Omstreeks 23:00 uur krijgen we een melding van een oude vrouw, die gevallen zou zijn op plein X te Rotterdam-Zuid. Op de plaats treffen wij inderdaad een oude vrouw aan, die met een vertrokken gezicht van de pijn op de grond ligt. We vermoeden dat haar heup wel eens gebroken kan zijn, gezien het feit dat haar ene been een stukje langer is dan haar andere been en ze klaagt over pijn in haar zij. Verder heeft ze een flinke wond aan haar hoofd, dus we vragen om een ambulance. We dekken haar toe met een deken en mijn collega probeert haar op haar gemak te stellen. Ze is echter erg onrustig en komt nogal verward over. Naast haar op de grond ligt een schoudertas.
Als de ambulance ter plaatse komt en ze op de brancard gelegd is, word ik aangesproken door een voorbijganger. Deze vertelt mij dat er 100 meter verderop een gewonde jongen op straat ligt. Ik zal deze jongen verder Kees noemen. Ik loop naar de plaats toe die de voorbijganger aanwijst en zie Kees op de grond zitten met een zwaar bebloed hoofd. Ik vraag aan de meldkamer direct om nog een ambulance voor Kees. Dan rijzen er vraagtekens bij mij. Zo dicht bij elkaar, heeft dit iets met elkaar te maken?
Er begint iets te dagen als mijn collega over de portofoon doorgeeft dat de oude vrouw in de ambulance tegen de GGD collega´s heeft gezegd, dat ze van twee jongens op een scooter een duw heeft gekregen, waarna zij gevallen is. Ze zegt dat ze haar tas kwijt is, maar mijn collega stelt haar gerust en zegt dat hij haar tas heeft. We vermoeden dus dat het simpelweg geen ongeval is, maar een mislukte beroving.
Maar zou er verband kunnen zijn met Kees, die kennelijk zwaar mishandeld is?
Plotseling verschijnt om de hoek van het Z hof een jongen op een scooter, die ik verder Jan zal noemen. Jan schrikt kennelijk bij het zien van mij net zo erg, als dat ik schrik bij het zien van hem. In een flits schiet door mij heen, dat dit wel eens de scooterrijder kan zijn, die de vrouw beroofd heeft. Ik ren op Jan af, maar voor ik hem kan pakken rijdt hij snel weg. Ik sprint naar onze auto toe, roep naar mijn collega dat hij naar Kees moet gaan, en ga op zoek naar Jan. Het is gelukkig rustig op straat, dus een scooter moet opvallen. Zonder licht rijd ik door de wijk heen, als plotseling voor mijn neus een scooter opduikt, die mij tegemoet rijdt. Ik herken Jan als de bestuurder. Links en rechts van mij staan geparkeerde auto’s, dus hij kan alleen hier tussendoor rijden. Jan probeert inderdaad tussen de geparkeerd staande auto´s door te rijden, maar ik besluit om hem klem te rijden en met scooter en al tegen een geparkeerd staande auto aan te duwen. Ik besef dat dit wel eens pijnlijke benen voor Jan kan opleveren, maar denk aan de andere kant aan de oude vrouw die beroofd is. Ik ram de scooter aan de zijkant en duw deze met Jan klem tegen de achterkant van een Suzuki Jimmy, een kleine terreinwagen met de reserveband op de achterzijde gemonteerd. Dat is het geluk van de Jan en van mij. Jan zit vastgeklemd met zijn scooter tegen de achterkant, maar door het reservewiel knel ik zijn benen niet af. Ik spring vanuit mijn auto op de motorkap en grijp Jan beet, die automatisch zijn handen in de hoogte steekt en kermt dat hij zich overgeeft. Ik boei de armen van de Jan, maar dan komt mijn probleem. Ik moet hem loslaten en eerst mijn auto achteruit rijden om hem vrij te krijgen. Ik geef aan de meldkamer door in welke straat ik sta en dat ik daar een arrestant heb gemaakt in verband met een beroving. Hierna laat ik Jan los en stap in mijn auto. Wat er dan gebeurt, is een hilarisch gezicht. Als ik de auto achteruit rijd, valt de scooter met Jan erop om. Kennelijk is de kleding van Jan achter het stuur van de scooter blijven haken en door de boeien kan Jan zijn evenwicht niet houden en valt kermend op straat. Ik stap uit en raap Jan op en plaats hem in de auto. Gelukkig heeft hij geen letsel, waar ik wel erg blij om ben. Het is immers een risico om op deze manier Jan klem te rijden, omdat het letsel bij Jan had kunnen veroorzaken.
Inmiddels heb ik assistentie gekregen van collega’s die zich ontfermen over de scooter. Met Jan rijd ik terug naar het Z hof, waar mijn collega bij Kees staat. Onderweg wordt het raadsel ongevraagd door Jan opgelost. Hij verklaart uit eigen beweging dat hij niet het brein was achter het plan om de oude vrouw te beroven, maar van zijn vriend Kees die achterop zat. Hij verklaart dat Kees aan hem vroeg om te keren en langs het oude vrouwtje te rijden. Jan deed dit, waarna Kees vervolgens al rijdend de tas van de oude vrouw haar schouder had gerukt. Hij kreeg de tas te pakken en ze reden snel weg richting het Z hof. De beroving was echter gezien door een groep jongelui die op het Z hof stonden. Jan en Kees reden hier precies langs. Enkelen van de groep trokken Kees van de scooter, maar Jan kon met zijn scooter ontkomen.
Jan verklaarde dat hij even later was teruggegaan met zijn scooter, omdat hij bang was dat Kees dood zou worden gemaakt door die groep jongelui. Toen hij een politieagent zag staan schrok hij en ging er vandoor.
Terug op het Z hof leg ik mijn verbaasde collega uit dat we zojuist een beroving op de oude vrouw hebben opgelost. Ik vertel hem in het kort het verhaal en zegt dat hij Kees moet aanhouden voor beroving. Hoe Kees aan de verwondingen komt leg ik hem ook uit.
Gelukkig voor Kees bleef het bij een hersenschudding en een bont en blauw gezicht. Na schoongemaakt te zijn in de ambulance kon hij met ons mee naar het politiebureau. De oude vrouw bleek inderdaad een gebroken heup te hebben, als gevolg van de val na de brute beroving.
Achteraf blijkt dat Kees
door de jongelui op het Z hof is geschopt en geslagen, als vergelding voor de
beroving van de oude vrouw. De jongelui hebben de tas vervolgens bij de oude
vrouw gelegd en 112 gebeld. Vermoedelijk hebben de jongelui, vanwege hun ´aanpak´
van Kees, na het zien van de politie, de kuierlatten genomen.