maandag 7 juli 2014

De lachende verdachte

Nederland staat bekend om zijn tolerante politie, tegen wie je bijna alles kunt zeggen, in vergelijking met omringende landen. Op zich is het helemaal niet verkeerd dat onze politiemensen makkelijk benaderbaar of aanspreekbaar zijn. Dat is zeker ook de kracht van ons, laagdrempelig zijn. De keerzijde is echter dat mensen denken dat ze alles kunnen zeggen tegen ons en testen hoe ver ze kunnen gaan. Maar ook wij hebben grenzen. Gelukkig denkt het openbaar ministerie met ons mee en geeft steeds strengere straffen.


Wim en ik krijgen een melding van twee lastige mannen in café A. Ze zijn dronken en hebben een medewerker van het café gedreigd hem een kopstoot te geven. De eigenaar van het café pikt dit niet en belt de politie.
Ter plaatse gekomen komt ook Richard aangereden. Met z’n drieën stappen we binnen en spreken de mannen aan. Het zijn, aan het accent te horen, mannen van Zuid Europese afkomst die echter wel de Nederlandse taal goed machtig zijn. Ze blijken flink onder invloed te zijn van alcohol en niet voor rede vatbaar. De medewerker van het café wil verder geen aangifte doen, dus verzoeken wij de mannen het café te verlaten, waarna ze opstaan en naar buiten lopen. Eén van de mannen, waarschijnlijk degene die gedreigd zou hebben met een kopstoot, kan het niet laten om de medewerker nog even toe te roepen dat hij zijn gezicht wel zou onthouden.

Buiten gekomen vraagt Wim aan de ene man om zijn legitimatiebewijs. Hij zegt dat dit in de auto ligt, die geparkeerd staat aan de B laan, om de hoek bij de G singel. Wim loopt met deze man, die verder rustig is, mee naar zijn auto.
Richard en ik blijven bij de andere man omdat deze zijn agressie nu op ons richt. Hij uit allerlei dreigementen en we krijgen de meest fijne verwensingen. Uiteindelijk na vordering krijgt Richard zijn legitimatiebewijs en noteert zijn personalia. Ik observeer hem ondertussen en hij vindt mij kennelijk niet aardig, want ik krijg de volle laag. Hij neemt een dreigende houding aan en roept naar me dat hij zeer bedreven is in vechtsport. Hij daagt mij uit om mijn wapentuig af te doen en het gevecht met hem aan te gaan, maar ik vertel hem dat ik niet met een dronkenlap wil vechten omdat ik dat zielig vind. Ik vertel hem dat hij moet uitkijken met zijn woorden, omdat ik hem anders ga aanhouden voor belediging. Ik begin me steeds meer te irriteren aan de taal die hij uitslaat. Dus geeft Richard zijn legitimatiebewijs terug en besluiten we om gewoon van hem weg te lopen om escalatie te voorkomen. Maar dat is nou net wat hij niet wil. Hij loopt op korte afstand achter ons aan en geeft Richard een duwtje, waarop ik me omdraai. Ik geef hem een flinke zet en verzoek hem afstand te houden.

Dan is het moment aangebroken, de maat is vol. Ik hoor hem zeggen: “Ik heb hier een handgranaat en die zal ik eens effe in je k*****muil duwen, dan piep je wel anders!“ Ik kijk Richard aan en gelijktijdig bespringen we hem. We proberen hem naar de muur te brengen om hem te boeien, maar hij verzet zich hevig. Hij gaat met zijn rug tegen de muur staan en probeert ons van zich af te trappen. Om letsel te voorkomen pak ik mijn pepperspray en spuit hem in zijn gezicht. Hij probeert de spray achteloos af te vegen en begint te lachen. Maar langzamerhand verandert zijn lach in een grimas. Hij spant opnieuw zijn spieren en lijkt tot dan weinig last te hebben van de pepperspray. Dus gaan wij over tot de fysieke aanhouding. Richard springt op zijn nek en legt een nekklem aan. Ik veeg de benen van de verdachte onder zijn lijf vandaan en op die manier brengen we hem gecontroleerd op zijn buik naar de grond. Maar hij geeft zich nog steeds niet gewonnen, doet zijn armen onder zijn buik en probeert mij in mijn hand te bijten. Alle mooie klemmen die ons aangeleerd worden ten spijt, maar dan is het tijd om gemeen te gaan worden. Ik duw mijn hand onder de neus van de verdachte en trek zijn hoofd achterover. Zijn neusgaten worden twee keer zo groot, maar het helpt wel. Hij staakt zijn verzet, zodat we zijn armen op zijn rug kunnen draaien en we hem kunnen boeien. Intussen kleurt het gezicht van de verdachte rood van het bloed. Ik schrik hiervan omdat ik in eerste instantie denk dat hij met zijn gezicht op straat is gevallen met het gecontroleerd naar de grond brengen. Maar het blijkt dat hij onder zijn neus een paar scheurtjes heeft opgelopen die, zeker met de flinke hoeveelheid alcohol die de verdachte had genuttigd, flink bloedt. Ik moet grinniken om het onthutste gezicht van Richard als hij ook het bebloede gezicht van onze verdachte ziet, maar stel hem gerust.

Inmiddels komt Wim, die op zijn gemak om de hoek in de B laan de gegevens van de andere man heeft genoteerd en van het hele spektakel niets gemerkt heeft, om de hoek de G singel opgelopen en ziet tot zijn verbazing Richard en mij bovenop de verdachte zitten. Dan beginnen omstanders zich met de aanhouding te bemoeien. Een aantal zijn van mening dat we buiten proportioneel geweld gebruiken tegen de verdachte. Dat we, zonder enige aanleiding, de beste man mishandelen. Helaas kunnen we op dat moment niet aan de ‘verontruste’ burgers uitleggen dat we terecht bezig zijn met de aanhouding van een vervelia die ons zojuist bedreigd en beledigd heeft. We concluderen dat we zo snel mogelijk weg moeten wezen voordat omstanders ons aanvallen. Ik roep naar Wim dat hij onmiddellijk de politiebus moet halen, zodat we de verdachte kunnen afvoeren naar het bureau. Als de bus naast ons staat plaatsen we de verdachte op zijn achterwerk op de grond in de bus en rijden naar het politiebureau. Tijdens de rit klaagt de verdachte dat die pepperspray toch wel erg zeer doet en vraagt mij waarom ik zo boos ben. Ik vind dit een rare vraag, omdat ik eerder verwacht dat hij boos op ons zou zijn. Meestal na zo’n confrontatie is er geen normaal gesprek meer te voeren met een verdachte. Ik vraag hem of hij het normaal zou vinden als ik hem dreig een handgranaat in zijn mond te steken. Ik vertel hem dat wij ook een grens hebben en dat hij degene is die zojuist ervoor heeft gezorgd dat die grens is overschreden. Tot mijn verbazing biedt hij zijn excuses aan en vertel boos te zijn geworden omdat we hem en zijn maat zonder reden het café hebben uitgezet. Ik vertel hem dat wij alleen maar ons werk doen en op verzoek van de café-eigenaar hen het café hebben uitgezet.

Gekomen op het bureau ontdoe ik hem van zijn handboeien en zorg ervoor dat hij een oogdouche kan nemen. Ook geef ik hem een natte handdoek, zodat hij zijn gezicht kan afdoen. Hij biedt nogmaals zijn excuses aan en vertelt dat het eigenlijk allemaal zijn eigen schuld is. Hij komt van oorsprong uit land X en vertelt dat hij in geen enkel land zoveel tegen de politie durft te zeggen dan in Nederland. In landen buiten Nederland durf je politieagenten niet zo te behandelen, want deze slaan er namelijk snel op los en arresteren je onmiddelijk. Hij vertelt dat de Nederlandse agenten bijna alles pikken wat tegen hen gezegd wordt. Hij had niet verwacht dat het deze keer tot een aanhouding zou leiden. En zeker niet dat het met flink geweld gepaard zou gaan. Hij benadrukt nogmaals dat het allemaal zijn eigen schuld is. Hij lacht en steekt zijn hand uit. Wij begrijpen er helemaal niets meer van. Wat moet je nou met zo’n verdachte?

Dus stellen we aan de recherche voor om hem lik-op-stuk te geven. De recherche overlegt met de politiesecretaris en die stelt een schikkingsbedrag voor van 380 euro. De verdachte gaat akkoord en zodoende loopt de verdachte, na betaling, ruim een uur later weer het bureau uit. Voor hij het bureau verlaat vertelt hij lachend dat hij dit niet zo snel meer zal vergeten. Hij vindt dat politieagenten in Nederland toch wel ballen hebben….