Tijdens de surveillance reed ik op een herkenbare
politiemotor in uniform gekleed op de rijksweg toen er diverse meldingen kwamen
van verontruste burgers dat op het viaduct van het Schieplein een meisje zat
met haar benen over de rand van het viaduct. Omdat ik vrij dicht in de buurt
zat spoedde ik me daar naar toe en zag inderdaad een meisje van een jaar of 16
oud op de rand van het viaduct zitten. Haar benen bungelden boven de rijksweg
A20 en ze zat in een houding of ze elk moment zou afzetten en springen.
Haar hoofd hing naar beneden en was zo in
gedachten dat ze me niet eens opmerkte toen ik dicht bij haar mijn motor
stilhield. Ik vroeg de meldkamer om onmiddellijk op de rechterrijstrook, waar
ze recht boven zat, middels de
rijstrooksignalering een rood kruis te
laten plaatsen. Als ze zou springen zou er in ieder geval geen verkeer over
haar heen rijden. Mij was inmiddels wel duidelijk dat ik hier niet te maken had
met een meisje die vanwege het mooie weer een mooi plaatsje in de zon had uitgekozen
om hiervan te genieten, maar iemand die
kennelijk het leven niet meer zag zitten.
Ik riep tevens naar de meldkamer om de overige
aanrijdende voertuigen te vragen gepaste afstand te houden, zodat ik haar eerst
kon benaderen en te proberen haar te bewegen om niet te springen.Ik stapte van mijn motor af, bleef op korte afstand staan en riep haar aan. Ik zei dat ik van de politie was en vroeg haar of ik even naast haar mocht zitten om te praten. Ze draaide haar hoofd om en keek me met een droevig gezicht aan. Ik vroeg haar nogmaals of ik bij haar mocht komen zitten en deed ongemerkt nog een stap naderbij op grijpafstand. Zodoende zou ik haar met een snoekduik vast kunnen grijpen om te voorkomen dat ze in mijn bijzijn zou springen.
Door het geraas van het verkeer van de rijksweg verstond ik haar niet, maar ik zag dat ze naar me knikte. Ik nam plaats en ging dwars naast haar zitten met een been over de rand en één been aan de goede kant, zodat ik, mocht ze toch gaan springen en mij vastgrijpen, ik niet meegesleurd kon worden.. Ik vroeg haar naar haar naam en naar de reden waarom ze zo gevaarlijk op de rand was gaan zitten. Ze vertelde me dat ze geen uitweg meer zag en toen naar deze plek was toegelopen om zelfmoord te plegen. Eenmaal boven op de rand, kon ze niet de moed vinden om te springen.
Ondertussen regende het telefoontjes bij de meldkamer van boze burgers die het belachelijk vonden dat een politieagent op zijn gemakkie een praatje met een meisje zat te maken. Had hij werkelijk niets anders te doen ? Welke politieagent laat nou een meisje zo zitten ?
De meldkamer vroeg of ik in gesprek was met het meisje en berichtte over de telefoontjes.
Ik vertelde het meisje dat er burgers gebeld hadden die dachten dat ik bezig was met een gezellig praatje met een meisje, kennelijk om indruk op haar te maken en verkering met haar proberen te krijgen. Ze moest warempel lachen. Ze leek zowaar te ontspannen, in ieder geval meer ontspannen dan ik was want ik voelde me niet echt prettig op de plaats waar ik zat met een wanhopig meisje vlak voor me.
Inmiddels zag ik achter mij een politie-auto met twee collega’s verschijnen. Ik wenkte de collega’s dat ze uit het zicht achter het meisje moesten gaan staan, zodat we haar tegelijk vast konden grijpen.
Ik vroeg haar om met mij van de rand af te gaan en mee te lopen naar de collega’s. Even klopte mijn hart in mijn keel toen ze een plotselinge beweging maakt, net of ze toch zou springen. Ik greep haar onmiddellijk vast evenals de toegesnelde collega’s, maar ze riep dat ze het niet zou doen en vrijwillig mee ging. Een gevoel van opluchting gaat dan door je heen. Ze is meegegaan met de collega´s naar het bureau en is direct het hulpverleningstraject ingegaan.
Later hoorde ik van de collega´s dat het goed met haar ging en ze op het bureau gezegd had dat ze die agent in motorkleding een toffe man vond, waar ze een ´leuk´ gesprek mee had gehad. Zo’n tof gesprek vond ik het niet, ze had mijn hartslag eens moeten weten tijdens het gesprek…….