Copyright

Copyright P.Kats. Zonder mijn toestemming mogen mijn verhalen niet gekopieerd worden en/of gepubliceerd worden. Linken mag uiteraard wel.

vrijdag 27 september 2013

Zijn ze dood?

Het was kort voor de kerst toen een vader met z’n dochter voor het avondeten nog even een kerstboom gingen halen. Ze stapten in de auto en reden naar het verkooppunt op de hoek van A straat met de B weg waar elk jaar stapels kerstbomen worden verkocht. Ze reden met auto naar het verkooppunt toe, kochten daar een kerstboom en reden terug naar huis.
Op een kruising gekomen zag de vader kennelijk het rode licht niet. Hij reed, bleek achteraf, door het rode licht de kruising op terwijl er van links een grote vrachtwagen naderde. De chauffeur van de vrachtwagen, die groen licht had, werd plotseling geconfronteerd met een auto van rechts kwam en niet stopte maar de kruising opreed. De chauffeur van de vrachtwagen remde uit alle macht, maar doordat hij zwaar geladen was kon hij een aanrijding niet meer voorkomen. Hij ramde de auto vol in de linkerflank en nam deze zeker zo’n 30 meter met zich mee.

Door de botsing bleef er niet veel meer van de auto over dan een hoop schroot. De vader bleek bekneld te zitten en het zag er vreselijk uit. Hierop werden de hulpdiensten gealarmeerd, waarop wij als Politie als eersten ter plaatse kwamen. Ik zag dat de bestuurder zwaargewond was en bekneld zat. Wat ik echter daarna zag was vreselijk. Ik zag dat in de auto  een kerstboom gepropt zat en zag een kinderarmpje eronder uit steken. Ik riep mijn collega Henk dat hij moest komen kijken, omdat ik dacht dat ik een kinderarmpje zag. Mijn collega stak zijn hand in het wrak en riep dat het een ‘echt’ kinderarmpje was. Je hoopt op zo’n moment nog dat het een pop was die achter in de auto lag, maar helaas..

Inmiddels kwam de eerste brandweerauto ter plaatse, waarop deze begonnen met het bevrijden van de slachtoffers. Op zo’n moment is het voor ons beter om ons terug te trekken, ondanks dat je geneigd bent om volop mee te helpen met het bevrijden van de slachtoffers. Wel gaven we aan de brandweercommandant door dat we zeker waren van twee slachtoffers, onder andere een kind.

Wat op dat moment belangrijk was voor ons waren het verzamelen van eventuele getuigen en de afzetting van de plaats van het ongeluk omdat er zich horden mensen verzamelen die het liefst op een meter afstand alles willen volgen. Je moet te allen tijde professioneel blijven maar soms zou je mensen, met hun ongepaste opmerkingen, het liefst een paar dreunen verkopen. Zeker als je weet dat er een kind, al of niet nog levend, in een auto bekneld zit en je dan opmerkingen krijgt dat we weer lekker autoritair bezig zijn en of we niks anders te doen hebben dan de burger pesten. Dan moet je je als Politiemens toch ook echt kunnen beheersen. Maar ja, daar ben je dan voor getraind en moet je tegen kunnen, toch?

Inmiddels hadden we meerdere getuigen die gezien hadden dat de auto door rood was gereden. De vrachtwagenchauffeur hadden we weggehaald bij de plaats van het incident en naar het Politiebureau Zuidplein gebracht. Hij was compleet overstuur. Op zo’n moment is het veel beter om iemand zeker niet op zo’n plaats te laten blijven. Ook hij verklaarde dat hij groen licht had en op het laatste moment zag dat de auto de kruising overstak.

Het werd duidelijk dat er geen hoop meer was voor de twee inzittenden. Omdat het kind, wat een klein meisje bleek te zijn, zo klem zat en ze overleden was, werd besloten om de auto ‘vierkant’ te laten optakelen en over te brengen naar het Politiebureau aan de Boezembocht om ze daar uit de auto te halen. Er komt dan een ‘takel eigen dienst’ met een takelwagen die het voertuig dan in z’n geheel optakelt met het meisje er nog in. De brandweer gaat dan mee en zo kunnen ze dan ongestoord zonder publiek het slachtoffertje uit het voertuig knippen.

Aan de hand van een rijbewijs en de tenaamstelling van het voertuig identificeerden we de bestuurder van het voertuig. Uit het bevolkingsregister bleek dat op het adres van het slachtoffer tevens een vrouw en een meisje stonden ingeschreven. We vermoedden dat dat het meisje was dat zich in de auto bevond, maar dat kun je op dat moment niet met zekerheid vaststellen. Hierop moet zo snel mogelijk een bezoek worden gebracht aan het woonadres van de slachtoffers om te voorkomen dat moeder op de plaats van het ongeval verschijnt. Samen met collega Henk reden wij naar het huisadres van de slachtoffers. Dit is echt niet makkelijk en zijn rotmomenten omdat je iemands leven ineens op zijn kop zet. Gekomen op het huisadres keek ik eerst even door het raam naar binnen en op dat moment zonk me de moed in mijn schoenen om aan te bellen. Wat ik door het raam zag was enerzijds vertederend, maar voor onze komst dramatisch. Ik zag een gedekte tafel met twee borden en een klein bordje. Op de tafel lag een vrolijk uitziend (kerst) tafelkleed en er stonden kaarsen op tafel. Ik zag een vrouw in de woonkamer een soort danspasjes maken, kennelijk op de maat van de muziek.

En dan moet je aanbellen….. Er schieten dan heel veel zinnen door je hoofd die je het beste kan vragen. De vrouw deed open en we vroegen haar of we binnen mochten komen. Fronsend keek ze ons aan. Op de achtergrond klonk vrolijke kerstmuziek. Ze vroeg of er iets erg gebeurd was en ik vroeg nogmaals of we eerst binnen mochten komen. Dat is in zulke situaties veel beter, omdat je emotionele taferelen voor het oog van de buurt voorkomt en voorkomt dat iemand in elkaar zakt in een deuropening.

De vrouw had al snel door dat er iets ergs gebeurd moest zijn en vroeg of er of haar man en dochter iets overkomen was. Ik vroeg of haar man en dochter waren vertrokken in een auto. Dat bleek inderdaad zo te zijn. Ik vroeg haar een merk en kleur van de auto en of ze wist wat haar man voor kleren aanhad toen hij was vertrokken. Dit bleek inderdaad overeen te komen. Ik deelde haar mede dat een auto-ongeluk hadden gehad en ernstig gewond waren, terwijl ik eigenlijk al wist dat ze overleden waren. Ze vertrouwde mijn gezichtsuitdrukking kennelijk niet helemaal en vroeg eigenlijk plompverloren: “Zijn ze dood? “. Ik moest het toen wel vertellen waarop de vrouw in snikken uitbarstte en op de bank plaatsnam met haar handen voor haar gezicht. Voor ons gevoel duurde dit wel een uur, je weet je dan geen houding te geven. Henk ging naast haar zitten en lag zijn hand op haar schouder. Zwijgen is dan het beste, totdat ze zelf weer begon te vragen wat ze verder moest doen. We hebben aan haar gevraagd of ze familie in de buurt had die we konden waarschuwen, omdat we haar niet alleen thuis wilde achterlaten. Nadat familie ter plaatse was gekomen, zijn wij weggegaan. Het leek wel of we naar de slachtbank gingen toen we terugreden naar het bureau. We voelden ons op z’n zachtst gezegd ‘klote’. Ik vergeet de blik van Henk nooit meer toen ik hem aankeek. 
Thuisgekomen weet ik nog dat ik de eerste uren op de bank gezeten heb met een pot bier, omdat ik absoluut geen slaap had. Alles maalt door je hoofd,  wat een rotdag.

 

woensdag 25 september 2013

Nog maar een half uurtje......

(het verhaal van Cowboys is verplaatst en kunt u hier rechts aanklikken)

Het was half één ’s nachts, André en ik hadden nog een half uur te gaan voor het einde van onze dienst. We hadden een zogenaamde late avonddienst, welke begint om 16:00 uur en eindigt om 01:00 uur.

Het was de hele dienst vrij rustig geweest en we hadden nog een half uur te gaan. Ik zei nog tegen André dat het wel heel raar moest lopen wilden we niet op tijd naar huis kunnen gaan. André zei nog tegen mij dat ik dat beter niet kon zeggen, omdat er dan meestal onheilspellende dingen gingen gebeuren. Ik weet nog dat ik er hard om gelachen heb maar kort hierna riep Anita, een centralist van de meldkamer, ons op. Ze wist dat wij tot 01.00 uur dienst hadden, maar vroeg ons om nog even een melding te doen. Het betrof een eenvoudige geluidshinder aan de X straat. We keken elkaar aan en vonden dat we die melding nog wel even konden doen.

We parkeerden onze auto net voorbij de woning aan de X straat en stapten uit. Toen we eenmaal naast onze auto stonden, hoorden we, naast harde muziek, een angstaanjagend gekerm wat niet echt op een normale melding van geluidshinder leek. Normaal gesproken krijgen we bij een melding van een geluidshinder alleen harde muziek te horen dat naar buiten dreunt. Nu was dat totaal anders……. We liepen naar het pand toe en zagen dat van genoemd pand de lamellen iets open stonden. Ik gluurde door de kier naar binnen en zag dat er een man op een stoel vastgebonden zat, welke beurtelings door vijf mannen werd mishandeld. Ze sloegen hem met een stok op zijn hoofd. Verder zag ik dat er één man een groot mes in zijn hand had, waarmee hij het slachtoffer bedreigde. Het gekerm van het slachtoffer werd overstemd door de muziek die ze kennelijk hadden aangezet om het gegil van het slachtoffer te maskeren. Ik keek André aan en gebaarde dat we stil moesten blijven. We hadden op dat moment zeker niet aan moeten bellen omdat de gevolgen anders niet te overzien waren geweest. Je zou het liefst naar binnen stormen, maar dit zou een gijzeling tot gevolg kunnen hebben. Ik fluisterde tegen André dat hij ook even naar binnen moest kijken om de situatie in ogenschouw te nemen. Ik weet nog goed wat André toen zei tegen mij: “Piet, dat wordt geen half uurtje!”  We bleven zicht houden, door de kier in de lamellen, en sloegen de verrichtingen van de verdachten gade. Gelukkig stopte de mishandeling en en gingen de verdachten even op de bank zitten, net of ze pauze hadden. Ze dronken op hun gemak iets, wat ons de gelegenheid gaf om in allerijl versterking aan te vragen. Op zo'n moment vreet je jezelf op van nijd, maar moet je gewoon je verstand gebruiken. Tevens hadden we zicht op de situatie, zodat we hier ook naar konden handelen. Ik vroeg via mijn portofoon extra assistentie aan de meldkamer en vroeg tevens de chef van dienst ter plaatse.
Inmiddels had André twee zware vesten uit de auto gehaald, welke we alvast aantrokken. Deze vesten liggen in elk politievoertuig en zijn bedoeld als extra bescherming.

Nadat de chef van dienst en enkele extra politiewagens ter plaatse waren gekomen, maakten we een plan. We positioneerden drie collega’s aan elke zijde van de voordeur van het pand en spraken af dat op het moment dat er een verdachte naar buiten zou komen, wij deze met een snelle greep het portiek naast het betrokken pand in zouden trekken en zouden uitschakelen. Ook werd afgesproken dat we alsnog naar binnen zouden gaan als de situatie levensbedreigend zou worden voor het slachtoffer. Nadat ik met de chef van dienst overlegd had, werd gezien de ernst van de situatie, besloten om het arrestatieteam in te schakelen. Zij waren nog in dienst en konden binnen 20 minuten ter plaatse zijn. We hoopten maar dat de verdachten lang zouden relaxen, zodat wij niet direct naar binnen hoefden. Het klinkt raar, maar dit is in het belang van onze veiligheid en de veiligheid van het slachtoffer. Zouden wij zelf direct ingrijpen zonder de nodige expertise dan zou het met ons of met het slachtoffer goed fout kunnen gaan. We zouden dan alsnog in een gijzeling kunnen belanden. Het arrestatieteam zijn de juiste getrainde mensen daarvoor.

Om de achterzijde van het pand te bereiken belden wij bij diverse woningen aan de C straat aan. Via een woning bereikte ik, samen met een hondengeleider, de achterzijde van het pand. Wij konden niet in de woonkamer kijken waar de mishandeling plaatsvond, maar zagen wel het licht branden. Inmiddels was het arrestatieteam ter plaatse gekomen en werd de commandant door de chef van dienst ingelicht over de situatie. Snel bracht hij zijn team op de hoogte en bereidden ze zich voor op de inval. Ik kreeg de taak om samen met de hondengeleider en een lid van het arrestatieteam de achterzijde van de woning in de gaten te houden. De hondengeleider hield uit voorzorg de snuit van zijn hond dicht om te voorkomen dat deze zou gaan blaffen. Ik hoorde het lid van het arrestatieteam aftellen via contact met zijn collega’s aan de voorzijde. Hij zei nog even terloops tegen ons dat hij herrie ging maken. Er klonk een oorverdovende knal waarbij alles in de directe omgeving trilde. Vervolgens viel het arrestatieteam binnen en hielden de verdachten aan. Het was echt indrukwekkend om dit mee te maken. Gelukkig liep het voor het slachtoffer goed af. Wel was hij behoorlijk toegetakeld en werd hij door de GGD naar het ziekenhuis gebracht. Hij bleek oppervlakkige snijwonden te hebben, brandwonden in zijn gezicht als gevolg van een aansteker en heel veel kneuzingen van slagen over zijn hele lichaam. Het werd voor ons uiteindelijk een dienst die duurde tot 9 uur ’s ochtends! De vijf verdachten werden later veroordeeld voor mishandeling, ontvoering en afpersing. Het bleek dat het slachtoffer 20.000 euro had gestolen van de verdachten en op deze manier wilden zij hem dwingen hen het geld terug te geven.
Wat waren wij blij dat het voor het slachtoffer goed afliep !

Ons half uurtje werd dus uiteindelijk 8 uur later!!! 

maandag 16 september 2013

Cowboys zijn het!

Hulpverlening moet in je bloed zitten. En hulpverleners kiezen inderdaad zelf voor dit vak. Immers actie, stress, presteren onder druk, slagkracht en hulpvaardigheid zijn dé woorden voor hulpverleners. Met als ideaal een “happy end”.Maar helaas voor hulpverleners gaat het zo niet altijd en kan het eindigen met een kater.
Op een vroege donderdagochtend kregen we een melding van een ongeval met letsel ergens in de regio Rotterdam. Om herkenning door familie te voorkomen heb ik bewust details weggelaten. Het gaat om de strekking van het verhaal en de on(begrijpelijke) reacties van burgers.
Ter plaatse was de situatie van het slachtoffer zeer ernstig, zo ernstig dat men besloot om het slachtoffer, welke nog goed aanspreekbaar was, niet te bevrijden maar met spoed de familie erbij te halen zodat deze op de plaats van het ongeval afscheid kon nemen.  Het medisch noodteam, dat ook ter plaatse was, was bang dat na de bevrijding van het slachtoffer deze direct zou komen te overlijden. Aangezien ik op de motor ter plaatse was en er zo gigantisch veel file inmiddels stond dat de wegen ervoor verstopt waren, werd mij de opdracht gegeven om met spoed de familie op te halen in dorp X, 15 kilometer voor het ongeval. De heenweg verliep vlot en al snel was ik ter plaatse bij het woonhuis, waar ik werd opgewacht door collega’s van de noodhulp, die inmiddels de familie hadden kennisgegeven. De vader en moeder waren beiden thuis en afgesproken werd dat ik voorop zou rijden, desnoods gebruik makend van zwaailicht en sirene, maar wel met gepaste snelheid om het verkeer niet in gevaar te brengen. Zij zouden hun gevarenlichten aanzetten, zodat het duidelijk was dat de auto bij mij hoorde en mij moest volgen. Al snel reden we de file in en toen begon mijn taak pas echt goed. Ik probeerde met in het kielzog de auto zo goed mogelijk door het verkeer te manoeuvreren. Mij als motorrijder lukte dat uiteraard prima maar de auto achter me aan te krijgen was moeilijk. We reden op de provinciale weg eerst een heel stuk voorbij de stilstaande file. Telkens weer werden we geblokkeerd door automobilisten, die hun voertuig keerden over de doorgetrokken streep om terug te rijden. Diverse automobilisten, die buiten hun voertuig stonden, keken met boze blikken naar het voertuig met daarin de ouders van het slachtoffer en de woorden die erbij gebruikt werden, waren ver beneden peil.Toen konden we niet verder. Een kerende automobilist stapte uit zijn auto en wilde even zijn ongerief uiten over de lange file en dat de politie helemaal niets deed. Ik had helemaal geen zin en tijd om de discussie aan te gaan en sommeerde hem onmiddellijk zijn voertuig weg te halen, zodat wij erlangs konden. Hij weigerde in eerste instantie, omdat hij eerst wilde weten waarom dat voertuig mij wel mocht volgen en of dat soms familie van mij was die ik dan op deze manier wel even voorbij de file kon loodsen. Of zij dan meer recht hadden dan hij. Ik werd woest en diverse dingen borrelden in mij op. Zou ik hem pepperspray in de ogen spuiten, opzij smijten, de auto in de berm rijden en verder rijden? Je zou in staat zijn om iemand te mishandelen, maar ik vermaande mezelf en sommeerde hem nogmaals om weg te gaan, omdat de mensen met spoed naar het ongeval moesten. Tergend langzaam liep hij naar zijn auto, nog even zeggen “jaja, het zal wel!”. Eindelijk konden we verder tot we wederom geblokkeerd werden door een tegemoetkomend voertuig. Ik had geen zin om weer zoiets mee te moeten maken en reed, omdat het op die plaats mogelijk was, via de berm het fietspad, de auto volgend. Maar helaas was het op het fietspad ook druk. En wat was het onbegrip weer groot. Je wilt niet weten wat een commentaar er was over het volgende voertuig. Dat die zomaar op een fietspad reed, dat het levensgevaarlijk was en dat een auto daar helemaal niet mocht rijden. Dat ik dat nou nog niet wist! Ik heb toen continue mijn zwaailicht en sirene aan laten staan, zodat ik de commentaren niet meer hoorde. We arriveerden veilig op de plaats van het ongeval. Wat voor schrijnende toestand ik toen gehoord en gezien heb vergeet ik mijn hele leven niet meer. Er werd door de vader en moeder afscheid genomen van hun kind. Deze was nog goed aanspreekbaar, maar ze wisten dat het na bevrijding afgelopen was. Hoeveel vragen er nog niet afgevuurd werden aan het medisch noodteam of het echt niet mogelijk was. Als hulpverleners sta je er verslagen bij, je weet je geen houding te geven. De brandweermensen begonnen met hun gruwelijke werk, de bevrijding.
Na de bevrijding werd het slachtoffer direct naar de ambulance gebracht en met spoed naar het ziekenhuis gereden. Ondanks directe verzorging en het spoedtransport naar het ziekenhuis hoorden we later dat het slachtoffer was overleden. Ik bleef achter bij de plaats van het ongeval. Zwijgend pakten de brandweermensen hun spullen in. Zwijgend pakten de GGD mensen hun spullen in. Zwijgend pakte de ANWB-er zijn pylonen. Zwijgend keek de man van Rijkswaterstaat naar de plaats van het ongeval. Zwijgend begon de chauffeur van de takeldienst aan zijn werk. Iedereen had zo zijn gedachten, wat een rotklus!.
Wij hadden ons best gedaan, maar die dag hadden we als hulpverleners, als ik voor iedereen mag spreken, een kater.
Ik denk dat die zeurende mensen, als ze dit geweten hadden, spijt hadden gehad van hun commentaar. De stoere cowboys die met die rode brandweerwagen, die gele ambulance of die gestreepte politie-wagen met veel bombarie voorbij reden, waren stil.
Gelukkig hadden (en hebben) we als hulverleners goede ondersteuning van de BOT-teams, Bedrijfs Opvang Teams, gevormd door collega’s waar je als het nodig is je verhaal aan kwijt kan. Dat was die dag voor mij wel even nodig.

Zie TV fragment op SBS6  http://www.sbs6.nl/video/DWqcs4LMwwxy/hart-van-nederland-vroege-editie

zaterdag 14 september 2013

Diarrace

Op een avond tijdens surveillance kwam ons een auto op de Y weg met vrij hoge snelheid tegemoet. Nieuwsgierig zoals we altijd bij dit soort dingen zijn, keerden we ons voertuig en zetten de achtervolging in. We moesten alle zeilen, met in acht neming van de veiligheid,bijzetten om enigszins in de buurt van de auto te komen. De bestuurder reed echt flink door en maakte zoveel verkeersovertredingen dat we hem direct wilden stoppen. We zetten ons stopbord aan de voorzijde aan, maar hieraan gaf de bestuurder geen gevolg. We reden inmiddels de Z weg op en de bestuurder sloeg de C laan in. Dan maar blauw licht erbij, maar ook dat hielp niet. Toen maar de sirene erbij, maar ook daar stopte hij niet voor. We gaven aan de meldkamer door dat we een achtervolging hadden achter een vermoedelijk gestolen auto, een witte Volkswagen Caddy,  voorzien van kenteken XXXX. De meldkamer meldde dat het voertuig niet als gestolen stond gesignaleerd, maar thuishoorde in dezelfde wijk op straat X. Hij reed dus richting zijn woonhuis, dat was vreemd ! En inderdaad stopte de auto op straat X voor de deur. Een manspersoon sprong uit de auto en rende naar de voordeur. Ik sprong ook uit de surveillance-auto en rende achter de man aan. Deze had inmiddels de voordeur met de sleutel opengedaan en ‘vluchtte’ naar binnen. Hij liet daarbij de voordeur openstaan met de sleutelbos nog in het slot. Ik snapte er helemaal niets van en naderde met voorzichtigheid de voordeur en stapte binnen. Inmiddels stond mijn collega achter mij en kwamen van alle kanten politie-auto’s met toeters en bellen aanrijden. We stapten de gang binnen, het was donker in de gang en de man was verdwenen. Tot ik halverwege de gang het licht van de WC zag branden en een heftig gekreun hoorde, gevolgd door een geluid of er een gasontploffing plaatsvond. Deze situatie herhaalde zich nog een keer. Vervolgens hoorden we een kreunende stem zeggen : “Politie, Als u daar bent, ik kom zo bij u, ik weet dat ik overtredingen heb gepleegd, maar dit was verschrikkelijk. Ik kon het niet meer ophouden ! “. We keken elkaar aan en schoten in de lach. Buiten gekomen stond een leger van politiemensen ons aan te staren, ze begrepen er helemaal niets van. We vertelden in het kort wat we gehoord hadden, waarop ze inrukten. Inmiddels kwam de man van het toilet af en kwam naar buiten. Hij stak me een hand uit, maar beleefd weigerde ik deze hand.  Hij moest hier zelf ook om lachen en vertelde dat hij zo ontzettend naar het toilet moest dat hij alle regels aan zijn laars had gelapt. Ook vertelde hij dat hij ons stopteken gezien had, maar bang was dat hij alles zou laten lopen als wij hem zouden controleren. Dan maar bekeuringen, maar geen ontploffing in de auto. Zijn gezicht sprak boekdelen ! We hebben hem uiteindelijk maar gewaarschuwd en zijn lachend in de auto gestapt. Heel de regio heeft mee kunnen genieten van onze berichtgeving terug naar de meldkamer.

vrijdag 13 september 2013

Man in pyjama op pantoffels


Het was rond 04:00 uur in de nacht toen onze burgerauto van de verkeerspolitie, voorzien van videoapparatuur,  met hoge snelheid werd gepasseerd door een snelheidsmaniak. Reeds in onze spiegels hadden we hem aan zien komen rijden en tijdens het passeren, activeerden wij de trajectmeting. Dat wil zeggen dat de meting begint te lopen van het moment dat het voertuig ons passeert tot het moment dat we hem weer inhalen en de meting stoppen. Op die manier kun je zien met welke snelheid een auto van het beginpunt tot het stoppen van de meting heeft gereden over het traject. Op ruime afstand volgden wij de auto, om te voorkomen dat de bestuurder later verklaart dat hij bang was voor ‘zijn achtervolgers’  en daarom met hoge snelheid reed. Al gauw wees de snelheidsmeter rond de 200 kilometer per uur aan, zodat we concludeerden dat de bestuurder na staandehouding zijn rijbewijs kon inleveren. Aan de rijstijl van de bestuurder was te zien dat hij duidelijk geen lid was van een speciaal team van de politie die legitiem de snelheid ruim mocht overschrijden, want van ‘messcherp’ rijden was geen sprake. Na ruim 4000 meter gaf de trajectmeter een signaal ten teken dat de meting voldoende was en duwden we even het gaspedaal van de Mercedes in en naderden de auto tot 100 meter. Hierna sloten we de trajectmeting af en kwamen uit op een gemiddelde snelheid van 198 kilometer per uur waar 100 kilometer per uur is toegestaan. Kennelijk had de bestuurder van de auto toch goed in zijn binnenspiegel gekeken, want hij ging opeens de toegestane 100 kilometer per uur rijden. Tevens zag hij ook wel dat die auto die hem volgde ook zijn snelheid reduceerde en achter hem bleef rijden. Oeps, dat zou wel eens een politieauto kunnen zijn en dat was het ook. Wij gaven de bestuurder een stopteken met het stopbord wat weggewerkt zit in de zonneklep van de Mercedes. De bestuurder bracht, na het stopteken te hebben gezien, onmiddellijk zijn auto op de vluchtstrook tot stilstand, waardoor we genoodzaakt waren om hevig te remmen. Mijn eerste reactie was: “Wat is dat voor een gek?”. Vervolgens zagen we tot onze verbazing dat het bestuurdersportier met een ferme zwaai openvloog en een klein mannetje daaruit sprong, gekleed in een streepjespyjama. Zijn blote voeten staken in blauw geruite pantoffels. Wij stapten uit ons voertuig en spraken de man aan. We zagen dat zijn haar ernstig in de slaapstand stond. Dit verergerde nog doordat hij letterlijk met zijn handen in zijn haar stond en schreeuwde: “Het is zijn schuld, het is zijn schuld, hij zou de wekker zetten!”. Hij wees daarna naar de bijrijderkant van zijn auto en schreeuwde vervolgens: “Heb je nu je zin, je bekijkt het maar, je gaat vandaag NIET op vakantie!”. Toen ik, nieuwsgierig geworden, naar de bijrijderkant liep, zag ik daar een jongeman ineen gedoken zitten. Hij bleef stoïcijns voor zich uit kijken, zodat het leek of er een wassen beeld uit Madame Tussaud zat. Mijn collega probeerde inmiddels de bestuurder te kalmeren en vroeg hem naar zijn rijbewijs. Ik hoorde de man zeggen dat hij totaal niets bij zich had en zo uit zijn bed de auto was ingestapt. Nou, dat was ons nog niet opgevallen. Ik opende het portier en angstig keek de jongeman me aan. Ik vroeg hem wat er precies aan de hand was en wie die man was die in zijn slaapkostuum stond te schreeuwen. De jongen verklaarde dat dat zijn vader was en dat ze op weg waren naar de luchthaven Schiphol. Hij moest zich om 05.00 uur melden bij de incheckbalie voor zijn vakantie naar Griekenland. Zijn vader had die avond ervoor meerdere keren gevraagd of hij toch wel een wekker had gezet. Dit had hij gedaan en zijn vader verteld dat deze zich absoluut geen zorgen hoefde te maken en dat alles geregeld was. Totdat zoonlief plotseling wakker schrok en ontdekte dat het 03:45 uur was. De wekker was niet afgegaan!Pa werd op ruwe wijze uit zijn slaap gewekt, de spullen werden snel ingeladen en zo begon de snelle rit naar Schiphol die op snelweg A20 in Rotterdam-noord op deze wijze eindigde. Mijn collega had inmiddels hetzelfde verhaal van de man gehoord. Eigenlijk kwamen we vrij snel tot de conclusie dat we door het invorderen van het rijbewijs twee mensen zouden duperen. De man zou zijn rijbewijs voorlopig kwijt zijn en de jongeman zou zijn vakantie naar Griekenland letterlijk voorbij zien vliegen. Op ons horloge zagen we dat de man nog ruim 50 minuten had om vanaf Rotterdam-noord naar Schiphol te rijden. Met inachtneming van de snelheid zou hij dat precies kunnen halen. We stelden de man voor dat hij weer achter het stuur zou kruipen, zijn rijbewijs mocht hij dan houden. Zijn zoon kon dan van zijn vakantie gaan genieten op Kos. Ik schreef snel mijn naam en het adres van het bureau op en gaf dit hem met het verzoek om een leuke vakantiekaart naar het bureau te sturen. Gezien de omstandigheden, er was geen kip op de weg, er waren drie rijstroken en de vader was niet het prototype notoire verkeersovertreder was het voor ons doorslaggevend om ook eens de hand over het hart te strijken. Beiden konden weer lachen en schudden ons de hand. Ik vertelde nog even terloops tegen de vader dat, als hij zou vertellen dat hij met 198 kilometer per uur in zijn pyjama op pantoffels gepakt was, niemand zou geloven dat hij zonder bekeuring verder mocht rijden. Ik denk dat ze gevraagd zouden hebben of hij niet aan het slaapwandelen was geweest en maar beter weer verder kon dromen. Stiekem had ik eigenlijk wel een foto willen nemen van de vader in zijn slaapoutfit.

Twee weken later werd op het bureau een kaart met mooie  ‘plaatjes ’ van Kos bezorgd met de toepasselijke tekst:  “Nog hartelijk bedankt, door jullie is mijn vakantie gered!”.

Wat mot dat in mijn huis?


Soms worden meldingen wel eens routine-matig en ga je ook als zodanig handelen.

Op een mooie zomerdag met een temperatuur van boven de 25 graden kregen we een melding van stankoverlast in een woning. De bewoner, een vrouw, was al een tijd niet gezien.Ter plaatse zagen we dat de gordijnen van de woonkamer gesloten waren en er vliegen tegen de ramen zaten. Ik keek door de brievenbus heen en zag in de gang een hoop post liggen. Tevens rook ik een penetrante geur, dus concludeerden we dat de bewoonster met grote zekerheid dood in huis lag. Nadat de slotenmaker ter plaatse kwam en deze de deur opende, liepen we de woning in. Het was werkelijk één grote puinhoop in de woning. Er hing een afschuwelijke stank van de vele katten die, bij het zien van ons, zich overal verborgen. Overal lagen uitwerpselen en borden met etensresten. Het geeft dan altijd een apart gevoel als je elke ruimte in de woning doorzoekt. Want waar zal je ze vinden? Het werd dit keer in de woonkamer op de bank onder een vloerkleed. Het was vrij donker in de woonkamer, omdat de gordijnen aan de voor- en achterzijde dicht waren. Toch kon ik ze goed zien, ze lag op haar rug en haar mond stond wagenwijd open. Ze had een gele kleur en ademde niet meer. Althans dat dacht ik en het inmiddels gearriveerde personeel van de ambulance ook. Dat was wel duidelijk, die is overleden. Uiteraard ging de ambulanceverpleegkundige het ook controleren en deze vroeg of ik even de gordijnen open wilde doen, zodat hij wat meer licht had. Ik deed de gordijnen aan de achterzijde open en vervolgens met een iets te harde ruk de gordijnen aan de voorkant open. Het gevolg was dat het gordijn met roe en al naar beneden kwam en met een donderende klap op de vloer viel. Plotseling kwam er beweging in de “overledene”. Ze slaakte een grote gil en lichtte haar hoofd op. Doordat ze ernstig verzwakt was lukte dit niet, maar twee grote ogen keken ons aan. We schrokken ons rot, ik denk dat wij met even grote ogen de vrouw aanstaarden. Ze leefde dus nog ! Vervolgens zei ze met een rauwe schorre stem : “Wat mot dat in mijn huis?” We waren echt even uit het veld geslagen, maar al snel kwam de hulpverlening op gang en werd ze even later met uitdrogingsverschijnselen en ondervoeding naar het ziekenhuis gebracht. Door de wijkagent werd ze aangemeld bij de zorginstanties, want op herhaling zaten we niet echt te wachten.

Flirtende agent

Soms hebben burgers de meest vreemde gedachten over politieagenten. Ze doen maar wat en wij moeten daar voor betalen. Als ik iets verkeerd doe krijg ik gelijk een bekeuring.
Tijdens de surveillance reed ik op een herkenbare politiemotor in uniform gekleed op de rijksweg toen er diverse meldingen kwamen van verontruste burgers dat op het viaduct van het Schieplein een meisje zat met haar benen over de rand van het viaduct. Omdat ik vrij dicht in de buurt zat spoedde ik me daar naar toe en zag inderdaad een meisje van een jaar of 16 oud op de rand van het viaduct zitten. Haar benen bungelden boven de rijksweg A20 en ze zat in een houding of ze elk moment zou afzetten en springen.
Haar hoofd hing naar beneden en was zo in gedachten dat ze me niet eens opmerkte toen ik dicht bij haar mijn motor stilhield. Ik vroeg de meldkamer om onmiddellijk op de rechterrijstrook, waar ze recht boven zat,  middels de rijstrooksignalering  een rood kruis te laten plaatsen. Als ze zou springen zou er in ieder geval geen verkeer over haar heen rijden. Mij was inmiddels wel duidelijk dat ik hier niet te maken had met een meisje die vanwege het mooie weer een mooi plaatsje in de zon had uitgekozen om  hiervan te genieten, maar iemand die kennelijk het leven niet meer zag zitten.
Ik riep tevens naar de meldkamer om de overige aanrijdende voertuigen te vragen gepaste afstand te houden, zodat ik haar eerst kon benaderen en te proberen haar te bewegen om niet te springen.
Ik stapte van mijn motor af, bleef op korte afstand staan en riep haar aan. Ik zei dat ik van de politie was en vroeg haar of ik even naast haar mocht zitten om te praten. Ze draaide haar hoofd om en keek me met een droevig gezicht aan. Ik vroeg haar nogmaals of ik bij haar mocht komen zitten en deed ongemerkt nog een stap naderbij op grijpafstand. Zodoende zou ik haar met een snoekduik vast kunnen grijpen om te voorkomen dat ze in mijn bijzijn zou springen.
Door het geraas van het verkeer van de rijksweg verstond ik haar niet, maar ik zag dat ze naar me knikte. Ik nam plaats en ging dwars naast haar zitten met een been over de rand en één been aan de goede kant, zodat ik, mocht ze toch gaan springen en mij vastgrijpen, ik niet meegesleurd kon worden.. Ik vroeg haar naar haar naam en naar de reden waarom ze zo gevaarlijk op de rand was gaan zitten. Ze vertelde me dat ze geen uitweg meer zag en toen naar deze plek was toegelopen om zelfmoord te plegen. Eenmaal boven op de rand, kon ze niet de moed vinden om te springen.
Ondertussen regende het telefoontjes bij de meldkamer van boze burgers die het belachelijk vonden dat een politieagent op zijn gemakkie een praatje met een meisje zat te maken. Had hij werkelijk niets anders te doen ? Welke politieagent laat nou een meisje zo zitten ?
De meldkamer vroeg of ik in gesprek was met het meisje en berichtte over de telefoontjes.
Ik vertelde het meisje dat er burgers gebeld hadden die dachten dat ik bezig was met een gezellig praatje met een meisje, kennelijk om indruk op haar te maken en verkering met haar proberen te krijgen. Ze moest warempel lachen. Ze leek zowaar te ontspannen, in ieder geval meer ontspannen dan ik was want ik voelde me niet echt prettig op de plaats waar ik zat met een wanhopig meisje vlak voor me.
Inmiddels zag ik achter mij een politie-auto met twee collega’s verschijnen. Ik wenkte de collega’s dat ze uit het zicht achter het meisje moesten gaan staan, zodat we haar tegelijk vast konden grijpen.
Ik vroeg haar om met mij van de rand af te gaan en mee te lopen naar de collega’s. Even klopte mijn hart in mijn keel toen ze een plotselinge beweging maakt, net of ze toch zou springen. Ik greep haar onmiddellijk vast evenals de toegesnelde collega’s, maar ze riep dat ze het niet zou doen en vrijwillig mee ging. Een gevoel van opluchting gaat dan door je heen. Ze is meegegaan met de collega´s naar het bureau en is direct het hulpverleningstraject ingegaan.
Later hoorde ik van de collega´s dat het goed met haar ging en ze op het bureau gezegd had dat ze die agent in motorkleding  een toffe man vond, waar ze een ´leuk´ gesprek mee had gehad. Zo’n tof gesprek vond ik het niet, ze had mijn hartslag eens moeten weten tijdens het gesprek…….