maandag 7 april 2014

Een flinke pakkerd




Tijdens mijn avonddienst mag ik de collega’s van de Intake Service Ondersteuning (ISO) assisteren aan de balie met het opnemen van aangiftes of advies geven aan burgers met vragen, maar ook het aanhoren van klaagverhalen van boze of verdrietige burgers. Ik heb altijd grote bewondering voor het geduld van deze collega’s en niet te vergeten de kundigheid. Het is niet mis als je hoort wat ze tijdens een dienst voor hun kiezen krijgen. Je zou kunnen zeggen dat ze tijdens een dienst optreden als maatschappelijk werker, adviesmedewerker, psychiatrisch medewerker of gezondheidsmedewerker. Maar ze worden ook wel eens gebruikt als uitlaatklep, oneerbiedig gezegd als vuil behandeld. Regelmatig wordt onze hulp gevraagd, omdat ze zwaar beledigd of uitgescholden worden. Dan zetten we zo iemand ‘keurig’ het bureau uit, want hier zijn we niet van gediend.
 
Zo ook vandaag, want mijn geduld is na een uur al op. Ik word aangesproken door een man, die er uit ziet als een gangster. Zijn zonnebril blijft op zijn neus, ondanks dat binnen nou niet echt de zon schijnt. Hij stekkert recht op mij af en sommeert mij dat ik aangifte op moet nemen van diefstal van zijn portemonnee, mijnheer wenst direct geholpen te worden. Ik antwoord hem vriendelijk terug dat de twee vrouwen die naast hem staan eerst aan de beurt zijn, wens hem een goedendag en verzoek hem plaats te nemen tot ik hem roep. Dat is het heerschap voor me totaal niet van plan, want volgens hem betaalt hij als belastingbetaler mijn salaris en moet ik naar hem luisteren. Hierna schreeuwt hij een paar hele lelijke woorden tegen mij, die ik absoluut niet tolereer. Ik wijs naar de draaideur en zeg tegen hem dat hij door de draaideur heen naar buiten mag lopen. Vervolgens negeer ik hem totaal en richt mij tot de vrouwen die hevig verschrikt staan te kijken. Na een paar krachttermen geschreeuwd te hebben verlaat hij scheldend het bureau.

Voor mij staan twee flink gezette dames, die met een verdrietige blik vertellen dat ze hun verstandelijk gehandicapte broer van 40 jaar kwijt zijn sinds die middag 15:00 uur. Het is inmiddels 19:00 uur en ze maken zich grote zorgen. Hij is met een taxibusje door vervoer op maat afgezet bij een tante op de H weg. De taxichauffeur had kennelijk zo’n haast dat hij na het uitstappen direct is weggereden. Antonio, zoals de jongeman genaamd is, was uitgestapt en zag dat het taxibusje gelijk wegreed. In plaats van naar het huis van zijn tante te lopen begaf hij zich in de grote wereld als vrij man, een vrijheid die hij eigenlijk niet aankon. Op een dorp zou dit niet zo’n probleem zijn, maar in de grote stad zoeken is problematisch. Antonio ging als vrij man op verkenning uit.
Ik probeer de dames gerust te stellen door te zeggen dat we direct een bericht voor alle wagens gaan maken om te vragen of alle politieauto’s uit willen kijken naar Antonio. Verder dat ook de externe partners, zoals het openbaar vervoer, taxicentrales enz. gevraagd worden om uit te kijken.
Ik schrijf het signalement op van Antonio en krijg een duidelijke foto van hem, die de dames op advies van de collega’s van het callcenter naar het bureau hebben meegenomen. En met duidelijke foto bedoel ik een opvallend signalement van Antonio. Hij heeft een uitzonderlijk grote neus en hele grote lippen. Het is een kleine foto. Ik neem de foto mee naar de schrijfkamer in de agentenwacht en leg deze onder de kopieermachine om deze te verspreiden onder de dienstdoende collega’s. Handmatig toets ik het aantal procenten in om te vergroten, maar toets per ongeluk 400% groter en u raadt het al wat opvallend is aan de erg vergrote foto van Antonio. Alleen zijn neus en lippen staan erop, zodat de meekijkende chef van dienst, Willem, met verbazing naar de kopie staat te kijken. Ik vertel hem dat het een verstandelijk gehandicapte jongen, genaamd Antonio, is die sinds vanmiddag kwijt is en ergens vermoedelijk in Rotterdam-zuid op straat loopt. Ik maak een normale kopie, geef de originele foto terug aan de dames en schrijf hun telefoonnummer op. De dames vertellen dat hun broer helemaal verzot is op de politie en een grote fan van ons is. Ik vertel dat we onze uiterste best doen om hem te zoeken en de dames verlaten het bureau.

Inmiddels verlaat Willem ook het bureau en rijdt na ongeveer een kwartier over de W straat. Willem rijdt een nogal gezette negroïde jongen voorbij die uitbundig zwaait naar Willem. Willem zwaait terug en rijdt verder. Maar als Willem een stukje verder is, beginnen de radertjes in zijn hoofd te draaien. Hij heeft van die opvallend grote lippen, dat komt hem bekend voor. Nog geen 50 meter verder trapt Willem bovenop de rem, zet het voertuig in zijn achteruit en stopt bij de jongen. Hij stapt uit de auto en vraagt aan de jongen hoe hij heet. De jongen antwoordt: ‘Antonio’ en slaat zijn arm om Willem heen. Dan valt het puzzelstukje bij Willem en beseft hij dat het de vermiste gehandicapte jongen is waar we naar op zoek zijn. Antonio stapt gewillig voorin bij Willem in de politieauto en samen rijden ze naar bureau Zuidplein toe. Antonio is in zijn nopjes. Hij mag voorin in de politieauto zitten en kraait van plezier. Het liefst wil hij aan alle knopjes zitten, maar Willem vertelt dat dit misschien straks even mag. Willem geeft aan de meldkamer door dat Antonio gevonden is en het bericht voor alle wagens kan vervallen.
Als Willem dicht bij het bureau is, mag Antonio even het zwaailicht en de sirene aanzetten. Hij vindt het geweldig. Op het bureau gekomen krijgt Antonio van ons een lekker bekertje chocomel en worden zijn zussen gebeld. Kort hierna herenigen we Antonio met zijn zussen. Samen met Willem sta ik erbij te lachen. Dit is echt genieten. Dan komen de zussen naar ons toe en staan erop om ons een knuffel te geven. We krijgen inderdaad allebei een flinke ‘pakkerd’ en worden haast fijngeknepen, zo blij zijn ze. Ik zie het gezicht van Willem als hij die pakkerd krijgt, heerlijk!

Als tip wil ik meegeven dat het voor de politie handig is als in de kleding van verstandelijk gehandicapten, demente mensen, psychiatrisch patiënten of kleine kinderen een gedeelte van de personalia wordt opgeschreven of erin wordt genaaid. In de politiesystemen maken we gebruik van de zogenaamde kenosleutel of zoeksleutel. Die bestaat uit de eerste vier letters van de achternaam (zonder voorvoegsel), de eerste voorletter en het geboortejaar. Dus bijvoorbeeld Jan Cornelis van der Zwaan, geboren 23-04-1930 is bijvoorbeeld zwaaj30. Dat scheelt veel zoekwerk voor de politie, maar kan ook veel stress schelen bij de familie.