maandag 13 april 2015

Als de bliksem…

Een zekere mate van spanning in je werk is belangrijk, dit houdt je scherp. Maar spanning door weersomstandigheden leveren wel eens een heel andere spanning op.






Als jongetje van tien jaar ben ik samen met mijn vader in een kas bezig met plantjes verpoten in potjes als het begint te onweren. De bliksemschichten verlichten de kas en de donderslagen dreunden om ons heen. Ondanks dat ik opper om naar huis te gaan, wil mijn vader toch nog even de boel afmaken. Plotseling is er een heftige flits, direct gevolgd door een enorme donderslag. Van boven uit de boom rolt een bolbliksem naar beneden en het regent takjes op de ruiten van de kas. Het vuur rolt uit, het lijken wel sterretjes. Dan wordt het weer donker in de kas. Ondanks dat zie ik dat mijn vader wit ziet en het moment daarop word ik meegetrokken naar de auto en rijden we naar huis. Sindsdien heb ik een heilig ontzag voor dit weersverschijnsel en probeer dan ook mezelf terug te trekken in de auto of in een gebouw. Maar soms is dit niet mogelijk als het onweer snel komt opzetten en je het niet kan ontwijken.

Ik heb vandaag motorsurveillance op Goeree-Overflakkee en rijd in de polder als boven mij enorme donderwolken zich samenpakken. Ik krijg hetzelfde gevoel als toen en geef automatisch gas bij. Maar waar in de polder kan ik zo snel een schuilplek vinden? Ik besluit om zo snel mogelijk door de bui heen naar het bureau in Middelharnis te rijden en daar even te wachten. Ik voel me toch niet zo lekker op twee wielen in de open polder. Dan begint het te onweren. De bliksemschichten zie ik overal om me heen. Als ik een kruising nader waar op de hoek een paar grote bomen staan, slaat het noodlot toe. Een grote flits, gevolgd door een grote klap en een hoop vuur. De bliksem slaat op 50 meter naast me in een boom. Zoals op de plaatjes van een sprookje een fee met haar toverstaf rondom zich heen met sterretjes strooit, zo lijkt het ook om me heen op de motor. Ik zit er middenin. Ik ruik een walm van zwavel en een schroeilucht. Mijn tellers van mijn motor slaan op hol en de motor valt uit. Wanhopig probeer ik hem om te starten, maar hij weigert dienst. Ik laat de motor uitrollen, maar in mijn hoofd maalt dat ik wel eens onder spanning kan staan. Als de motor uitgerold is moet ik mijn voet wel op de grond zetten. En dan gebeurt er…. niets.

Ik probeer opnieuw te starten en de motor slaat gewoon weer aan. Net of er helemaal niks gebeurd is. Als de gesmeerde bliksem rijd ik weg. Ik laat de BMW boxer brullen en rijd net zolang tot ik ver van de onweerslucht weg ben. Op een parkeerplaats stap ik van mijn motor af en kijk deze na. Geen schroeiplekje te zien. Ik kijk mijn kleding na. Geen schroeiplekje te zien. Mijn handen trillen, ik ben me echt rot geschrokken. Als ik even later weer op de motor stap start deze gewoon weer en rijd ik uiteindelijk terug naar Rotterdam.
Als ik op het bureau vertel wat er gebeurd is beginnen mijn collega’s te lachen en vragen of ik spoken heb gezien. “Jij hebt ook altijd wat vreemds, je hebt teveel spanning!” Ik zucht maar eens diep, dat heb ik weer aan mijn fiets hangen.
Na inspectie door de garage kan men niets bijzonders aan de motor vinden. En tellers die op hol gaan, de bliksem ingeslagen naast je? “Piet” vraagt de monteur, gaat het wel goed met je? “Ja hoor, zeg ik, het gaat prima, maar ik verblijf liever even onder een dak met onweer’’.