Midden in een zomernacht rijd ik op de dienstmotor door één van de dorpen onder Rotterdam Zuid. Er worden de laatste tijd veel inbraken gepleegd en de motor is een ideaal en snel middel om de met drempels en palen bezaaide wijken te doorkruisen.
Omstreeks 02:00 uur komt mij een kleine auto tegemoet, waarvan ik besluit deze even te controleren. Achter het stuur zit een gezette man met een onfris uiterlijk en daarnaast zit een knappe jongedame. Nou ga ik niet over relaties, maar bij deze combinatie frons ik mijn wenkbrauwen en mijn onderbuikgevoel zegt mij dat dit niet klopt. Beiden verklaren uit het café te zijn gekomen en een goed gesprek te hebben gehad. De man had aangeboden haar even thuis te brengen en daar gelijk nog even een kopje koffie te drinken. Ik laat de man blazen, maar deze blijkt geen alcohol gedronken te hebben. Zij is stevig onder invloed en heeft een vrolijke dronk, mij iets te vrolijk. Ik vraag haar waar zij woont en ze wijst mij haar huis aan. Dit is schuin tegenover de plaats waar ik hen staande houd. Ik wens ze een prettig samenzijn. Aan de man merk ik dat hij het helemaal niet leuk vindt dat hij gecontroleerd wordt, omdat ik kennelijk zijn feestje verstoor. De auto van de man staat half op het trottoir geparkeerd. Ik zeg tegen de man dat hij de auto zo wel kan laten staan, dit met voorbedachten rade.
Als ze binnen zijn vraag ik de man via de politiesystemen na. Hij woont met een vrouw en zijn vier kinderen op een adres in Rotterdam, maar mijn nieuwsgierigheid wordt gewekt als ik zie dat hij diverse aandachtvestigingen heeft. Dit op het gebied van het lastig vallen van vrouwen. Ik besluit dit ‘feestje’, gelet op mijn onderbuikgevoel, te gaan verstoren. Ik ben er van overtuigd dat hij kwade bedoelingen heeft met de knappe jongedame. Na een uur rijd ik nogmaals langs het adres en zie ik de auto daar nog steeds staan. Ik stop voor het woonhuis en stap van mijn motor af. Ik loop naar het voorraam en schijn expres met mijn zaklamp naar binnen. Kort hierna doet de jongedame de deur open en ik vraag haar of de man er nog is. Ik merk aan haar houding dat er iets is en vraag haar de man te roepen. Ik vraag aan hem of hij de koffie al op heeft, zodat hij zijn geparkeerde auto, die half op de stoep staat, weer weg kan halen. Tenslotte heeft hij de auto daar voor even neergezet. Dit om een kop koffie te drinken en dat even is nu voorbij. Als blikken kunnen doden, was ik ter plekke dood neergevallen. Tot slot zegt hij tegen haar dat hij nog contact met haar opneemt. Hij loopt vervolgens naar zijn auto toe en rijdt weg.
Ik vraag haar wat er gebeurd is. Ze is plotsklaps een stuk nuchterder en haar vrolijkheid maakt plaats voor een huilbui. Ze vertelt mij dat de man, nadat ze een tijdje binnen waren, haar heeft geprobeerd te zoenen. Tevens had hij voorgesteld om de liefde met haar te bedrijven. Van handtastelijkheden was gelukkig geen sprake geweest. De alcohol was snel uitgewerkt toen ze door kreeg dat de man helemaal geen kopje koffie wilde. Zij was bang dat hij haar zou verkrachten. Verder geeft ze aan dat ze ontzettend blij was toen ik met het lampje de woonkamer in scheen. Het was voor haar een geschenk uit de hemel.
Ze vraagt of ik binnen wil komen voor een kopje koffie, maar ik sla dit beleefd af. Ik grap tegen haar dat ze dan mij misschien zal proberen te zoenen en dit een ongewenste situatie zal zijn. Met een verontwaardigde blik kijkt ze me aan. Ik stap met een lachend gezicht op de motor, zwaai naar haar en rijd weg. In plaats van inbrekers pakken heb ik me bemoeid met een niet-wederzijdse relatie, maar gelukkig niet voor niets. Tja, het leek zo’n lieve man...