Je wordt er soms niet
goed van. Meldingen van aanrijdingen, waarbij de veroorzaker is doorgereden. De
mentaliteit van bestuurders is dikwijls ver beneden peil. Dit wordt mede
veroorzaakt door de zogenaamde no-claim regeling, waardoor de veroorzaker van een aanrijding stijgt
in premie. Maar het meest schrijnende is wanneer men een aanrijding met
letsel veroorzaakt en het slachtoffer in hulpeloze toestand achterlaat.
Vannacht ben ik
brigadier van dienst en neem ik Pieter mee. Pieter is directeur van een
basisschool en wil graag een dienst meedraaien om het politiewerk van dichtbij
mee te maken. Uiteraard kan ik hem niet beloven dat het een spannende dienst
gaat worden. Aan het begin van elke dienst weet je nooit wat je te wachten
staat, een ogenschijnlijk saaie dienst kan uitmonden in een gevecht voor je
leven. Ik geef aan Pieter een steek/kogelwerend vest, om onder zijn trui te
dragen.
Bij aanvang van een dienst
hebben we altijd een briefing, waarbij de belangrijkste problemen besproken
worden en aandachtspunten aan de orde komen die mogelijk in de komende dienst
gaan spelen. Hierbij moet je denken aan overlastgevende plekken of personen in
de wijk en kentekens van verdachte voertuigen die getoond worden met alle
informatie erbij.
Pieter zit in ieder
geval al met grote ogen te kijken naar het scherm, want zo op het eerste gezicht lijkt het
wel of het tijdens deze dienst oorlog wordt.
We nemen diverse
meldingen voor onze rekening van geluidsoverlast, waarbij de muziek wel erg
hard staat. Zo komen we ook terecht bij een (meiden)studentenfeest en worden we
ingesloten door een hele horde meiden die met ons op de foto willen. We vragen
de hoofdbewoner om de muziek wat zachter te zetten, anders volgt een
proces-verbaal en ‘vluchten’ de woning uit.
Dan volgt een melding
van een huiselijk geweld, waarbij een vrouw door haar ex-man tot bloedens toe
geslagen is. We stappen de woning binnen en zien veel bloed. De vrouw is hevig
toegetakeld en haar ex-man heeft de woning inmiddels verlaten. Als we met haar
staan te praten hoor ik gestommel in het trappenhuis. Ik vlieg langs Pieter
heen en zie nog net dat een manspersoon, die voldoet aan het signalement van de
ex-man, voorbij loopt. Hij bleek zich bij onze komst verstopt te hebben boven
in het trappenhuis en wilde nu ontsnappen. Ik ‘frommel’ hem tegen de muur met
enige dwang en plaats hem in de boeien. Het verbaasde hoofd van Pieter
verschijnt bij de voordeur. “Ik heb ‘m!” roep ik naar hem.
Na de nodige
administratie is het al 03.00 uur als in het centrum in Rotterdam een melding
valt van een auto, die met hoge snelheid, een meisje geschept heeft. Het meisje
is op de motorkap van de auto terecht gekomen, daarna door de lucht gevlogen en op
het wegdek gesmakt. De bestuurder rijdt door en laat het meisje zwaar gewond
achter. Veel getuigen hebben het ongeval zien gebeuren en zijn in shock. Het
moet er vreselijk uit zien. Door de politiemensen en de meldkamer wordt alles
op alles gezet om de bestuurder te pakken. Wat je dan ziet is dat de meldkamer
overspoelt wordt met informatie van veel bellers, die allemaal zeker weten wat
voor auto ze gezien hebben. Het zou moeten gaan om een zwarte Mercedes met
taxikentekenplaten, een donkere BMW met een Belgisch kenteken of een zwarte
Audi. Het traumateam arriveert met de traumaheli en er wordt voor het leven
gevochten van het meisje. Mijn eerste reactie
tegen Pieter is dat ik die graag zou willen pakken. Maar waar moet je gaan
zoeken als niet eens bekend is wat voor type auto het is en onbekend is wat het
kenteken is? Nou geloof me, ik heb die nacht nog nooit zoveel donkere BMW's, Mercedessen en Audi's voorbij zien rijden.
Uit ervaring weet ik
wel dat, wanneer iemand geschept is, meestal de voorruit verbrijzeld wordt van
de auto. Er moeten dus duidelijk sporen zijn op de auto van een aanrijding. We nemen een tactische
positie in en wachten af. Geduld is een schone zaak, hoewel lang wachten voor
een politieagent best moeilijk is, omdat je graag in beweging bent.
Na anderhalf uur
wachten besluiten we om onze positie te verlaten, maar toch blijft het aan me
knagen. Ik heb het vermoeden dat hij zich ergens verborgen heeft en straks zijn
schuilplaats zal verlaten. Na een korte pitstop besluit ik om even naar het
centrum te rijden en van de plaats van het ongeval een denkbeeldige richting te
bekijken. Ik verplaats mij in de verdachte en bedenk waar ik in paniek naar toe
gereden zou zijn. We rijden richting de havens en rijden daar een rondje. Ik besluit ik om toch weer even naar onze eerste positie te rijden, omdat de
ochtend begint te gloren en ik het vermoeden heb dat de
bestuurder, voordat het licht wordt, uit zijn schuilplaats komt.
Op weg naar deze
positie waan ik spoken te zien. Ik geloof niet in toeval, maar ons komt een
donkere auto tegemoet, waarvan ik toch echt meen in het licht van de straatlantaarn te zien dat de voorruit verbrijzeld
is. Tijdens het passeren geef ik Pieter een enorme stomp en ik schreeuw: “Dat
is ‘m!!” Pieter zit me met grote ogen aan te kijken als ik een enorme ruk aan
mijn stuur geef en de dienstauto met gillende banden draai. Mijn adrenalinepeil
wordt torenhoog en ik zet de achtervolging in. De bestuurder rijdt als een
waanzinnige, maar wordt beperkt in zijn zicht door de verbrijzelde ruit. Zijn
hoofd steekt door het geopende portierraam en op die manier bestuurt hij de
auto. Ik zeg tegen Pieter dat hij zich moet voorbereiden op een achtervolging,
waarbij ik mogelijk de auto ga rammen. Ik ben vastbesloten om, hoe dan ook, de
bestuurder tot stoppen te dwingen. Het kan me op dat moment niet schelen of ik
de hele dienstauto aan gort rijd, als we hem maar kunnen aanhouden. Ik zie dat
Pieter zich met beide handen krampachtig aan de deurgreep en middenconsole
vasthoudt.
Nadat ik het zwaailicht,
de sirene en het stopbord heb aangezet lijkt de bestuurder zachter te gaan rijden
en een parallelweg op te rijden. Ik ga links naast hem rijden en dwing hem de parallelweg op. Maar plotseling stuurt hij naar links en wil
toch weer de hoofdrijbaan oprijden. Ik snijd hem echter af en wacht op de
botsing, maar hij geeft zich gewonnen en rijdt de parallelweg op, langzaam
rijdend. Ik volg hem opnieuw en weet mij weer links van de auto te wringen en
snijd hem opnieuw. We hebben oogcontact en woest kijk ik de bestuurder aan. Hij
stopt en zet hem in een parkeervak. Omdat ik niet zeker weet of hij weer gaat
rijden, rijd ik een klein stukje achteruit en zet groot licht op de
auto. Ik pak de megafoon en schreeuw dat hij de sleutels van het voertuig naar
buiten moet gooien en beide handen naar buiten moet steken. Gedwee volgt hij
mijn instructies op. Ik geef Pieter wederom een stomp en sommeer dat hij onmiddelijk uit moet stappen en op afstand moet gaan staan. Dan spring ik uit de auto, benader de bestuurder en grijp beiden
handen stevig vast. Uiteindelijk trek ik hem uit zijn auto, boei hem en leg hem
op de grond. Het eerste wat de verdachte zegt is dat het hem spijt dat hij
doorgereden is na de aanrijding met het meisje, maar dat hij in paniek was. Ik
ruik een sterke dranklucht en weet eigenlijk al voldoende.
Dan pas komt het besef
dat het misschien handig is om de meldkamer te roepen. Ik geef een urgente
spraakoproep aan de meldkamer. Kok, van de meldkamer vraagt: “10.10 met een
urgente spraakoproep!”. Al hijgend zeg ik: “Meldkamer, ik heb ‘m!” Het blijft
even stil, maar Kok snapt onmiddellijk waar ik het over heb. Hij vraagt of ik
de auto staande heb en de verdachte aangehouden heb, waarop ik bevestigend
antwoord. Hij vraagt of ik er zeker van ben dat ik de juiste verdachte gevangen
heb, waarop ik antwoord dat ik mijn schoen opvreet als het niet waar is.
Inmiddels is Pieter ook
uit de dienstauto gekomen en komt bij mij staan. Hij glundert ver tot over zijn
oren en vindt het helemaal geweldig. Dan komen overal de
‘toeters en bellen’ vandaan. Boudewijn, de chef van dienst, is als eerste ter
plaatse en feliciteert me. Het begint op een reünie te lijken, want zelfs
Wobbe, de chef van dienst van district Oost komt ter plaatse en feliciteert me
ook. We zijn blij met z’n allen dat de verdachte gevangen is, het maakt op zo’n
moment totaal niet uit welke collega het doet. De buurtbewoners zijn overigens niet zo blij, want er steken veel verwarde hoofden uit de ramen.
Duidelijk is te zien
waar het meisje de auto geraakt heeft. Haar lange haren zitten als stille
getuigen in de versplinterde ruit. Deze zijn door het breken van de voorruit
uit haar hoofd getrokken. Inmiddels is het 06:30
uur als de auto van de verdachte door de takeldienst wordt opgehaald voor een
reconstructie op de plaats van het ongeval. Pieter rijdt met Boudewijn mee om
getuige te zijn van de reconstructie. Na afloop krijg ik van Pieter een
drijfnat steek/kogeldwerend vest terug. Ik vraag of ik de kachel in de auto iets minder had moeten zetten, waarop hij een misprijzend gezicht naar me trekt. Hij vertelt dat hij mishandeld is door mijn gestomp en aangifte te willen doen. Uiteindelijk ben ik om
11:00 uur thuis en kan eindelijk slapen.
Pieter bleek na zijn
thuiskomst helemaal niet te kunnen slapen. In geuren en kleuren had hij aan
zijn vrouw verteld, wat hij allemaal meegemaakt had. Hij vond het
indrukwekkend, spannend en geweldig. Het is toch iets anders als voor de klas
staan, hoewel ik daar bewondering voor heb en zweetdruppels van zou krijgen.
Soms moet je in je werk
geluk hebben, hoewel de aanleiding heel wat minder prettig is in dit geval.
(volgende blog 29 sept)