Ik ben op de motor redelijk in de buurt en rijd naar de locatie toe, waar de bestuurder zich momenteel bevindt. De bestuurder rijdt een woonwijk in. Kort hierna hoor ik Jan zeggen dat hij inmiddels is uitgestapt en naar een huis toeloopt. Kennelijk door het geluid van de klapperende wieken van de helikopter staat hij stil en kijkt recht in de camera die zich onder de helikopter bevindt. Jan ziet mij het huis naderen en roept over de mobilofoon dat ik moet stoppen en daar de tuin inlopen.
Als ik de tuin inloop tref ik daar inderdaad een man aan. Als ik de man, ik zal hem Kees noemen, om zijn rijbewijs vraagt weigert hij dit te geven. Hij vraagt waarom ik hem om zijn rijbewijs vraag, omdat hij helemaal geen auto bestuurd heeft. Ik schiet in de lach en wijs naar boven naar de politiehelikopter, die al klapperend boven ons hangt. Ik vertel hem dat de camerabeelden er niet om liegen en hij wel degelijk de bestuurder geweest is.
Gelukkig arriveren er nog twee collega’s, want binnen één seconde slaat de vlam in de pan. “Laat dat *****ding (de heli dus) opzouten hier boven mijn huis!” schreeuwt Kees en trekt zijn jas uit en smijt deze op de grond. Gelukkig weten we hem met z’n drieën te kalmeren en laten we hem blazen op een apparaat, omdat we een sterke alcohollucht waarnemen. Kees blijkt ook nog eens teveel alcohol genuttigd te hebben en wordt aangehouden.
Op het Politiebureau Oost in Capelle aan den IJssel wordt Kees gefouilleerd. Hij moet, zoals iedere arrestant, zijn zakken leegmaken. We doen zijn spullen tijdelijk in een fouilleringszak. Kees vraagt of hij mag bellen naar zijn advocaat en de collega stemt hiermee in. Hij legt de telefoon, een Iphone 6, van Kees even apart neer in de fouilleringsruimte. Kees mag straks even bellen. We plaatsen Kees in een Voorlopig Arrestanten Verblijf (VAV) en lopen naar de chef van dienst Adrie toe om te melden dat we iemand hebben aangehouden. Wij gaan het proces-verbaal vast klaarmaken in de schrijfkamer van het bureau. De collega vergeet de telefoon van Kees mee te nemen.
Na een kwartier belt de arrestantenbewaker dat Kees graag een telefoontje wil plegen naar zijn advocaat. De collega realiseert zich opeens dat de telefoon van Kees nog in de fouilleringsruimte ligt en gaat deze halen om deze bij Kees te brengen. Nog geen minuut later komt de collega terug met een verschrikt gezicht, de telefoon is weg. “Hoe kan dat nou?” is mijn eerste reactie. Om er zeker van te zijn loop ik met de collega mee en zie inderdaad dat de telefoon weg is. Als we de arrestantenbewaker vragen of zij de telefoon heeft gezien trekt deze wit weg en slaat een hand voor haar mond.
Ze heeft zojuist twee winkeldieven, een man en een vrouw met een kind in een buggy, hun spullen teruggeven en zag ook de telefoon op de tafel van de fouilleringsruimte liggen. Toen ze aan de man vroeg of dit zijn telefoon was, verblikte of verbloosde hij niet en stak de telefoon in zijn zak met de mededeling dat hij die inderdaad niet moest vergeten. In de schrijfkamer wordt er natuurlijk om ons gelachen. Mijn gezicht staat op onweer. "Hé Piet", roept collega Marcel, “welkom op Oost, leuk gezicht trek je erbij!” en ligt vervolgens dubbel van het lachen.
Als we de telefoon proberen te bellen, is deze inmiddels uitgezet.
De man en de vrouw waren inmiddels het bureau uitgelopen richting het metrostation. Nu is het metrostation bij politiebureau Oost dichtbij. Adrie, de chef van dienst, roept: “pakken die gozer!”en enkele collega’s sprinten het bureau uit naar het metrostation. En natuurlijk zijn de man en de vrouw zojuist ingestapt en sluit de metrobestuurder de deuren. Met de longen uit hun lijf rennen de collega’s de trappen op en bonzen op de deuren van de inmiddels wegrijdende metro. De bestuurder van de metro is alert en remt op het laatste moment.
De man en de vrouw met buggy, inclusief kind, worden uit de metro geplukt.
Ondanks grondige fouillering van zowel de man als de vrouw en de gehele buggy wordt de telefoon niet aangetroffen.
Beiden ontkennen in alle toonaarden een telefoon meegenomen te hebben, maar de arrestantenbewaakster is stellig. Hij heeft die telefoon gepakt.
Al schreeuwend wordt de man tussenin meegenomen terug naar het politiebureau ter zake verduistering. Hij is boos, maar wij zijn nog veel bozer.
Maar hoe gaan we Kees vertellen dat zijn telefoon gestolen is, zijn pas gekochte Iphone 6?
Kees was al uit zijn stekker gegaan, we zijn bang dat hij nu gaat ontploffen.
Als we de dief de fouilleringsruimte binnenbrengen en grondig fouilleren treffen we helaas geen telefoon aan. Als Adrie de man vertelt dat hij voorlopig tot de volgende dag mag blijven, verandert hij kennelijk van gedachte. Hij vraagt of hij weg mag als de telefoon weer boven water komt. Tja, wij hebben een fout gemaakt en willen inderdaad graag dat de telefoon terugkomt.
Eigenlijk is de man gewoon een ordinaire dief, maar we stemmen toe dat hij weg mag als de telefoon terugkomt. Hij belt met een telefoon van ons zijn vriendin en even later staat de vriendin weer aan het bureau MET de telefoon.
Wij hebben het sterke vermoeden dat de telefoon verstopt is geweest in de kleding van het kind. We konden het echter niet maken om een kind te fouilleren.
Anderhalf uur later overhandig ik de telefoon aan Kees. Kees mompelt: “dat heeft ook lang geduurd”, geeft de telefoon weer terug en zegt dat hij geen zin meer heeft om zijn advocaat te bellen, maar na een verklaring graag naar huis wil. En zo gebeurt het ook, kort hierna verlaat Kees het bureau, met telefoon.
Hij had eens moeten weten wat een heisa zijn
telefoon heeft veroorzaakt.
Volgende blog 15/02
Volgende blog 15/02