De laatste werkdag voor
de zomervakantie krijg ik een melding dat er een auto uit de bocht is gevlogen op de snelweg.
De bestuurster zou mogelijk bekneld zitten en de auto zou levensgevaarlijk staan, zodat de
mogelijkheid bestaat dat er nog meer auto’s op botsen. We rijden met zwaailicht
en sirene naar de plaats
van het ongeval toe en treffen de auto inderdaad midden op de rechterrijstrook
aan. De hulpverleners wordt geleerd eerst veiligheidsmaatregelen te treffen,
zodat er niet nog meer aanrijdingen gebeuren. Ik
trek mijn gele hesje aan en plaats onze politieauto 100 meter voor de aanrijding in een
dwingende positie, de zogenaamde fend-off positie. Dat wil zeggen dat de auto
met de neus feitelijk de
richting aangeeft waar de automobilisten heen moeten rijden, dus in dit geval
naar de linkerrijstrook. Ook zet ik de blauwe zwaailichten aan. We vragen
tevens bij Rijkswaterstaat (rode) kruizen aan op de rechterrijstrook en
tevens een snelheidsbeperking. Nou weet ik uit ervaring dat sommige automobilisten
daar werkelijk lak aan hebben, dus plaats ik tussen onze auto en de gecrashte
auto ook nog pylonen.
Dan begint het "feest". De
ambulancemedewerkers, die ter plaatse komen, zetten hun voertuig voorbij de aanrijding. Net als de ambulancechauffeur is uitgestapt raakt een automobilist
de pylon die ik naast het gecrashte voertuig heb neergezet. Met een grote klap
vliegt de pylon door de lucht en
ik zie nog net dat deze op een haar na de ambulancechauffeur mist. De
geschrokken ambulancechauffeur duikt weg achter de ambulance. Helaas kan ik van
deze auto niet het kenteken noteren. De
bestuurster blijkt niet bekneld te zitten, maar zit inmiddels veilig achter de vangrail en wordt door
de ambulancemedewerkers ter plaatse
nagekeken. Ondanks dat duidelijk
te zien is dat er een aanrijding is gebeurd en de genomen verkeersmaatregelen,
blijft de snelheid van de voorbijkomende auto´s hoog. Helaas kunnen we de
gecrashte auto niet zelf opzij zetten, dus moeten we wachten op de
bergingstakel(wagen).
Ik loop nog even terug
naar de politieauto om wat spullen te pakken. Het belangrijkste is dat we altijd in het zicht
heen en teruglopen. En dat is maar goed ook, want in de verte zie ik een auto aankomen die met een
behoorlijke vaart aan komt rijden op de
rijstrook die afgekruist is. Ik vraag me af of hij nog gaat remmen. Met volle
vaart rijdt hij op de politieauto af. Als aan de grond genageld wacht ik op de
grote klap die gaat komen. Ik heb inmiddels een paar stappen opzij gedaan en
sta tegen de vangrail (geleiderail) op de vluchtstrook. Ik zie dat hij met zijn rechterhand
tegen zijn rechteroor zit en concludeer dat hij waarschijnlijk druk bezig is met
bellen. Op het laatste moment gooit
de bestuurder zijn stuur om. Links voorbij de politieauto gaan kan niet, omdat
daar een langzaam rijdende auto rijdt. Hij stuurt dan rechts om de politieauto heen,
recht op mij af. Dit wordt mijn dood dacht ik nog. In een flits
spring ik achterwaarts over de vangrail heen en smak op mijn rug. Dan
hoor ik een enorme klap, gevolgd door het geluid van brekend glas en scheurend
metaal.
Ik lig op mijn rug en doe mijn ogen open. Het eerste wat ik denk is dat
ik nog leef en ongedeerd ben, behalve een zere rug en een ontzettend zeer achterwerk.
Er buigt zich iemand over me heen en ik kijk in de ogen van een verbijsterde
medewerker van Rijkswaterstaat. Hij zegt: “Ik dacht dat je dood was!” Het
blijkt dat hij, op het moment van crash, achter deze auto reed en alles zag
gebeuren. Nadat de auto tot stilstand kwam, was ik verdwenen en hij dacht
werkelijk dat ik voor zijn ogen dood werd gereden. Ik krabbel overeind en klop mijn kleding af. Dan
komt de bestuurder aanlopen en roept dat het hem spijt. Ik kan mijn emoties
niet meer bedwingen. Ik begin werkelijk te trillen als een rietje en wil de bestuurder
aanvliegen. Gelukkig houden de medewerker van Rijkswaterstaat en mijn collega me
tegen, want ik wil de bestuurder aanvliegen. Heftig schuddend met armen
en benen, waarschijnlijk spierverkramping door de abnormale salto achterover,
scheld ik de bestuurder helemaal de huid vol.
De bestuurder druipt af en wordt
meegenomen door mijn collega. Op de plaats, waar ik zojuist gestaan heb, is
weinig meer van de vangrail over. Ik besef dat ik enorm veel geluk heb gehad. De
collega’s van de ambulance komen nog even naar me kijken en ik grap nog tegen
de ambulancechauffeur of hij net niet per ongeluk een pylon heeft voorbij zien
vliegen. De gehele bocht wordt
door Rijkswaterstaat afgesloten, zodat beide gecrashte voertuigen veilig geborgen kunnen worden.
De bestuurder, die mij bijna aanreed, wordt meegenomen voor verhoor naar het bureau. Het
blijkt dat hij inderdaad druk bezig was met zijn mobiel en geen rode kruizen of de politieauto met
blauwe zwaailichten heeft zien staan.
Op het bureau gekomen en na gekalmeerd te zijn spreek ik nog
met de bestuurder. Ik bied hem mijn excuses aan voor mijn gedrag en mijn woordkeuze, maar hij
wil hier niks van weten. Hij zegt me volledig te begrijpen en is ontzettend
blij dat ik er zo vanaf
gekomen ben. We schudden elkaar de hand.
Hem wordt een proces-verbaal aangezegd voor het
gevaar en/of hinder veroorzaken op de weg.
Zoals gezegd was dit
niet de eerste keer dat ik bijna dood ben gereden. Veel mensen begrijpen niet waarom soms ruim van tevoren
de weg wordt afgesloten en het verkeer wordt gedwongen om langzaam te rijden.
Die vraag wordt mij vele keren gesteld of dit niet onzinnig is. Ik vraag mij wel eens
af, wie zijn nou de kamikazes? Wij als wegwerkers of sommige automobilisten die niet beseffen dat
zij dat zijn?
Tijd voor vakantie….. (volgende blog 1 sept).
P.S. Ik wil mijn lezers/fans bedanken voor de leuke reacties via de blog/facebook en Twitter. Inmiddels ben ik de één miljoen keer gepasseerd, dat mijn blog is aangeklikt. Geweldig toch?
P.S. Ik wil mijn lezers/fans bedanken voor de leuke reacties via de blog/facebook en Twitter. Inmiddels ben ik de één miljoen keer gepasseerd, dat mijn blog is aangeklikt. Geweldig toch?