maandag 15 september 2014

‘Ik heb ‘m!”





Je wordt er soms niet goed van. Meldingen van aanrijdingen, waarbij de veroorzaker is doorgereden. De mentaliteit van bestuurders is dikwijls ver beneden peil. Dit wordt mede veroorzaakt door de zogenaamde no-claim regeling, waardoor de veroorzaker van een aanrijding stijgt in premie. Maar het meest schrijnende is wanneer men een aanrijding met letsel veroorzaakt en het slachtoffer in hulpeloze toestand achterlaat.





Vannacht ben ik brigadier van dienst en neem ik Pieter mee. Pieter is directeur van een basisschool en wil graag een dienst meedraaien om het politiewerk van dichtbij mee te maken. Uiteraard kan ik hem niet beloven dat het een spannende dienst gaat worden. Aan het begin van elke dienst weet je nooit wat je te wachten staat, een ogenschijnlijk saaie dienst kan uitmonden in een gevecht voor je leven. Ik geef aan Pieter een steek/kogelwerend vest, om onder zijn trui te dragen.
Bij aanvang van een dienst hebben we altijd een briefing, waarbij de belangrijkste problemen besproken worden en aandachtspunten aan de orde komen die mogelijk in de komende dienst gaan spelen. Hierbij moet je denken aan overlastgevende plekken of personen in de wijk en kentekens van verdachte voertuigen die getoond worden met alle informatie erbij.
Pieter zit in ieder geval al met grote ogen te kijken naar het scherm, want zo op het eerste gezicht lijkt het wel of het tijdens deze dienst oorlog wordt.

We nemen diverse meldingen voor onze rekening van geluidsoverlast, waarbij de muziek wel erg hard staat. Zo komen we ook terecht bij een (meiden)studentenfeest en worden we ingesloten door een hele horde meiden die met ons op de foto willen. We vragen de hoofdbewoner om de muziek wat zachter te zetten, anders volgt een proces-verbaal en ‘vluchten’ de woning uit.
Dan volgt een melding van een huiselijk geweld, waarbij een vrouw door haar ex-man tot bloedens toe geslagen is. We stappen de woning binnen en zien veel bloed. De vrouw is hevig toegetakeld en haar ex-man heeft de woning inmiddels verlaten. Als we met haar staan te praten hoor ik gestommel in het trappenhuis. Ik vlieg langs Pieter heen en zie nog net dat een manspersoon, die voldoet aan het signalement van de ex-man, voorbij loopt. Hij bleek zich bij onze komst verstopt te hebben boven in het trappenhuis en wilde nu ontsnappen. Ik ‘frommel’ hem tegen de muur met enige dwang en plaats hem in de boeien. Het verbaasde hoofd van Pieter verschijnt bij de voordeur. “Ik heb ‘m!” roep ik naar hem.

Na de nodige administratie is het al 03.00 uur als in het centrum in Rotterdam een melding valt van een auto, die met hoge snelheid, een meisje geschept heeft. Het meisje is op de motorkap van de auto terecht gekomen, daarna door de lucht gevlogen en op het wegdek gesmakt. De bestuurder rijdt door en laat het meisje zwaar gewond achter. Veel getuigen hebben het ongeval zien gebeuren en zijn in shock. Het moet er vreselijk uit zien. Door de politiemensen en de meldkamer wordt alles op alles gezet om de bestuurder te pakken. Wat je dan ziet is dat de meldkamer overspoelt wordt met informatie van veel bellers, die allemaal zeker weten wat voor auto ze gezien hebben. Het zou moeten gaan om een zwarte Mercedes met taxikentekenplaten, een donkere BMW met een Belgisch kenteken of een zwarte Audi. Het traumateam arriveert met de traumaheli en er wordt voor het leven gevochten van het meisje. Mijn eerste reactie tegen Pieter is dat ik die graag zou willen pakken. Maar waar moet je gaan zoeken als niet eens bekend is wat voor type auto het is en onbekend is wat het kenteken is? Nou geloof me, ik heb die nacht nog nooit zoveel donkere BMW's, Mercedessen en Audi's voorbij zien rijden.
Uit ervaring weet ik wel dat, wanneer iemand geschept is, meestal de voorruit verbrijzeld wordt van de auto. Er moeten dus duidelijk sporen zijn op de auto van een aanrijding. We nemen een tactische positie in en wachten af. Geduld is een schone zaak, hoewel lang wachten voor een politieagent best moeilijk is, omdat je graag in beweging bent.
Na anderhalf uur wachten besluiten we om onze positie te verlaten, maar toch blijft het aan me knagen. Ik heb het vermoeden dat hij zich ergens verborgen heeft en straks zijn schuilplaats zal verlaten. Na een korte pitstop besluit ik om even naar het centrum te rijden en van de plaats van het ongeval een denkbeeldige richting te bekijken. Ik verplaats mij in de verdachte en bedenk waar ik in paniek naar toe gereden zou zijn. We rijden richting de havens en rijden daar een rondje. Ik besluit ik om toch weer even naar onze eerste positie te rijden, omdat de ochtend begint te gloren en ik het vermoeden heb dat de bestuurder, voordat het licht wordt, uit zijn schuilplaats komt.
Op weg naar deze positie waan ik spoken te zien. Ik geloof niet in toeval, maar ons komt een donkere auto tegemoet, waarvan ik toch echt meen in het licht van de straatlantaarn te zien dat de voorruit verbrijzeld is. Tijdens het passeren geef ik Pieter een enorme stomp en ik schreeuw: “Dat is ‘m!!” Pieter zit me met grote ogen aan te kijken als ik een enorme ruk aan mijn stuur geef en de dienstauto met gillende banden draai. Mijn adrenalinepeil wordt torenhoog en ik zet de achtervolging in. De bestuurder rijdt als een waanzinnige, maar wordt beperkt in zijn zicht door de verbrijzelde ruit. Zijn hoofd steekt door het geopende portierraam en op die manier bestuurt hij de auto. Ik zeg tegen Pieter dat hij zich moet voorbereiden op een achtervolging, waarbij ik mogelijk de auto ga rammen. Ik ben vastbesloten om, hoe dan ook, de bestuurder tot stoppen te dwingen. Het kan me op dat moment niet schelen of ik de hele dienstauto aan gort rijd, als we hem maar kunnen aanhouden. Ik zie dat Pieter zich met beide handen krampachtig aan de deurgreep en middenconsole vasthoudt.
Nadat ik het zwaailicht, de sirene en het stopbord heb aangezet lijkt de bestuurder zachter te gaan rijden en een parallelweg op te rijden. Ik ga links naast hem rijden en dwing hem de parallelweg op. Maar plotseling stuurt hij naar links en wil toch weer de hoofdrijbaan oprijden. Ik snijd hem echter af en wacht op de botsing, maar hij geeft zich gewonnen en rijdt de parallelweg op, langzaam rijdend. Ik volg hem opnieuw en weet mij weer links van de auto te wringen en snijd hem opnieuw. We hebben oogcontact en woest kijk ik de bestuurder aan. Hij stopt en zet hem in een parkeervak. Omdat ik niet zeker weet of hij weer gaat rijden, rijd ik een klein stukje achteruit en zet groot licht op de auto. Ik pak de megafoon en schreeuw dat hij de sleutels van het voertuig naar buiten moet gooien en beide handen naar buiten moet steken. Gedwee volgt hij mijn instructies op. Ik geef Pieter wederom een stomp en sommeer dat hij onmiddelijk uit moet stappen en op afstand moet gaan staan. Dan spring ik uit de auto, benader de bestuurder en grijp beiden handen stevig vast. Uiteindelijk trek ik hem uit zijn auto, boei hem en leg hem op de grond. Het eerste wat de verdachte zegt is dat het hem spijt dat hij doorgereden is na de aanrijding met het meisje, maar dat hij in paniek was. Ik ruik een sterke dranklucht en weet eigenlijk al voldoende.
Dan pas komt het besef dat het misschien handig is om de meldkamer te roepen. Ik geef een urgente spraakoproep aan de meldkamer. Kok, van de meldkamer vraagt: “10.10 met een urgente spraakoproep!”. Al hijgend zeg ik: “Meldkamer, ik heb ‘m!” Het blijft even stil, maar Kok snapt onmiddellijk waar ik het over heb. Hij vraagt of ik de auto staande heb en de verdachte aangehouden heb, waarop ik bevestigend antwoord. Hij vraagt of ik er zeker van ben dat ik de juiste verdachte gevangen heb, waarop ik antwoord dat ik mijn schoen opvreet als het niet waar is.
Inmiddels is Pieter ook uit de dienstauto gekomen en komt bij mij staan. Hij glundert ver tot over zijn oren en vindt het helemaal geweldig. Dan komen overal de ‘toeters en bellen’ vandaan. Boudewijn, de chef van dienst, is als eerste ter plaatse en feliciteert me. Het begint op een reünie te lijken, want zelfs Wobbe, de chef van dienst van district Oost komt ter plaatse en feliciteert me ook. We zijn blij met z’n allen dat de verdachte gevangen is, het maakt op zo’n moment totaal niet uit welke collega het doet. De buurtbewoners zijn overigens niet zo blij, want er steken veel verwarde hoofden uit de ramen.
Duidelijk is te zien waar het meisje de auto geraakt heeft. Haar lange haren zitten als stille getuigen in de versplinterde ruit. Deze zijn door het breken van de voorruit uit haar hoofd getrokken. Inmiddels is het 06:30 uur als de auto van de verdachte door de takeldienst wordt opgehaald voor een reconstructie op de plaats van het ongeval. Pieter rijdt met Boudewijn mee om getuige te zijn van de reconstructie. Na afloop krijg ik van Pieter een drijfnat steek/kogeldwerend vest terug. Ik vraag of ik de kachel in de auto iets minder had moeten zetten, waarop hij een misprijzend gezicht naar me trekt. Hij vertelt dat hij mishandeld is door mijn gestomp en aangifte te willen doen. Uiteindelijk ben ik om 11:00 uur thuis en kan eindelijk slapen.
Pieter bleek na zijn thuiskomst helemaal niet te kunnen slapen. In geuren en kleuren had hij aan zijn vrouw verteld, wat hij allemaal meegemaakt had. Hij vond het indrukwekkend, spannend en geweldig. Het is toch iets anders als voor de klas staan, hoewel ik daar bewondering voor heb en zweetdruppels van zou krijgen.
Soms moet je in je werk geluk hebben, hoewel de aanleiding heel wat minder prettig is in dit geval.

(volgende blog 29 sept)