helemaal niets, zet hem maar bij het grof vuil. Ik wil nu naar huis toe, kan ik weg?”.

We hebben haar thuis afgezet en de zaak uit handen gegeven aan een notaris.

maandag 2 december 2013

Kind ontvoerd !

In de jaren negentig werd de Districts Ondersteunings Groep opgericht, beter bekend als de lokale ploeg. Dit is de voorloper van de huidige Regionale Interventie Eenheid, een groep agenten die ad hoc ingezet kan worden als ME-er, als undercover-agent, als team om een inval te doen in een woning naar aanleiding van informatie dat de bewoner een vuurwapen zou bezitten enz.
Eind jaren negentig mocht ik na een pittige opleiding op het opleidingscentrum in Hoogerheide aan de slag.
Eén van mijn eerste klussen is een geweldige klus. Een vader heeft zijn kind weggehaald bij de moeder en is onvindbaar. In de rechtszaak voorafgaand heeft de vader van de rechter te horen gekregen dat hij zijn kind niet meer mag zien en dat dit toegewezen is aan de moeder, zijn ex-vrouw. Na de rechtszaak is hij naar het kinderdagverblijf gegaan en heeft het kind ontvoerd. Hij heeft vervolgens zijn ex-vrouw gebeld en haar gezegd dat hij, als ze de politie gaat waarschuwen, hij het kind gaat vermoorden. De vrouw is toch hierop naar de politie gegaan met de informatie en via de recherche wordt contact opgenomen met de officier van justitie. Deze beveelt de aanhouding van de man buiten heterdaad, maar dit moet wel met de nodige voorzichtigheid gebeuren. De vrouw heeft verteld dat ze aanstaande zondag haar kind mag zien en wel op het metrostation X op het perron. Maar haar ex-man heeft wel gezegd dat hij, bij het zien van de politie, een mes op het kind zal zetten en het zal doden.

Met een team van 12 leden gaan we aan de slag. Er moet van alles geregeld worden. Allereerst wordt overlegd dat het metrostation op alle plaatsen ‘bezet’ moet worden. Nu hebben we het probleem dat het metrostation niet groot is, zodat we met niet teveel mensen aanwezig kunnen zijn. Een aanval op de man en het kind op het station zelf is uitgesloten. Politie in uniform mag absoluut niet in de buurt komen, dus wordt besloten om de ontmoeting ‘gewoon’ te laten plaatsvinden, de man hierna met het kind te laten vertrekken en buiten het metrostation tot de aanhouding over te gaan. We hebben geen idee of de man met een auto komt, een fiets of met de metro. Meest voor de hand is met de metro, maar om alles uit te sluiten hebben we 4 snelle onherkenbare auto’s ter beschikking die we op strategische posities parkeren. Verder bevindt zich op het metrostation een loket, een hokje met zicht op beide perrons. Met de leiding van de RET wordt contact opgenomen en we regelen dat er een collega, samen met een echte RET-medewerker die, wel grappig, ook tevens vrijwilliger is bij de politie plaatsnemen in het hokje.
Dit alles in overleg met de leiding van de RET, er mocht immers geen enkele RET-er weten van de missie. Ik krijg de opdracht om vermomd als hippie op het perron te gaan zitten. Iedereen is voorzien van verbindingsapparatuur, mooi verborgen onder de kleding evenals ons vuurwapen.

De ontmoeting zal ’s ochtends om 10:00 uur plaatsvinden, op het perron. Op zondagochtend om 06:00 uur verzamelen we ons op het politiebureau Zuidplein voor de briefing. Er hangt op dat moment een gespannen sfeer, want je wilt maximaal slagen voor deze klus. Alle taken worden verdeeld, de verbindingsapparatuur wordt getest. Er wordt ons een foto getoond van de vrouw, zodat we haar ook herkennen. Middels een plattegrond worden alle uitgangsposities nog eens doorgenomen en ik verkleed me. Ik zie er werkelijk niet uit. Collega’s gieren van de lach als ze me zien na mijn verkleedpartij. Mijn rugzak vul ik met een blik bier en diverse kledingstukken.

We nemen alle scenario’s door en spreken af dat bij de aanhouding vader en kind zo snel mogelijk gescheiden dienen te worden, zodat het kind niets overkomt. Het moet dus echt een verrassing zijn voor de man. Nou…. Dat wordt het ook!

Omstreeks 09:00 uur zijn we in verhoogde staat van paraatheid. Via stiekeme middelen horen we dat moeder contact heeft gehad en ze inderdaad op metrostation X de afspraak hebben om 10:00 uur. Dat is dus mooi. Om 09:30 uur verschijnt er op het metrostation een vrouw die we herkennen van de foto. De moeder is er dus. Via een klein microfoontje in mijn oor hoor ik de berichtgeving aan alle posten dat ze gearriveerd is op het station. Ik zit op dat moment in het metrostation op de grond in de hal met een blik bier in mijn handen. Inmiddels hebben al vele reizigers misprijzend naar mij gekeken, wel leuk hoe mensen dan naar je kijken en je beoordelen.
Ik merk dat de vrouw erg zenuwachtig is, want ze loopt te ijsberen door de hal van het station. Ze kijkt continue om haar heen. Ze loopt naar het loket van het RET-hokje en spreekt de “RET-medewerkers” aan. Ze vraagt aan hen of ze politie gezien hebben op het station. Ze verwacht dus kennelijk dat de politie zichtbaar op het station aanwezig is om haar ex-man aan te houden. We zijn er wel, maar niet zichtbaar. Ze zal wel gedacht hebben: "de politie doet niks !".

Kort voor 10:00 uur krijgt één van onze mensen de verdachte in het vizier. Hij stapt uit de metro en heeft gelukkig het kind bij zich in een buggy. Het wordt voorlopig scenario 1 dus. De vrouw maakt contact met haar ex-man, haalt haar kind uit de buggy en knuffelt deze. Ook de verdachte is zenuwachtig en kijkt continue om zich heen. Na enige tijd is te zien dat ze een heftige discussie voeren en we zien dat de verdachte heftig ‘nee’ schudt. We krijgen de indruk dat de vrouw het kind bij zich wil houden en niet terug wil geven. Via de mobilofoon krijgen we van onze groepscommandant door dat we alleen mogen ingrijpen als de verdachte en de vrouw een worsteling krijgen om het kind en hij eventueel geweld daarbij gaat gebruiken. Gelukkig gebeurt dit niet en de vrouw geeft het kind al huilend terug aan de verdachte. Deze plaatst het kind in de buggy. De vrouw buigt zich nog een keer over het kind heen en knuffelt het. Het is best zielig om dit te aanschouwen, omdat ze zich kennelijk hulpeloos alleen vindt. Ik denk bij mezelf : "nog even wachten, meid. Dan heb je je kind terug !" Hierna trekt de verdachte de buggy met het kind weg en loopt weg naar het perron. De collega RET-medewerker neemt contact op met de centrale om de aankomende metro te vertragen, zodat wij de tijd hebben om ons gereed te maken. Uit het zicht van de vrouw spoed ik me naar het hokje van RET en kleed me om in een heel andere outfit, gewoon als toerist. Ik loop het perron op met mijn krantje en ga in de buurt van de verdachte quasi mijn krantje zitten lezen. Ik heb, denk ik, geen letter van de krant gelezen, sterker nog, ik weet niet eens wat er in de krant gestaan heeft. Dan komt de metro er aan en stapt de verdachte in. Ik geef door dat de verdachte definitief in de metro gestapt is. Op dat moment beginnen de collega’s in de burgerauto’s om ons heen te zwermen. Ik zie dat de verdachte zich kennelijk ontspant, want hij heeft alle aandacht voor het kind, geeft het een lange vinger en een bekertje drinken. Ik geef door dat we metrostation Y  binnenrijden en zie dat de verdachte geen aanstalten maakte om uit te stappen. De metrobestuurder heeft de opdracht gekregen om aanzienlijk traag te handelen, zodat wij meer tijd hebben om bij elkaar te blijven. Het is best leuk om te zien dat er passagiers zijn die zich ergeren aan de trage bestuurder. Later blijkt ook dat de bestuurder er niks van snapte waarom hij zo traag moest zijn, hij is na de actie uiteraard wel ingelicht.
Korte tijd later rijden we het station weer uit richting B. Ik zie dat de verdachte zich gereed maakt om uit te stappen en geef dit door aan de collega’s op straat. Deze verzamelen zich rondom metrostation B en wachten in spanning af op mijn berichtgeving.

Dan stapt de verdachte uit op metrostation B. Ik stap ook uit en loop nonchalant achter de verdachte aan. Binnenin bonkt mijn hart, ik sta helemaal op scherp. Ik geef door dat de verdachte het metrostation verlaat en richting het park loopt.  Wanneer ik doorgeef dat we het park binnen lopen,  krijgen we van onze groepscommandant door dat we overgaan tot het aanhouden. Twee auto’s met elk twee collega’s worden dicht bij het park gepositioneerd tot ze een sein krijgen om het park binnen te rijden. Het aanvalsplan wordt gemaakt. Zes collega’s in drie koppels lopen van drie kanten het park binnen. Bij het passeren van de verdachte  ‘scheppen’ en ‘bevriezen’ we hem. Dit komt neer op het beetpakken van de verdachte onder de oksels en vloeren. Daarna boeien en wachten tot er een auto ter plaatse komt om hem af te voeren.

Ik ben getuige van een prachtig schouwspel, omdat ik de verdachte vrij dicht genaderd ben. Twee collega’s lopen zogenaamd druk pratend met elkaar op de verdachte af. De verdachte heeft dit misschien gezien, maar wat is er nou zo bijzonder aan twee mannen die ‘gezellig’ met elkaar lopen te praten. Maar schijn bedriegt want op het moment dat de ene collega hem links en de andere collega hem rechts passeert vliegt hij door de lucht heen en belandt met een smak op de grond. Razendsnel wordt hij op zijn buik gedraaid en geboeid. Hij gilt moord en brand en roept dat ze hem niet dood moesten maken. Ik snel toe, grijp de buggy en maakt me hiermee uit de voeten. Het was vrij druk in het park, dus het levert vrij veel aandacht van het publiek op. Een auto komt over het wandelpad aangescheurd en stopt bij de verdachte. Deze wordt snel ingeladen, op zijn buik liggend op de achterbank met daarop zittend een collega. Ik pak het kind uit de buggy en neem het op mijn arm. Het kind krijst alles aan elkaar bij het zien van zo’n vreemde vent. In de tweede auto, die inmiddels aan komt rijden, proppen we de buggy, we stappen in en rijden weg, voordat het publiek tijd heeft om te reageren op deze ‘ontvoering’. Missie geslaagd.
Voldaan kijken wij elkaar aan, wat een geweldige actie, zonder problemen. Onderweg naar het bureau krijgen we te horen dat de meldkamer plat gebeld wordt dat er een man en een kind zojuist zijn ontvoerd uit het park. Er worden een aantal surveillanceauto’s op afgestuurd, maar na een telefoontje met de meldkamer worden deze geannuleerd.
Op het bureau gekomen blijkt de verdachte ‘het in zijn broek’ gedaan te hebben, zo bang was hij geweest. Ondanks dat de collega’s hem bij de aanhouding meerdere malen hebben verteld dat we van de Politie zijn, gelooft hij het pas als hij het bureau binnen gaat. Hij vertelt later dat hij echt dacht dat hij vermoord zou worden door een bende.
Hij verklaart dat hij nooit van plan is geweest om zijn kind iets aan te doen, maar dit uit kwaadheid heeft gezegd tegen de rechter. Onze actie is een harde maar goede les voor hem geweest.

Korte tijd later ontfermt zich een blijde moeder over haar kind. Ze vraagt aan de recherche op wat voor manier we haar kind hier gekregen hebben, maar daar heeft ze tot op heden naar kunnen gissen.

maandag 25 november 2013

Brand in een woning


We hebben die avond in december video-surveillance met een onopvallende Volvo van de Verkeerspolitie. De auto is uitgerust met een permanent draaiende video-camera, waarbij de beelden ‘live’ opgenomen worden. Deze beelden kunnen dan direct teruggekeken worden, zodat overtreders hun capriolen kunnen bekijken. Gekomen op het Vaanplein te Rotterdam moet ik hoognodig naar het toilet. We besluiten even door te rijden naar een politiebureau. Net als we onze auto voor het bureau geparkeerd hebben en zijn uitgestapt  horen we via de mobilofoon een melding van een brand in de woning aan de X weg door de meldkamer. Er wordt tevens doorgegeven dat er zich nog mensen in de woning bevinden. Plaatselijk goed bekend roep ik tegen mijn collega dat dit heel dichtbij is. Hierop springen we in de auto en rijden naar het pand toe. De videocamera draait lustig mee. Gekomen voor het pand slaan de vlammen hier al uit. Het blijkt op de derde verdieping te zijn. Voordat ik uitstap richt ik de videocamera op het brandende pand. Op dat moment zie ik niet dat achter de vlammen, die uit het raam slaan, een persoon aan de dakgoot hangt.
Ik ren naar de portiekdeur van het pand toe en vraag aan omstanders of ze weten waar de bewoners zijn of dat ze mogelijk nog binnen zijn. Ik hoor iemand zeggen dat ik dan even naar boven moet kijken, dan kon ik de bewoner zien.

Wat ik toen zag was verschrikkelijk…. Aan de dakgoot hangt een man, die wanhopig probeert aan de vlammen te ontkomen. In een flits schiet nog door me heen hoe die ‘iemand’ dit op zo’n koele toon kan zeggen, terwijl daar een mens in doodsnood aan de dakgoot hangt.  Achteraf kan ik hier nog kwaad om worden.

Ik schreeuw tegen het slachtoffer dat hij vol moet houden en dat de brandweer eraan komt. Ik heb geen idee of hij het gehoord heeft, maar hoor inmiddels wel de brandweer aan komen, omdat de kazerne dichtbij is.

De brand slaat uit en vurige tongen lekken langs het raam richting de man. Ik zie dan dat de vlammen vat krijgen op de kleding van het slachtoffer. Er klinken doodskreten en ik schreeuw nogmaals dat hij vol moet houden. Inmiddels is de ladderwagen ter plaatse en komt er een brandweerman naast mij staan. Ik wijs naar het slachtoffer en vertel dat ik niet weet of er nog meer bewoners binnen zijn. De brandweerman trekt mij een stuk terug, terwijl zijn collega’s zo snel mogelijk de ladder in positie willen brengen.

Helaas is het te laat want op het moment dat we even met elkaar staan te overleggen wat we verder nog kunnen doen, laat het slachtoffer los en valt naar beneden. Het geluid als hij neerkomt klinkt  als of er een zak aardappelen op de grond neergesmeten wordt. Ik sta eigenlijk perplex te kijken tot ik een stomp van de brandweerman krijg die roept dat we het slachtoffer weg moeten halen onder het pand vandaan.
We grijpen allebei een arm van het slachtoffer en slepen hem onder het brandende pand vandaan. De arm die ik vastpak is ontveld en geblakerd en de lucht die ik ruik is erbarmelijk. Bij de brandweerwagen wordt het slachtoffer door de brandweermensen gekoeld. Ik hoor hem kreunen en kniel naast hem neer. Ik vraag hem naar zijn naam, maar krijg geen contact met hem. Het gezicht van het slachtoffer is vreselijk verbrand en ik heb weinig hoop meer dat hij het redt.
Dat blijkt ook achteraf want na drie uur overlijdt hij.

Teruggekomen in de auto, spoelen we de videoband terug. Ik realiseer me dat de videocamera naar boven gericht stond. Achter de vlammen zien we de man aan de dakgoot hangen tot de tijd dat hij loslaat en naar beneden valt. We hebben er even over nagedacht en hebben hierna de beelden gewist, zodat niemand over deze gruwelijke beelden kan beschikken. We zijn hierna al vrij snel naar het bureau teruggegaan, want op zulke momenten heb je weinig lust meer om je werk te doen en zit je er totaal niet meer met je ‘koppie’ bij.

Op 29 oktober 2013 verschijnen foto’s via whatsapp waarbij 2 monteurs op een brandende windmolen staan, kort voor ze door de vlammen gegrepen worden. Dit roept herinneringen bij me op aan bovenstaand incident. Via twitter roep ik op om de foto te wissen voor ze een onuitwisbare indruk maken. Ik krijg heel veel steun, waarbij de fotograaf zelfs zijn foto verwijdert nadat bekend was dat beide monteurs om het leven waren gekomen. Maar ook krijg ik stevige kritiek waar ik me mee bemoei en wordt de foto door hackers teruggetoverd en op internet geplaatst. Maar ik kan me wel verplaatsen in de hulpverleners die bij het incident in Ooltgensplaat zijn geweest.
Je vergeet dit nooit meer.

maandag 18 november 2013

Dierenliefde


De politie krijgt ook te maken met meldingen over dieren. Dat varieert van dieren die mishandeld zijn/worden, overlast van blaffende honden of een ontsnapt reptiel waarvan verwacht wordt dat we die even met onze blote handen komen vangen. Afkomstig van het platteland en opgegroeid met allerlei dieren heb ik redelijk wat ervaring met dieren. Maar hoe mooi de natuur door haar Schepper gemaakt is, beseffen we maar al te goed na de melding van de Charloisse Lagendijk.

Een andere politieauto krijgt de melding van een schaap wat op zijn rug ligt. Omdat ik weet wie er op deze auto zitten hoor ik ze denkbeeldig al mopperen. Daar is de dierenambulance toch voor en niet de politie?. Maar we hebben Piet in dienst en die weet met schapen om te gaan.

Nog geen minuut later worden Reinier en ik geroepen met de vraag of we daar niet naar toe willen komen om te helpen. Stiekem zijn we al die richting opgereden omdat ik de vraag al verwacht had.

Ter plaatse zien we inderdaad een schaap in de weide liggen. Een aantal schapen erom heen staan ‘schaapachtig’naar hun maatje te kijken, maar ook een paard erbij. Om in de weide te komen, moeten we eerst over een hek heen klimmen. We plaatsen onze schuifladder tegen het hek en klimmen hier met z’n vieren overheen.

Gekomen in de buurt van het schaap, zie ik dat uit het achterwerk van het schaap de kop van een lam steekt. Ik loop naar het schaap toe, maar wat er dan gebeurt is enerzijds schrikken, maar aan de andere kant wonderlijk mooi. Het paard stampvoet en gaat over het schaap heen staan. Wat denken wij wel niet dat om zijn maatje kwaad te gaan doen? Ik probeer het paard op z’n gemak te stellen, maar deze wordt steeds wilder. Strelen op z’n hals en liefelijke woordjes spreken levert me alleen een paar forse bijtpogingen op richting mijn arm. Het paard duldt niet dat we bij het schaap komen. Ik pak mijn wapenstok en probeer het paard weg te prikken, maar hierdoor gaat het paard bijna op het schaap staan. Daar sta je dan, drie collega’s die mij uit staan te lachen, een paard wat zijn maatje beschermt en een lammerend schaap waar je niet bij kunt komen.

Maar opgeven staat niet in mijn woordenboek en snelheid is geboden.

Ik vraag aan Reinier om de ladder te pakken en deze aan mij te geven. Met de ladder horizontaal houdend loop ik op het paard af. Deze deinst van dit gevaarlijke ding achteruit en zo krijgen we ruimte om het schaap te pakken. Ik roep naar Reiner en de andere twee collega’s dat ze als een speer het schaap moeten pakken en naar het schuurtje 20 meter verderop moeten slepen, maar met drie angsthazen valt het niet mee. Met z’n drieën pakken ze het schaap beet en willen het gaan slepen, maar het paard slaat toe. Ik krijg een enorme duw en val met ladder en al achterover in de drassige weide. De collega’s zetten het op een lopen en we zijn weer terug bij af. Ik krabbel overeind en lijk op een modderkruiper.

Het paard staat weer over het schaap heen en wordt steeds kwader. Maar mijn geduld raakt ook op en als een indiaan storm ik met de opgeheven ladder op het paard af. Ik geef hem een gepaste mep met de ladder. Ik duw en schreeuw en weet het paard weer terug te dringen. Maar de natuur heeft hem geleerd dat er aan beide zijden van de ladder een ontsnappingsruimte is. Het lijkt wel een kat en muisspel. Het paard probeert rechts langs de ladder te komen en ik blokkeer hem door naar rechts te springen. Het paard probeert dan links langs de ladder te komen en ik blokkeer hem links. Ik schreeuw naar de collega’s dat ze op moeten schieten en het schaap zo snel mogelijk beet moeten pakken en naar de schuur moeten slepen. Gelukkig lukt het dit keer wel en binnen de tijd want ik was werkelijk bekaf. Het lijkt wel een hindernisbaan die ik gelopen heb, maar dan met volledige bepakking.
Snel leg ik de ladder voor de schuur neer en doe de deur dicht.

Ik trek handschoenen aan, pak de kop van het lam beet en probeer het eruit te trekken. Dit lukt niet omdat de pootjes gebogen zitten. Ook is het schaap vermoeid van alle omstandigheden dus dat werkt ook niet mee. Jammer genoeg bemerk ik dat het lam al dood is, maar als het nog langer blijft zitten gaat het schaap ook dood.
Gelukkig blijkt de boer al gewaarschuwd te zijn en samen met hem halen we het dode lam eruit.
Het schaap krijgt een spuit tegen de infectie en blijkt er later weer bovenop gekomen te zijn.

De meldster en een aantal wandelaars blijken de hele vertoning gezien te hebben en smakelijk gelachen te hebben om de rodeo-agenten.

Een hele ervaring rijker en met ontzettende smerige stinkende kleding vertrekken we naar het bureau om ons om te kleden.

Mooi om te horen is dat de boer vertelt dat het paard normaal gesproken een ontzettend lief en rustig dier is en hij zich niet voor kan stellen dat zijn paard zo tekeer is gegaan. Maar dat is nou dierenliefde. Hij beschermde zijn hulpeloze maatje.


Sinds kort hebben we de dierenpolitie, enthousiaste collega's, die speciaal opgeleid zijn om dierenmishandeling en verwaarlozing te herkennen. Verder zijn ze de burgers van dienst bij dierenkwesties of geschillen, zoals bijvoorbeeld een hond die langdurig zit te blaffen op een balkon en mogelijk verwaarloosd wordt of een paard wat kreupel in een smerige omgeving loopt. Hiervoor is een speciaal telefoonnummer geopend : 144

Voor meer informatie zie de website : http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/politie/vraag-en-antwoord/behandeling-melding-144.html

Dit keer kwamen de collega's van de dierenolitie ook ter plaatse, die hartelijk gelachen hebben, toen ze van onze capriolen hoorden. Ze hoefden gelukkig niet op te treden, omdat er geen sprake was van strafbare feiten.



 

maandag 11 november 2013

Inbraak heterdaad !

Gelukkig hebben veel mensen nooit te maken met een inbraak in hun woning, maar de impact bij hen die het wel overkomt, kan zeer groot zijn.
Een inbraak is een inbreuk in je vertrouwde leefomgeving, je persoonlijke levenssfeer. Ondanks de grote inzet van de collega’s hebben we helaas te weinig capaciteit om dit een halt toe te roepen. Mooi om te zien dat door collega’s een actie op touw is gezet met als doel de burgers bewust te maken van inbraken en zo proberen het aantal woninginbraken te verminderen. Een dag die hiervoor is gekozen is 11/12/’13. Op deze dag willen de collega’s het voor elkaar krijgen om, in samenwerking met de burgers en hun daarbij genomen initiatieven, het woninginbrakenaantal op nul te krijgen. Doe mee aan deze actie om een vuist te maken tegen woninginbrekers. Bekijk hun website op http://www.1dagniet.nl/

Omstreeks 00:30 uur roept de meldkamer mijn collega Jessica en mij en meldt een inbraak heterdaad in een woning op de A straat.
We zitten daar niet ver bij vandaan, dus geven we een beetje gas bij om zeker de inbreker niet te missen. Bewoners van een nabij gelegen woning hebben gezien dat er een manspersoon in het zwart gekleed, klein van postuur, via een ladder op de eerste verdieping van een huis naar binnen geklommen is.
Ze weten zeker dat de man nog niet door het geopende raam naar buiten gekomen is.
Gekomen bij de hoekwoning omsingelen wij deze. Jessica wacht aan de voorzijde van de woning en ik loop naar de achterzijde. Zodra ik de tuin inloop zie ik een ladder staan en haal deze weg, zodat ik in ieder geval de inbreker verhinder om via de ladder weer terug te komen. Ik leg de ladder op de grond en zie hierna dat er een been verschijnt die zijn weg zoekt naar de ladder. Vervolgens verschijnt er een tweede been en daarna komt een achterwerk tevoorschijn. De inbreker heeft mij nog niet opgemerkt en omdat ik niet wil dat hij op de grond valt, roep ik met luide stem dat ik van de politie ben en hij aangehouden is. Bliksemsnel trekt hij zich terug en verdwijnt weer in de woning.
Helaas is Jessica in de veronderstelling dat ik de inbreker te pakken heb in de tuin als ze mij hoort roepen, want ze verlaat haar positie aan de voorzijde en komt naar de achterzijde.
Ik roep dat ze aan de voorzijde moet blijven staan, want de inbreker zit nog in het huis.
Even met dezelfde snelheid als waar de benen het huis weer zijn ingetrokken, verlaat de inbreker het huis aan de voorzijde. Ik hoor Jessica roepen: Daar gaat hij!
Ik zet de achtervolging in en geef tegelijkertijd aan de meldkamer door dat de inbreker er te voet vandoor is richting de C buurt. Ook Jessica rent achter de inbreker aan en we splitsen ons bij de kleine woningen in de C buurt. Plotseling hoor ik een schot, een grote doffe klap en vervolgens een scala aan scheldwoorden. Ik roep of ze gewond is geraakt, maar ze roept dat ze op haar gezicht is gevallen en een waarschuwingsschot heeft gelost.
Niet wetende waarom ze een waarschuwingsschot heeft gelost ren ik parallel door de steegjes heen in de richting waarvan ik vermoed dat de inbreker is gerend. Aan het einde van het steegje heb ik een ruim overzicht over het voetbalveld en de O straat. Ik zie helemaal niemand lopen of rennen. Het lijkt me sterk dat de inbreker hier al over is gestoken, dus moet hij nog in het parallel lopende steegje zitten.
Omdat er een waarschuwingsschot is gelost en ik niet zeker weet of de inbreker gewapend dan wel ongewapend is, neem ik uit voorzorg mijn pistool ter hand. Ik sluip zachtjes richting het steegje en zie tot mijn verbazing in het licht van de lantaarns een persoon gehurkt zitten achter de struiken, met zijn rug naar mij toe. Ik zie dat hij in zijn rechterhand een zwart voorwerp geklemd heeft. Mijn hart bonst in mijn keel, omdat ik vermoed dat het zwarte voorwerp wel eens een vuurwapen kan zijn. Ik sluip naderbij met getrokken pistool, gericht op de inbreker. Dan gaan de radertjes in je hoofd op volle toeren werken. Wat ga ik doen als hij zich omkeert, mij ziet en het vuurwapen op mij richt? Ik ga hem neerschieten, flitst het door mijn hoofd heen. Ik besluit om hem van dichtbij te benaderen en met een grote brul aan te roepen. Helaas verloopt altijd niet alles volgens plan, want van de kant van de O straat komt een politieauto aangescheurd die precies voor het paadje stopt. Niet wetende dat ik als een tijger in de aanslag zit om mijn prooi te bespringen springt collega Leo uit de auto en komt het paadje inlopen.
De inbreker draait zich om en rent in mijn richting. Ik schreeuw dat hij het wapen moet laten vallen, anders zou ik hem neer ‘knallen’. Doordat hij zo’n vaart heeft komt hij echter op 10 centimeter afstand van mijn gerichte pistool tot stilstand. De inbreker kijkt van dichtbij in de loop van mijn pistool en staat als aan de grond genageld, ik denk ook vooral door mijn niet al te vrolijke blik. Schieten is geen optie, dus in een reflex sla ik hem met mijn pistool met kracht boven op zijn hoofd. Ik zie het draaiende oogwit van de inbreker die met een hevig gekreun in elkaar zakt. Ik berg mijn pistool en grijp de arm van de inbreker, die inmiddels op de grond ligt, beet waar ik zojuist het zwarte voorwerp heb gezien. Het zwarte voorwerp blijkt een stel lederen handschoenen te zijn die hij in zijn rechterhand heeft.
Wat ben ik blij dat ik niet geschoten heb! De inbreker komt inmiddels weer aardig bij kennis. Ik zie dat het de bekende woninginbreker Z is die erom bekend staat dat hij altijd verzet biedt tijdens zijn aanhouding. Z  weigert zijn armen op zijn rug te doen en gaat wederom in het verzet. Gelukkig is inmiddels Leo bij mij en samen brengen we Z onder controle. Hij blijkt een grote bloedende hoofdwond te hebben, waardoor we eerst de spoedeisende hulp moeten bezoeken. Nadat Z is voorzien van 6 hechtingen mag hij mee naar het bureau.
Tijdens de fouillering treffen we diverse sieraden aan die hij kennelijk bij de inbraak heeft ontvreemd en zag ik ook dat hij een natte plek in zijn broek had.

Hij vindt mij niet erg aardig, want als blikken kunnen doden zou ik er nu niet meer geweest zijn. Jessica blijkt tijdens het rennen door de bosschages prikkeldraad tegen gekomen te zijn. Denkende dat het een vrije doorgang was, smakte ze met een doffe klap voorover in de struiken. Ze hield er een kapotte broek en twee geschaafde knieën aan over.
Tijdens zijn verhoor verklaart Z dat hij de politieagent, die hem aangehouden had, een gestoorde vond die hem kennelijk had willen doodschieten. Hij was zo bang geweest dat hij in zijn broek geplast had. Hij wilde een klacht tegen mij indienen en wilde aangifte van mishandeling en vernieling van zijn kleding doen.
Als ik dit verhaal schrijf verschijnt er nog een vette glimlach op mijn gezicht. Gezien de staat van dienst van de inbreker heeft deze eens een keer een koekje van eigen deeg gehad. Van de klacht of aangifte heb ik nooit meer wat gehoord.

maandag 4 november 2013

Als u dit bericht leest………

Als de blaadjes gaan vallen en de donkere dagen beginnen, kan het zijn dat de gemoedstoestand van sommige mensen verandert. Zeker degenen die moeite hebben om zich overeind te houden in de maatschappij, krijgen het dan weer moeilijk en sommigen overzien het niet meer.

Zo ook Karel (gefingeerd), die ik controleer op straat en gesignaleerd blijkt te staan. Het blijken niet onherroepelijke vonnissen te zijn voor een bedrag van niet minder dan 4000 euro. Dat betekent dat ik hem deze vonnissen moet mededelen, waarna hij nog 14 dagen de tijd heeft om daar tegen in beroep te gaan.
Ik neem de tijd voor een praatje, want ik merk dat Karel hierom verlegen zit. Hij maakt een trieste indruk op me en belangstellend vraag ik hem hoe het komt dat hij zoveel boetes heeft openstaan. Karel vertelt mij zijn levensverhaal. Hij komt uit een gezin waar vader moeder het leven zuur maakte. Vader was zwaar alcoholist en sloeg zijn moeder veelvuldig als hij weer eens flink dronken was. Als Karel, zijn broer en zus het dan voor moeder opnamen, kregen ook zij een flink pak slaag. Toen moeder jong stierf, zijn ze met z’n drieën uit huis geplaatst en in pleeggezinnen ondergebracht. Zijn vader stierf uiteindelijk door overmatig alcoholgebruik en zijn broer pleegde zelfmoord. Hij heeft alleen nog een zus, waar hij nog contact mee onderhoudt. Echter, zij is ook de verkeerde echtgenoot tegen het lijf gelopen. Zijn zwager is zwaar alcoholverslaafd en mishandelt haar geregeld.

Ook met  Karel gaat het de verkeerde kant uit . Hij valt ten prooi aan verkeerde vrienden. Vrienden die telefoonabonnementen op zijn naam afsluiten, vrienden die auto’s op de naam van Karel plaatsen en vervolgens overtredingen plegen waarvan de boetes bij Karel op de mat vielen. Ook heeft Karel een volgens zijn zeggen flinke belastingschuld. Karel vertelt een mislukkeling te zijn en binnenkort een einde aan zijn leven te willen maken. Kennelijk heb ik zijn vertrouwen gewonnen, want hij vraagt mij of ik hem wil helpen. Ik vraag hem wat hij daarmee bedoelt en hij vertelt dat hij echt binnenkort zelfmoord gaat plegen. Ik vind dit een rare vraag en sta hem, denk ik, even onnozel aan te kijken. Hij schiet warempel in de lach en zegt dat ik hem niet hoef te helpen met zelfmoord maar of ik zijn zus in kennis wil stellen, nadat hij zelfmoord gepleegd heeft. Ik vertel hem dat ik niet van plan ben om hem mee te helpen met zijn zelfmoord en de planning hier omheen.

Ik bied hem aan om mee te helpen met hulp zoeken, maar dit weigert hij resoluut. Hij vertelt wel dat hij de politie hier absoluut niet gaat lastigvallen met het vinden van zijn dode lichaam, maar dat hij naar het buitenland gaat en op een “geliefde plek” in land Y zelfmoord gaat plegen. Ik vraag hem waar hij dat wil gaan doen en op wat voor manier dan, maar dit weigert hij mij te vertellen. Hij vraagt mij nogmaals of ik hem wil helpen om zijn zus in kennis te stellen. Ik besluit hem om mijn visitekaartje gegeven met daarop mijn naam, mijn telefoonnummer en … het faxnummer van het bureau en zeg dat hij mij kan bellen. Het zal wel meevallen, hij zal zich misschien nog bedenken zijn mijn gedachten. Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik werkelijk niet weet wat ik hiervan moet denken, ondanks het feit dat ik al heel wat rare snuiters op deze aardbol ontmoet heb.

Totdat ik een week later een fax vind in mijn postbakje op het bureau. De fax is drie dagen geleden verstuurd en aan mij gericht. De fax is afkomstig van Karel en verstuurd vanuit een hotel in land Y. Met verbijstering lees ik de fax.
Ik citeer:
“Geachte heer Kats, als u dit bericht leest ben ik waarschijnlijk al overleden. Ik vraag, aangezien mijn zus nu alleen is, of u haar de volgende bezittingen wil geven die klaar staan in mijn huis”. Hierna volgt een opsomming van allerlei goederen uit zijn huis. De brief gaat verder.. “de sleutel van mijn huis zit aan de brievenbusklep aan de binnenkant vastgeplakt, hiermee kunt u naar binnen. De reservesleutel naar mijn kamer zit al jaren linksachter geplakt aan het bruine bureau. Mijn brief zit aan de onderkant van het bureau geplakt. U vraagt zich af hoe het komt dat het nu allemaal zo goed en helder gaat. Ik ben hier al langer dan twee jaar mee bezig, nog voordat mijn andere broer het gedaan had. Het spijt me zeer dat u hierbij betrokken bent. Ik stuur u tevens mijn legitimatiebewijs op. Groet Karel”.

Ik heb echt geen behoefte om zelf naar het huisadres te gaan en bel de chef van dienst. Ik vertel hem het hele verhaal en vraag een machtiging tot binnentreden, omdat je niet zomaar een woning mag openmaken zonder reden. De chef verleent deze machtiging en gaat samen met de bemanning van een surveillanceauto naar het adres van Karel voor een onderzoek. Ik wacht met spanning af wat ze zullen aantreffen. De chef van dienst belt mij na een kwartier op. De sleutel van de woning is inderdaad aan de brievenbusklep bevestigd. De sleutel van de kamer is inderdaad linksachter geplakt aan het bruine bureau en ook de brief is aan de onderkant van het bureau geplakt. Karel is echter niet in de woning aanwezig. De fax is uit buitenland verstuurd, dus neem ik contact op met Interpol. Ik word eigenlijk al snel teruggebeld met de mededeling dat er in plaats X in land Y drie dagen geleden een geval van zelfdoding is geweest. Tot nu toe is de identiteit van het slachtoffer onbekend. Ik vertel dat ik het legitimatiebewijs van Karel in mijn bezit heb met daarop de foto. In rap tempo heb ik het legitimatiebewijs gescand en gemaild naar Interpol. Het raadsel van de onbekende dode is opgelost. Het is het ontzielde lichaam van Karel wat al drie dagen in land Y in een mortuarium ligt.

Aan de ene kant moet ik zeggen dat ik toch wel eens heb nagedacht of ik nou degene ben geweest die de laatste schakel was om zijn zelfdoding in werking te zetten. Dat geeft toch een raar gevoel, omdat ik hier absoluut niet aan mee wilde werken. Aan de andere kant ben ik een hulpverlener, die gewoon zijn werk doet en heb geprobeerd om Karel tot andere gedachten te brengen. Dat is helaas niet gelukt. In ieder geval heb ik dat gedaan wat Karel graag wilde, namelijk zijn zus in kennis stellen en haar zijn spullen geven.

 

 

maandag 28 oktober 2013

Vrachtwagenchauffeurs en politieagenten

Altijd een besproken onderwerp, de onderlinge verhouding tussen deze beroepsgroepen. Het lijkt of er een soort rivaliteit is, omdat soms deze beroepen elkaar bijten. En dan bedoel ik de corrigerende agent die de vrachtwagenchauffeur een bekeuring geeft voor het voeren van een (te) rijkelijk uitgebreide verlichting of voor de beroemde gordijntjes aan de zijruiten die het uitzicht belemmeren. Beide beroepen hebben echter wel een grote overeenkomst, namelijk passie voor hun werk. Maar het mooie is, als het er op aan komt, dat beiden bereid zijn om gezamenlijk als professional op te treden, zonder rivaliteit, eensgezind.

De politiemeldkamer wordt omstreeks 23:00 uur gebeld door een verontruste man die meldt dat zijn vrouw vanuit X dorp in verwarde toestand met de auto is vertrokken richting Rotterdam. Hij vermoedt dat ze van plan is om zelfmoord te gaan plegen. Nog geen paar minuten later regent het telefoontjes van een spookrijder op de rijksweg in de richting van Rotterdam.
Al snel wordt inderdaad het voertuig met de vrouw daarin gesignaleerd bij C dorp door een politieauto, die op de goede weghelft naast de auto gaat rijden. De vrouw reageert nergens op, ondanks dat de politieagenten verwoede pogingen doen, en rijdt door op de verkeerde weghelft. Diverse tegenliggers moeten uitwijken voor haar, maar dat hindert de vrouw niet.

Irene en ik rijden op dat moment door de B tunnel heen in de richting van de spookrijdster en besluiten om een verkeersstop te doen. We vertragen het verkeer achter ons en vormen zo een blokkade. We vragen de meldkamer met spoed om de B tunnel af te sluiten middels de slagbomen. Er staan twee vrachtwagens achter ons en we spreken de chauffeurs aan. Ik heb een plan, waar we een paar minuten de tijd voor hebben, voordat de spookrijdster bij ons zal zijn.
Ik vraag de vrachtwagenchauffeurs om hun vrachtwagens stil te zetten op rijstrook 1 en rijstrook 3. De overige auto’s laten we er achter staan. Vervolgens plaatsen we vliegensvlug onze politiebus op de vluchtstrook en zetten alle verlichting aan. Ik heb precies vrachtwagens te pakken die voorzien zijn van veel frontverlichting. Ik vertel in het kort tegen de chauffeurs dat er een spookrijdster aankomt die we willen laten stoppen en vraag hen alles aan te zetten, schijnwerpers, grote verlichting, kortom een circus aan verlichting.

In het midden op rijstrook 2 blijft een ontsnappingsgat, waar niets staat. Ik weet dat ik een risico neem, maar ze moet gestopt worden, voordat er doden vallen.
Ik roep naar Irene, die eerst helemaal mijn plan niet snapt, om alle grote spullen uit de bus aan mij te geven. De lege rijstrook 2 leggen we vol met attributen die in onze politiebus zitten. De (uitgeschoven) ladder, de schep, de veiligheidsvesten, de bezem, de dreg, alle pillonen, kortom een heel interieur leggen we uitgespreid over de nog lege rijstrook. De vrachtwagenchauffeurs leggen er ook de nodige obstakels bij. Het lijkt werkelijk op een vrijmarkt op Koninginnedag.
Alles moet in korte tijd gebeuren en dat lukt.
Ik pak een breekijzer in mijn handen, waarmee ik van plan ben om de voorruit mee aan diggelen te slaan, mocht ze over onze uitgestalde waren heen rijden met haar auto.
In de verte zien we koplampen opdoemen en rijdt ons een donkere auto spookrijdend tegemoet. Met spanning wachten we af wat ze gaat doen. Gaat ze afremmen en stoppen of duikt ze in het zwarte gat op rijstrook 2 met als gevolg dat ze haar auto vastrijd of stukrijd op alle attributen?
We zien dat ze afremt en eigenlijk vrijwel tot stilstand komt op honderd meter van ons. We zien haar witte gezicht afsteken tegen de giga verlichting van de vrachtwagens. Ze moet werkelijk geen steek voor ogen gezien hebben.
Ons plan is gelukt. Collega’s van de politie stormen op de auto af als een roofdier die een prooi bespringt en trekken haar achter het stuur vandaan.
De vrachtwagenchauffeurs zijn apetrots op hun bijdrage, maar ik kan je vertellen dat ik nat was van het zweet.
Reken maar dat de chauffeurs gelachen hebben om die twee maffe politieagenten die de inboedel van hun politieauto over de weg gespreid hadden, maar we hebben met z’n allen wel eendrachtig ons doel bereikt.

De meldkamer vraagt, nadat het voertuig van de spookrijdster van de weg is gehaald, of ze de afgesloten tunnel weer vrij kunnen geven voor het verkeer.
Irene vraagt aan de meldkamer of ze nog even kunnen wachten, om eerst even onze spullen van de vrijmarkt van de weg te halen. De meldkamer begrijpt hier natuurlijk niets van. Nadat Irene heeft uitgelegd dat we een rijstrook bezaaid hebben met onze inboedel moeten ze hard lachen, ze hadden dit graag willen zien! Al toeterend verlaten de chauffeurs hun positie en rijden verder. Wat een geweldig resultaat.
De vrouw werd overigens met succes behandeld voor haar psychische problemen.


 

dinsdag 22 oktober 2013

Mannen in leren broeken


In bijzondere situaties hebben politiemensen de bevoegdheid om een vervoermiddel te vorderen van een burger. Dat kan een fiets, maar ook een auto zijn, uiteraard wel in het redelijke en geen vliegtuig bijvoorbeeld. Hierbij gaat het totaal niet om de macht, die we dan hebben om zoiets te doen,  even te tonen maar om de burgers te beschermen vanwege een incident waarbij direct opgetreden moet worden en wel zo snel mogelijk.

Het was een snikhete zomerdag toen we met vier motoren van de Verkeerspolitie een Aso-controle moesten gaan doen in een naburige gemeente. Aso is een afkorting van Aanpak Scooter Overlast, wat kortweg neerkomt op scooters van de weg plukken en naar de testbank brengen om te kijken of ze opgevoerd zijn. Het gaat dan met name om de aanpak van de ‘veelplegers’, ofwel de bestrijding van de hardnekkigen in de samenleving die de gewone burger het leven zuur maakt.

Ik verwachtte eigenlijk een beetje een saaie dienst in de doorgaans rustige gemeente B, maar dat pakte toch even anders uit. We hadden kort onze motoren geparkeerd op de binnenplaats van het bureau, onze harnassen uitgetrokken en het bureau binnengewandeld toen er een melding van een schietpartij aan de X straat in die gemeente kwam. Ik was kennelijk de enige die op dat moment de melding hoorde, want niemand van de aanwezige collega’s reageerde terwijl we daar toch met zo’n tien collega’s waren. Ik hoorde de meldkamer nogmaals om een wagen in gemeente B vragen voor de melding schietpartij X straat en herhaalde zelf de melding luidkeels dat er iemand was neergeschoten in de X straat. Het leek wel of er een bom ontplofte. Collega’s vlogen uit hun stoel en grepen naar sleutels, kogelwerende vesten enz. Ik vroeg aan Mark, een collega van het bureau waar de  X straat lag. Hij riep dat dit schuin tegenover het bureau moest zijn. Niet de moeite om ons eerst aan te kleden en de motor te pakken dus! Ik bedacht me geen moment en rende samen met mijn collega-motordiender Richard aan de voorkant het bureau uit.

We renden richting de rotonde van de C weg, want daar moest het ergens zijn. Het bleek echter geen klein stukje te zijn maar een goeie kilometer. En dat met rond de 30 graden in een leren motorbroek en laarzen. Wel in ons T-shirtje dan met steek/kogelwerend vest eronder. Na 400 meter verder hingen onze tongen eruit. Ik zag een vrouw op een fiets ons tegemoet komen en schreeuwde, toen ze dichtbij mij was, dat ik van de politie was en dat ze haar fiets aan mij moest geven. De vrouw gaf een gil en sprong van haar fiets af. Eerlijk gezegd zagen we er eerder uit als bankovervallers met een blauw T-shirt en zwarte leren broeken met zwarte laarzen. Ik greep de fiets van de vrouw, draaide deze 180 graden en sprong erop. Richard was verder gerend, maar deze haalde ik al snel in. Ik snauwde naar hem dat hij achterop moest springen. Richard, al gauw met al zijn spullen aan zeker goed voor 100 kilo, was een zware kluif  voor de fiets. Deze kreunde onder de belasting van 190 kilo aan motordiender, de achterband was haast plat. Maar we kwamen wel vooruit, al leek het of ik een etappe van de Tour de France met een stevige berghelling aan het nemen was. Ik weet nog goed dat ik een wandelend ouder echtpaar naderde en schreeuwde naar hen waar de X straat was. Ze gaven echter totaal geen antwoord en bekeken ons met grote ogen en open mond. Ze zeiden niets, totaal niets, dus fietste ik verder in de richting waar ik dacht dat de straat kon zijn. Ik hoorde sirenes achter mijn rug en er kwam ons een politiebusje met zwaailicht en sirene voorbij. Ik was hier blij mee, want dat gaf me moed om verder te fietsen omdat we in de goede richting reden. Ik zag dat het politiebusje de eerstvolgende straat aan de rechterkant insloeg en hoorde dat de sirene werd uitgezet. Dat was voor mij het sein dat dit de X straat moest zijn. Ik stak de weg over, zag het bordje X straat staan en schreeuwde naar Richard, die nog steeds achterop zat, dat we ter plaatse waren. Ik stond echter nog niet stil, toen Richard kennelijk op een onhandige manier van de fiets afsprong. Ik hoorde een doffe klap en zag dat Richard plat voorover gevallen was. Ik hoorde hem op niet mis te verstane wijze enige woorden van het alfabet in de omgekeerde volgorde opzeggen. Maar hij krabbelde al weer overeind en volgde mij. Ik sprong van de fiets af en moet eerlijk gezegd bekennen dat ik deze niet op de standaard parkeerde. De fiets “parkeerde” zichzelf een stuk verderop.

We zagen dat de twee collega’s van de politiebus beiden een man onder schot hielden. Verder zagen we dat in de nabijheid een pistool op de grond lag en een stuk verder een manspersoon bewegingsloos op zijn rug op de grond lag. Verder stond er een vrouw bij deze manspersoon te gillen om hulp. We vermoedden dat dit het slachtoffer was dat was neergeschoten door de man die door de collega’s onder schot werd gehouden, maar in dit soort situaties weet je dat nooit en kan er sprake zijn van meerdere daders. Om zelf niet slachtoffer te worden gaven wij de collega’s rugdekking, zodat ze de man konden boeien, welke ze onder schot hielden. Toen de kust veilig was, snelden wij naar het slachtoffer toe.

Inmiddels klonken er vele sirenes en stroomden vele hulpverleningsvoertuigen toe. Ook in het luchtruim boven ons klonk het geluid van de gele wentelwiek, de traumaheli door ons  “Tweety” genoemd. Deze was ook voor deze melding ingezet en kwam ter plaatse.

Wij startten de reanimatie van het slachtoffer wat even later werd overgenomen door de GGD en de brandweer. Wij trokken ons terug om op adem te komen en besloten om terug te wandelen naar het bureau, helemaal de fiets vergetend. We ontmoetten op onze terugweg het eerder genoemde oudere echtpaar. Ze vertelden dat ze zojuist met verbazing hadden gekeken naar ons in leren broeken en laarzen aan op een fiets. Het leek wel of de duivel ons op de hielen zat. Ze verklaarden geschrokken te zijn door de manier waarop ik hen aansprak, met felle grote ogen. Ze dachten eigenlijk dat we een soort overvallers waren en waren te geschrokken en beduusd om wat te zeggen. Een moment later begrepen ze pas dat we politieagenten waren. Maar wat moesten ze dan in leren kleding op een fiets ??? Pas toen er vele hulpdiensten voorbij kwamen die in dezelfde richting reden viel het kwartje en beseften ze dat deze mannen inderdaad politieagenten waren die op een wel heel vreemde manier op weg waren naar een ernstig incident. Ik vertelde ze wat er gebeurd was van het rennen, het kapen van de fiets enz. Het oudere echtpaar lachtte om de mooie vertoning en bood excuus aan voor hun gedrag. Tegelijkertijd verontschuldigden ze zich weer, omdat ze stonden te lachen terwijl een stukje verder iemand was overleden.

Een stuk verder ontmoetten we een vrouw, die aan mij vroeg waar haar fiets was. Ze klonk een beetje boos en verontwaardigd en werd nog bozer toen ze hoorde dat haar fiets nog op de plaats van het incident lag. Door alle consternatie waren we de fiets vergeten. Ik bood mijn excuses aan en heb echt alle zeilen bij moeten zetten om haar te overtuigen dat ik de fiets gevorderd had om zo snel mogelijk naar het incident te gaan. Voorts vertelde ik haar dat er helaas een slachtoffer was overleden, maar kennelijk kon ze dat niets schelen. Ze moest en zou haar fiets direct terughebben want ik had ze beroofd van tijd. En daarbij zou ze een klacht indienen als ik haar fiets had beschadigd. Ik heb maar niet gezegd hoe ik haar fiets geparkeerd had en hoopte maar dat hij niet teveel beschadigd zou zijn tijdens de val. Na even contact gelegd te hebben met een collega werd de fiets terug gebracht. Er was gelukkig geen schade aan de fiets te zien. Mevrouw griste de fiets uit mijn handen en vertrok zonder een woord te zeggen. Toen we terugliepen hebben Richard en ik het nodige gelachen om onze stunten.

Helaas was er wel een slachtoffer te betreuren.

 

dinsdag 15 oktober 2013

Reanimatie op Sinterklaas

Het is een rustige zondagmorgen,  5 december 2010. Omdat er zieken in Rozenburg zijn moet er vanuit de noodhulp op Zuidplein iemand naar Rozenburg. Johannes, een neef van mij, heeft die dag dienst op Rozenburg en ik vind het leuk om eens een keer met hem dienst te doen. Ik bied me aan en vertrek naar Rozenburg.

Eerlijk gezegd verwacht ik dat het een erg rustige dienst gaat worden aangezien het dorp wel uitgestorven lijkt als ik er binnen kom rijden.
Op het bureau controleren we onze surveillance-auto. Dan belt Wouter van de verkeerspolitie me op, omdat hij gezien heeft dat ik ook ochtenddienst heb en hoort dat ik dienst op Rozenburg doe. Zodoende zitten we omstreeks 09:30 uur gezellig aan de koffie met koek.  We grappen, als we de kerkklokken horen luiden dat we genoeg tijd hebben om de kerkdienst bij te wonen. Tot we kort hierop geroepen worden door de meldkamer. De meldkamer meldt dat we met spoed naar de X straat moeten rijden, waar zojuist een vrouw heeft gezegd dat haar man dood in de stoel  zit. We vliegen het bureau uit en spoeden ons naar het adres. Wouter rijdt in ons kielzog mee. Op straat is het spekglad. Het heeft behoorlijk gesneeuwd en Johannes moet voorzichtig rijden om niet uit de bocht  te vliegen. Desondanks zijn we binnen 3 minuten ter plaatse.

In een stoel in de huiskamer zit een man roerloos met een paars aangelopen gezicht. Hij geeft geen enkel teken van leven meer. Gezien de krappe ruimte die we hebben verplaatsen Wouter en Johannes met enige kracht de loodzware marmeren huiskamertafel. Door de brute kracht breekt helaas de marmeren plaat dwars door midden en valt het voetstuk met een klap op de grond. Daar staan ze dan met met twee stukken in hun handen.  Ik schreeuw naar hen dat we snel door moeten gaan en ze smijten de stukken  in de hoek. Je zou haast in de lach schieten om de gezichtsuitdrukkingen van hen. Ik grijp de man onder zijn oksels en leg hem op de grond neer, waarop Johannes de AED onmiddellijk aansluit. Wouter begint met reanimeren. Het was al warm in de kamer toen we aankwamen, maar doordat de voordeur blijft openstaan springt de gaskachel in de kleine woonkamer aan op turbostand.   Het wordt om te smoren. Ik kan de knop niet vinden, dus draai ik de gaskraan uit. De TV staat ook op turbo, maar dan op decibelhoogte. Ik kan de afstandsbediening of de aan/uitknop niet vinden en trek ten einde raad de stekker uit het stopcontact.  Ook heb ik alle moeite om de vrouw in bedwang te houden. Ze is duidelijk helemaal van slag en wil over haar man heenstappen om de poes in de keuken te pakken die weggekropen is. Ik vertel haar dat ze beter in de gang kan blijven, omdat we bezig zijn met reanimeren. Ik zie aan haar gezicht dat ze in shock is, want ik praat tegen een muur. Dan dwing ik haar min of meer om op een stoel  te gaan zitten die ik in de hoek van de kamer heb neergezet.
Inmiddels zijn Johannes en Wouter druk aan het reanimeren en doet de AED  zijn werk. Deze  adviseert een schok. Dat is een goed teken. Na 5 minuten arriveren er 2 ambulances en een brandweerwagen. Gezien de krappe ruimte en het feit dat Johannes en Wouter goed in hun ritme zitten nemen de brandweercollega’s even de zorg van de vrouw op zich en daar ben ik wel blij mee. De ambulancebroeders sluiten hun apparatuur aan en maken de patiënt klaar voor transport. Omdat ik mijn handen nu vrij heb bel ik de zoon van het echtpaar op. Hij blijkt een paar straten verderop te wonen en hij is er snel. Ik  leg hem de situatie uit.

Weer in de woonkamer gekomen hoor ik dat de man hartslag heeft en dat de ambulancebroeders  met spoed willen vertrekken. De man wordt op de brancard gelegd en vertrekt met de eerste ambulance. In de kamer is het een grote puinhoop. We hebben natuurlijk een gebroken tafel, maar kennelijk stond de tafel ook vol met spulletjes, die nu overal door de kamer liggen en daarbij ligt ook het nodige afval van de ambulancebroeders. We fatsoeneren zoveel mogelijk de kamer met behulp van de zoon. De echtgenote mag haar man achterna in de tweede ambulance en samen met een brandweerman begeleiden we haar over de glibberige stoep naar de ambulance. Terloops vraagt ze nog aan mij of ik alsjeblieft een verkeerd geparkeerd staande auto  voor hun garage wil bekeuren, omdat daarmee alle ellende die ochtend is begonnen. Ze vertelt dat haar man zich hierover zo had opgewonden dat hij volgens haar hierdoor deze hartstilstand heeft gekregen. Hij had de eigenaar van deze auto  aangesproken, maar deze was al schouderophalend zijn huis binnen gelopen en had zijn auto gewoon laten staan. Ik zeg haar toe een bekeuring uit te schrijven en wens haar sterkte waarop ze vertrekt met de ambulance. Nadat ook de brandweerwagen vertrokken is, loop ik naar de auto toe en schrijf een bekeuring uit. De eigenaar heeft kennelijk al het spektakel gevolgd en ziet mij bij zijn auto staan. Hij komt naar buiten en vraagt me wat er allemaal aan de hand is. Ik vertel hem dat mogelijk alles begonnen is door zijn fout geparkeerde auto en dat hij een bekeuring krijgt voor het blokkeren van een uitrit. Kennelijk schaamt hij zich want zonder enig commentaar pakt hij de bekeuring aan en verplaatst alsnog zijn auto. Ik noteer de gegevens van de zoon en beloof met hem contact te houden over de toestand van zijn vader. Na enige keren contact te hebben gehad met de zoon horen we tot onze vreugde dat zijn vader geheel opknapt en na enige weken weer naar huis mag. Wat een Sinterklaascadeau!

Op 28 februari 2011, 12 weken later, gaan we (wijkteamchef Jan , Johannes en ik) op bezoek bij de man en zijn vrouw. Wouter is helaas verhinderd door vakantie. Het wordt een leuk weerzien. We herkennen de man niet meer, zo paars van kleur toen we hem indertijd aantroffen, zo blakend van gezondheid zien we hem nu weer. We worden getrakteerd op koffie en gebak. Hij vertelt hoe hij alles ervaren had en ons ontzettend dankbaar is. Ook zijn vrouw doet haar verhaal, waarbij het verhaal van de gebroken tafel natuurlijk niet ontbreekt. We hebben gelachen en zijn bedolven onder de complimenten. De holle marmeren tafelvoet zal in de toekomst buiten dienen als bloembak en een paar stukken marmer van de tafel staan als herinnering op de schoorsteen in een glazen fles. Ook de zoon komt nog even langs om ons te bedanken.

Dit zijn toch de gebeurtenissen die het politievak zo mooi maken.

Zie artikel : http://www.rotterdam.nl/tekst:demanheeftweereenhartslag