maandag 25 januari 2016

Heisa om een telefoon


De politiehelikopter ziet een auto rijden die met hoge snelheid over de snelweg raast. Kan de bestuurder niet links inhalen, dan haalt hij wel rechts in. De tactical flight officer Jan in de politieheli verzoekt assistentie aan de meldkamer om de bestuurder van de auto staande te houden. 







Ik ben op de motor redelijk in de buurt en rijd naar de locatie toe, waar de bestuurder zich momenteel bevindt. De bestuurder rijdt een woonwijk in. Kort hierna hoor ik Jan zeggen dat hij inmiddels is uitgestapt en naar een huis toeloopt. Kennelijk door het geluid van de klapperende wieken van de helikopter staat hij stil en kijkt recht in de camera die zich onder de helikopter bevindt. Jan ziet mij het huis naderen en roept over de mobilofoon dat ik moet stoppen en daar de tuin inlopen.

Als ik de tuin inloop tref ik daar inderdaad een man aan. Als ik de man, ik zal hem Kees noemen, om zijn rijbewijs vraagt weigert hij dit te geven. Hij vraagt waarom ik hem om zijn rijbewijs vraag, omdat hij helemaal geen auto bestuurd heeft. Ik schiet in de lach en wijs naar boven naar de politiehelikopter, die al klapperend boven ons hangt. Ik vertel hem dat de camerabeelden er niet om liegen en hij wel degelijk de bestuurder geweest is. 

Gelukkig arriveren er nog twee collega’s, want binnen één seconde slaat de vlam in de pan. “Laat dat *****ding (de heli dus) opzouten hier boven mijn huis!” schreeuwt Kees en trekt zijn jas uit en smijt deze op de grond. Gelukkig weten we hem met z’n drieën te kalmeren en laten we hem blazen op een apparaat, omdat we een sterke alcohollucht waarnemen. Kees blijkt ook nog eens teveel alcohol genuttigd te hebben en wordt aangehouden.


Op het Politiebureau Oost in Capelle aan den IJssel wordt Kees gefouilleerd. Hij moet, zoals iedere arrestant, zijn zakken leegmaken. We doen zijn spullen tijdelijk in een fouilleringszak. Kees vraagt of hij mag bellen naar zijn advocaat en de collega stemt hiermee in. Hij legt de telefoon, een Iphone 6, van Kees even apart neer in de fouilleringsruimte. Kees mag straks even bellen. We plaatsen Kees in een Voorlopig Arrestanten Verblijf (VAV) en lopen naar de chef van dienst Adrie toe om te melden dat we iemand hebben aangehouden. Wij gaan het proces-verbaal vast klaarmaken in de schrijfkamer van het bureau. De collega vergeet de telefoon van Kees mee te nemen.


Na een kwartier belt de arrestantenbewaker dat Kees graag een telefoontje wil plegen naar zijn advocaat. De collega realiseert zich opeens dat de telefoon van Kees nog in de fouilleringsruimte ligt en gaat deze halen om deze bij Kees te brengen. Nog geen minuut later komt de collega terug met een verschrikt gezicht, de telefoon is weg. “Hoe kan dat nou?” is mijn eerste reactie. Om er zeker van te zijn loop ik met de collega mee en zie inderdaad dat de telefoon weg is. Als we de arrestantenbewaker vragen of zij de telefoon heeft gezien trekt deze wit weg en slaat een hand voor haar mond. 

Ze heeft zojuist twee winkeldieven, een man en een vrouw met een kind in een buggy, hun spullen teruggeven en zag ook de telefoon op de tafel van de fouilleringsruimte liggen. Toen ze aan de man vroeg of dit zijn telefoon was, verblikte of verbloosde hij niet en stak de telefoon in zijn zak met de mededeling dat hij die inderdaad niet moest vergeten. In de schrijfkamer wordt er natuurlijk om ons gelachen. Mijn gezicht staat op onweer. "Hé Piet", roept collega Marcel, “welkom op Oost, leuk gezicht trek je erbij!” en ligt vervolgens dubbel van het lachen.


Als we de telefoon proberen te bellen, is deze inmiddels uitgezet.
De man en de vrouw waren inmiddels het bureau uitgelopen richting het metrostation. Nu is het metrostation bij politiebureau Oost dichtbij. Adrie, de chef van dienst, roept: “pakken die gozer!”en enkele collega’s sprinten het bureau uit naar het metrostation. En natuurlijk zijn de man en de vrouw zojuist ingestapt en sluit de metrobestuurder de deuren. Met de longen uit hun lijf rennen de collega’s de trappen op en bonzen op de deuren van de inmiddels wegrijdende metro. De bestuurder van de metro is alert en remt op het laatste moment.

De man en de vrouw met buggy, inclusief kind, worden uit de metro geplukt.
Ondanks grondige fouillering van zowel de man als de vrouw en de gehele buggy wordt de telefoon niet aangetroffen.
Beiden ontkennen in alle toonaarden een telefoon meegenomen te hebben, maar de arrestantenbewaakster is stellig. Hij heeft die telefoon gepakt.

Al schreeuwend wordt de man tussenin meegenomen terug naar het politiebureau ter zake verduistering. Hij is boos, maar wij zijn nog veel bozer.

Maar hoe gaan we Kees vertellen dat zijn telefoon gestolen is, zijn pas gekochte Iphone 6?

Kees was al uit zijn stekker gegaan, we zijn bang dat hij nu gaat ontploffen.

Als we de dief de fouilleringsruimte binnenbrengen en grondig fouilleren treffen we helaas geen telefoon aan. Als Adrie de man vertelt dat hij voorlopig tot de volgende dag mag blijven, verandert hij kennelijk van gedachte. Hij vraagt of hij weg mag als de telefoon weer boven water komt. Tja, wij hebben een fout gemaakt en willen inderdaad graag dat de telefoon terugkomt. 

Eigenlijk is de man gewoon een ordinaire dief, maar we stemmen toe dat hij weg mag als de telefoon terugkomt. Hij belt met een telefoon van ons zijn vriendin en even later staat de vriendin weer aan het bureau MET de telefoon.
Wij hebben het sterke vermoeden dat de telefoon verstopt is geweest in de kleding van het kind. We konden het echter niet maken om een kind te fouilleren.


Anderhalf uur later overhandig ik de telefoon aan Kees. Kees mompelt: “dat heeft ook lang geduurd”, geeft de telefoon weer terug en zegt dat hij geen zin meer heeft om zijn advocaat te bellen, maar na een verklaring graag naar huis wil. En zo gebeurt het ook, kort hierna verlaat Kees het bureau, met telefoon.

Hij had eens moeten weten wat een heisa zijn telefoon heeft veroorzaakt.

Volgende blog 15/02

maandag 4 januari 2016

Echte vrienden...!?

Joost heeft afgesproken op station Utrecht met een groep vrienden om te gaan stappen in Rotterdam. Ze gaan naar een houseparty in de Maassilo, een vroegere graanfabriek die omgevormd is tot een muziektempel.






Joost, 19 jaar oud, eerstejaars student, moet maar eens een echte man worden vinden ze. Joost is niks gewend en een goedzak die behoorlijk beïnvloedbaar is. Ze drinken alvast in, zoals dat heet, en de nodige biertjes worden onderweg al genuttigd.
Lichtelijk aangeschoten arriveren ze bij de Maassilo.
De hele nacht feesten ze door en buiten de alcohol worden er ook nog eens pilletjes genuttigd, de zogenaamde partydrug, waarmee je makkelijk 24 uur kan doorgaan.
Ook Joost krijgt vermoedelijk wat pilletjes toegestopt, waarvan hij een flinke ‘opkikker’ krijgt.
Op een gegeven moment, blijkt achteraf, gaat Joost naar buiten toe en gaat dwalen. In de tussentijd hebben zijn hevig verontruste ouders al diverse keren naar Joost gebeld om te vragen waar hij blijft en of het goed met hem gaat.

Nadat het feest om 05:00 uur is afgelopen is er één vriend van Joost, Jeroen, die hem mist ondanks dat hij zelf ook stevig gedronken heeft. De andere vrienden proberen Jeroen ervan te overtuigen dat Joost zelf naar huis gegaan is, maar Jeroen gaat toch op zoek. De andere vrienden laten Jeroen achter en keren huiswaarts. Ze maken zich geen enkele zorgen om Joost, die vindt zijn weg wel.
Als Jeroen iedereen aangesproken heeft, het gebouw doorzocht heeft, in de omgeving gezocht heeft en dit alles zonder resultaat belt hij de politie. In de tussentijd hebben de ouders van Joost ook al naar de politie gebeld dat ze hun zoon kwijt zijn.

Als mijn collega Ron en ik ter plaatse komen worden we aangesproken door Jeroen. Hij maakt zich ernstig zorgen en vertelt dat Joost bij zijn aankomst niet meer wist waar hij was en zelfstandig nooit thuis gekomen kon zijn.
Het is inmiddels 06:00 uur, eigenlijk tijd voor Ron en mij voor wisseling van de dienst. Maar we gaan er toch voor. We hebben een slecht voorgevoel.
Het signalement van Joost wordt door de meldkamer verspreid. Cameratoezicht, medewerkers van stadstoezicht die 24/7 de camera’s uitkijken, luisteren ook mee. Een nog wakkere medewerker vertelt dat hij deze jongen rond 03:00 uur heeft gezien op de camera. Hij heeft hem gevolgd, maar had op een gegeven moment geen zicht meer.
Op deze plek is de kade van de Maashaven. Het zal toch niet...

We vinden Joost een stuk verderop, zwaar onderkoeld. Dankzij het lage waterpeil ligt hij op de keien langs het water en niet erin. Hij wordt direct naar het ziekenhuis gebracht en houdt niets aan het voorval over. Volgens de artsen was het kantje boord.
Jeroen is voor mij een held, een echte vriend.