maandag 31 maart 2014

Even een appelflap halen


Het is een zaterdagochtend als ik aan de chef van dienst, Paul, vraag of hij zin heeft om met mij de straat op te gaan. Paul vindt dat wel gezellig en zodoende gaan we op surveillance. Het is, zoals verwacht, zo ontzettend rustig op straat, dat zelfs de collega’s van de meldkamer duimen zitten te draaien. En dat gebeurt in Rotterdam heel weinig. We komen op een gegeven moment langs de bakker op de X straat. Ik vraag aan Paul of hij de lekkerste appelflap van de regio wel eens heeft geproefd. Paul heeft daar wel oren naar en daarom parkeer ik de politieauto voor de bakkerij. Nou wil het geval dat daar ooit een uitrit is geweest, maar dit reeds lange tijd niet meer het geval is. Het verbodsbord is toen weggehaald, maar op het wegdek zijn nog wel de verweerde strepen te zien en is de verlaagde trottoirband nog aanwezig. Dus in mijn onschuld parkeer ik hem daar.

Aan de overkant zie ik dat een man eveneens zijn auto parkeert, het lijkt wel op een driftige manier. Hij is eerder uit zijn auto gestapt dan wij en ik zie dat hij zijn portier dichtsmijt en op hoge poten naar ons toe komt lopen. Hij is netjes gekleed in een zijden overhemd en oogt als een heer, maar zijn gezicht staat op storm. Hij vertelt ons dat wij als politie een voorbeeld moeten geven en dat ik direct de auto ergens anders neer moet zetten. Om een sfeerbeeld te geven, zijn ogen rollen door zijn kassen, hij spreekt met consumptie en op luide toon, zodat heel de straat het kan horen. Ik vraag me af of er ergens een draadje is losgeschoten of dat hij misschien een hele slechte nacht heeft gehad, want hij is niet voor rede vatbaar. Op zeer korte afstand blijft hij herhalen dat wij een voorbeeld moeten zijn en dat hij, als hij zijn auto op deze parkeerplaats zou parkeren, een bekeuring zou krijgen. Rustig probeer ik hem diverse keren uit te leggen dat het al geruime tijd geen uitrit meer is en dat zelfs het bord al weggehaald is, maar hij luistert totaal niet en  wordt hysterisch. Ook Paul probeert op zijn beurt de man tot rede te brengen en te vragen of hij wel gehoord heeft wat ik tegen hem gezegd heb. Alles ten spijt, maar ook Paul geeft het op. Ik wuif met mijn hand naar de man en wens hem een prettige dag en loop weg naar de deur van de bakkerswinkel ongeveer 10 meter verderop. Ook Paul draait zich om en loopt achter mij aan. Ik hoor de man nog roepen : “Nou wordt het helemaal mooi, ze gaan nog naar de bakker toe ook! “, maar sla hier verder geen acht op.

Tot ik de deur van de winkel open doe en opeens een enorme duw in mijn rug krijg. Ik val letterlijk met de deur de bakkerswinkel binnen. Ik draai me om en zie dat het de man is die weer achter me staat en inmiddels met een wurggreep en een voetveeg gevloerd wordt door Paul. In mijn kwaadheid spring ik op en grijp ik het zijden overhemd van de man beet en schudt hem door elkaar. De hele bovenkant van het overhemd scheurt en de knoopjes springen er als vlooien af. Het kan me op dat moment niets schelen, ik ben boos.
Inmiddels staan de bakker en zijn twee medewerkers achter de toonbank en kijken ons met grote ogen aan (na het incident gezien op de camerabeelden).

Kennelijk schrikt de man heel erg, want hij kijkt me met grote ogen aan en vraagt of ik hem los wil laten en hem niet wil slaan. Nu breekt mijn klomp, want opeens ligt daar een zielig mannetje die bang is. Ik trek hem overeind en vraag hem nogmaals waarom dit allemaal nodig is en dat deze hele situatie nergens over gaat. De man biedt zijn excuses aan en vraagt of wij hem alstublieft niet willen aanhouden. Ik vraag hem naar zijn legitimatiebewijs, omdat ik toch graag wil weten met wie ik te maken heb. De man wil echter geen legitimatiebewijs geven en smeekt of hij de winkel uit mag lopen en weggaan. Ik vraag hem nogmaals om zijn legitimatiebewijs en vertel dat wij geweld hebben gebruikt tegen hem en dat dit op papier gezet moet worden. Ook heb ik zijn overhemd aan flarden gescheurd en dat moet wel vergoed worden, alhoewel het zijn eigen schuld is. De man voelt nog eens aan het gescheurde overhemd en zegt dat het maar een klein scheurtje is en dat het toch zijn eigen schuld is. Hij vraagt of we hem alstublieft toch niet naar zijn legitimatiebewijs willen vragen, maar ik zeg dat ik het absoluut wil zien. Aarzelend toont hij ons een legitimatiebewijs van een overheidsdienst. Het blijkt een collega van een overheidsdienst te zijn, werkzaam in dezelfde regio. Met verbazing kijk ik naar het legitimatiebewijs, ik moet zeggen dat mijn mond letterlijk open viel. Ik zie dat de man mij aanstaart en mijn verbaasde blik ziet. Hij vraagt mij nogmaals of wij geen consequenties hieraan willen verbinden.

Paul neemt het woord en vraagt aan de man hoe het komt dat hij zulk onwenselijk verdrag vertoont en dat voor iemand die nota bene bij een overheidsdienst werkt. De man vertelt dat hij de laatste tijd heel veel problemen heeft en dat het hem allemaal niet mee zit. Hij vertelt dat hij een dag ervoor een conflict heeft gehad met iemand van parkeerbeheer, die hem een bekeuring gegeven heeft voor verkeerd parkeren. Toen hij zag dat ik de politieauto voor een inrit parkeerde was dit voor hem de bekende druppel die de emmer deed overlopen. Ook het feit dat ik me had omgedraaid en was weggelopen zonder de politieauto van de parkeerplek weg te halen, ontstak hem in woede. Hij vertelde dat zijn vader kortgeleden was overleden, hij momenteel met een dubbele hypotheek zat en zijn vrouw mogelijk van hem ging scheiden. Kortom, hij ging even uit zijn dak, maar wel tegen de verkeerden. Ik vertel hem dat ik totaal niet uit was om hem dwars te zitten en dat het daadwerkelijk gaat om een ‘oude’ inrit, waar men gewoon mag parkeren. Hij vertelt dat het allemaal zijn schuld is en dat hij zich rot schaamt voor zijn gedrag. De bakker is inmiddels bij ons komen staan en vertelt dat hij alles gezien heeft van het begin tot het eind. Hij vertelt ons dat de man een vaste klant van hem is en zijdelings op de hoogte is van de problemen van de man. De bakker vraagt ook aan ons of we niet over ons hart willen strijken. Paul vertelt de man dat er wel een mutatie in het systeem gemaakt wordt, omdat er geweld is gebruikt, maar we verder niet tot aanhouding overgaan. De man wil niets horen met betrekking tot zijn overhemd, omdat dit volgens hem te wijten is aan zijn eigen gedrag en mijn kwaadheid en handelen heel begrijpend vond. We hebben elkaar de hand geschud en zijn uit elkaar gegaan.

Na nog even nagepraat te hebben met de bakker vertrokken we met de appelflappen in de auto. Onderweg hebben we, al etend, zitten te proesten van het lachen; zo erg dat de kruimels van de appelflappen over het hele dashboard vlogen. Leuk, even een appelflap halen……..