Op een kruising gekomen zag de vader kennelijk het rode licht niet. Hij reed, bleek achteraf, door het rode licht de kruising op terwijl er van links een grote vrachtwagen naderde. De chauffeur van de vrachtwagen, die groen licht had, werd plotseling geconfronteerd met een auto van rechts kwam en niet stopte maar de kruising opreed. De chauffeur van de vrachtwagen remde uit alle macht, maar doordat hij zwaar geladen was kon hij een aanrijding niet meer voorkomen. Hij ramde de auto vol in de linkerflank en nam deze zeker zo’n 30 meter met zich mee.
Door de botsing bleef er niet veel meer van de auto over dan
een hoop schroot. De vader bleek bekneld te zitten en het zag er vreselijk uit.
Hierop werden de hulpdiensten gealarmeerd, waarop wij als Politie als eersten
ter plaatse kwamen. Ik zag dat de bestuurder zwaargewond was en bekneld zat.
Wat ik echter daarna zag was vreselijk. Ik zag dat in de auto een kerstboom gepropt zat en zag een
kinderarmpje eronder uit steken. Ik riep mijn collega Henk dat hij moest komen
kijken, omdat ik dacht dat ik een kinderarmpje zag. Mijn collega stak zijn hand in het wrak
en riep dat het een ‘echt’ kinderarmpje was. Je hoopt op zo’n moment nog dat
het een pop was die achter in de auto lag, maar helaas..
Inmiddels kwam de eerste brandweerauto ter plaatse, waarop
deze begonnen met het bevrijden van de slachtoffers. Op zo’n moment is het voor
ons beter om ons terug te trekken, ondanks dat je geneigd bent om volop mee te
helpen met het bevrijden van de slachtoffers. Wel gaven we aan de
brandweercommandant door dat we zeker waren van twee slachtoffers, onder andere
een kind.
Wat op dat moment belangrijk was voor ons waren het
verzamelen van eventuele getuigen en de afzetting van de plaats van het ongeluk
omdat er zich horden mensen verzamelen die het liefst op een meter afstand
alles willen volgen. Je moet te allen tijde professioneel blijven maar soms zou
je mensen, met hun ongepaste opmerkingen, het liefst een paar dreunen verkopen.
Zeker als je weet dat er een kind, al of niet nog levend, in een auto bekneld
zit en je dan opmerkingen krijgt dat we weer lekker autoritair bezig zijn en of
we niks anders te doen hebben dan de burger pesten. Dan moet je je als
Politiemens toch ook echt kunnen beheersen. Maar ja, daar ben je dan voor
getraind en moet je tegen kunnen, toch?
Inmiddels hadden we meerdere getuigen die gezien hadden dat
de auto door rood was gereden. De vrachtwagenchauffeur hadden we weggehaald
bij de plaats van het incident en naar het Politiebureau Zuidplein gebracht. Hij
was compleet overstuur. Op zo’n moment is het veel beter om iemand zeker niet
op zo’n plaats te laten blijven. Ook hij verklaarde dat hij groen licht had en
op het laatste moment zag dat de auto de kruising overstak.
Het werd duidelijk dat er geen hoop meer was voor de twee
inzittenden. Omdat het kind, wat een klein meisje bleek te zijn, zo klem zat en ze overleden was, werd besloten om de auto ‘vierkant’ te laten optakelen en
over te brengen naar het Politiebureau aan de Boezembocht om ze daar uit de auto te halen. Er komt dan een
‘takel eigen dienst’ met een takelwagen die het voertuig dan in z’n geheel
optakelt met het meisje er nog in. De brandweer gaat dan mee en zo kunnen
ze dan ongestoord zonder publiek het slachtoffertje uit het voertuig knippen.
Aan de hand van een rijbewijs en de tenaamstelling van het
voertuig identificeerden we de bestuurder van het voertuig. Uit het
bevolkingsregister bleek dat op het adres van het slachtoffer tevens een vrouw
en een meisje stonden ingeschreven. We vermoedden dat dat het meisje was dat zich
in de auto bevond, maar dat kun je op dat moment niet met zekerheid vaststellen.
Hierop moet zo snel mogelijk een bezoek worden gebracht aan het woonadres van
de slachtoffers om te voorkomen dat moeder op de plaats van het ongeval
verschijnt. Samen met collega Henk reden wij naar het huisadres van de
slachtoffers. Dit is echt niet makkelijk en zijn rotmomenten omdat je iemands
leven ineens op zijn kop zet. Gekomen op het huisadres keek ik eerst even door
het raam naar binnen en op dat moment zonk me de moed in mijn schoenen om aan
te bellen. Wat ik door het raam zag was enerzijds vertederend, maar voor onze
komst dramatisch. Ik zag een gedekte tafel met twee borden en een klein bordje.
Op de tafel lag een vrolijk uitziend (kerst) tafelkleed en er stonden kaarsen
op tafel. Ik zag een vrouw in de woonkamer een soort danspasjes maken,
kennelijk op de maat van de muziek.
En dan moet je aanbellen….. Er schieten dan heel veel zinnen
door je hoofd die je het beste kan vragen. De vrouw deed open en we vroegen
haar of we binnen mochten komen. Fronsend keek ze ons aan. Op de achtergrond klonk vrolijke kerstmuziek. Ze vroeg of er iets erg gebeurd was en ik
vroeg nogmaals of we eerst binnen mochten komen. Dat is in zulke situaties veel
beter, omdat je emotionele taferelen voor het oog van de buurt voorkomt en
voorkomt dat iemand in elkaar zakt in een deuropening.
De vrouw had al snel door dat er iets ergs gebeurd moest
zijn en vroeg of er of haar man en dochter iets overkomen was. Ik vroeg of haar
man en dochter waren vertrokken in een auto. Dat bleek inderdaad zo te zijn. Ik
vroeg haar een merk en kleur van de auto en of ze wist wat haar man voor kleren
aanhad toen hij was vertrokken. Dit bleek inderdaad overeen te komen. Ik deelde
haar mede dat een auto-ongeluk hadden gehad en ernstig gewond waren, terwijl ik
eigenlijk al wist dat ze overleden waren. Ze vertrouwde mijn
gezichtsuitdrukking kennelijk niet helemaal en vroeg eigenlijk plompverloren:
“Zijn ze dood? “. Ik moest het toen wel vertellen waarop de vrouw in snikken
uitbarstte en op de bank plaatsnam met haar handen voor haar gezicht. Voor ons
gevoel duurde dit wel een uur, je weet je dan geen houding te geven. Henk ging naast haar zitten en lag zijn hand op haar schouder. Zwijgen is
dan het beste, totdat ze zelf weer begon te vragen wat ze verder moest doen. We
hebben aan haar gevraagd of ze familie in de buurt had die we konden
waarschuwen, omdat we haar niet alleen thuis wilde achterlaten. Nadat familie
ter plaatse was gekomen, zijn wij weggegaan. Het leek wel of we naar de slachtbank gingen toen we terugreden naar het bureau. We voelden ons op z’n
zachtst gezegd ‘klote’. Ik vergeet de blik van Henk nooit meer toen ik hem aankeek.
Thuisgekomen weet ik nog dat ik de eerste uren op de bank
gezeten heb met een pot bier, omdat ik absoluut geen slaap had. Alles maalt door je hoofd, wat een rotdag.