maandag 2 juni 2014

Muziek, het geluid van de politiehelikopter


Ik stap deze ochtend vroeg op de motor. Het is erg mistig en de zon is druk bezig om haar zonnestralen door het wolkendek heen te priemen, wat prachtige beelden oplevert. Het werkverkeer komt inmiddels aardig op gang, maar gelukkig verloopt het deze ochtend vlotjes zonder incidenten.

Omdat het zo rustig met de meldingen is, vraag ik aan de wachtcommandant van de verkeerspolitie, Krijn, of hij de ANPR-camera’s van de oeververbindingen bij wil zetten. Deze camera’s scannen 24 uur per dag alle kentekens van voertuigen. Voertuigen die in het ANPR-bestand voorkomen, leveren bij het scannen een zogenaamde ‘hit’ op. Je krijgt dan een signaal dat er een voertuig door de tunnel heen rijd, welke gesignaleerd staat. Dan kan voor heel veel zaken zijn o.a. voor rijden zonder rijbewijs, gestolen voertuigen, openstaande boetes, belastingschuld enz.

Mijn gedachten dwalen af naar zo’n twee jaar geleden toen ik ook op de motor reed en een mooie achtervolging had achter een gestolen auto. De auto eindigde in een bloembak en ik kon de bestuurder aanhouden. Ik zou eigenlijk wel weer eens een achtervolging willen hebben, het is tenslotte weer een tijd geleden.

Eenmaal bij de X tunnel voegt zich nog een motorrijder bij mij, Kees, van de verkeerspolitie. Na amper vijf minuten komt de eerste ‘hit’ van een voertuig. De bestuurder hiervan heeft een boete openstaan van 310 euro welke hij direct betaalt. Na te hebben afgerekend, komt de tweede ‘hit’. Ik neem de bestuurder mee naar de A straat. Volgens het systeem heeft de bestuurder een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. Dat betekent dat hij, gedurende een periode, van de rechter niet mag autorijden. Ik vraag aan de bestuurder om zijn legitimatiebewijs, maar hij vertelt dat dit thuis ligt. Hij vertelt verder dat de auto van zijn broer is en dat hij weet dat deze een rijontzegging heeft. Maar hoe kom ik nou te weten of hij niet liegt? Ik vertel hem dat hij mee moet naar het bureau en dat we daar gaan uit zoeken of hij daadwerkelijk de waarheid spreekt. Echter, ik hoor via de mobilofoon Krijn roepen dat er een gestolen auto door de A tunnel rijdt van noord naar zuid. Tja, dat is wel balen, want daar sta ik met die man zonder legitimatiebewijs. De man doet zijn best en geeft mij een hoop papieren waarop zijn naam staat, maar geen geldig legitimatiebewijs.

Ik hoor dat Kees inmiddels de auto heeft opgepikt en een stopteken geeft. Ik hoor Kees zeggen dat hij gaat stoppen en hem volgt naar een parkeerplaats. Ik richt mijn aandacht weer op de man, totdat ik Kees over de mobilofoon hoor roepen dat de gestolen auto er vandoor gaat. Dan gaan de bellen bij mij rinkelen. En nog veel harder rinkelen als ik Kees hoor zeggen dat hij de gestolen auto kwijt is. Hoe is dat nou mogelijk? Mijn handen jeuken om de hoop papieren weer in de handen van de man te duwen, maar dit zijn ook zaken helaas. Totdat ik een enorm motorgeloei hoor. Dan gaat bij mij het luchtalarm af. Ik zie de gestolen auto aan komen scheuren. In een flits gooi ik alle papieren, mijn bonnenboekje en mijn motorhandschoenen die ik onder mijn arm geklemd heb op straat, naast de man. Ik roep naar de man dat hij even moet blijven staan en dat ik zo terug ben. Ik ren naar mijn nog draaiende motor toe en spring hierop.

Eindelijk, hier heb ik vanochtend nog op gehoopt! Ik zet de achtervolging in richting de B straat. De bestuurder rijdt als een waanzinnige. Hij rijdt met grote snelheid het trottoir op om de C straat in te rijden. Er rijdt daar echter op de hoek een fietser die probeert de auto te ontwijken. Ik zie dat dit niet lukt. De auto slipt en breekt uit. Hierbij neemt hij het achterwiel van de fietser mee, waardoor deze ten val komt. Ik zie dat de fietser gelukkig opstaat, maar dat het achterwiel ernstig gevouwen is. De fietser is woest en schreeuwt naar mij dat ik die “idioot” moet pakken. Ik schakel inmiddels mijn ‘toeters en bellen’ in en volg op veilige afstand de auto. Hij rijdt als een gek en probeert mij kwijt te rijden. Voor mij is het op de motor echter geen enkele moeite om hem bij te houden, ik blijf op veilige afstand volgen. Een stuk verderop staat een schoolklas op het punt om over te steken. Onverminderd, met hoge snelheid, rijdt de bestuurder hier op af en gelukkig zijn de twee begeleiders zeer alert. Ik zie dat ze hun armen spreiden voor de kinderen en de kinderen tegenhouden. Met grote ogen kijken de kinderen, van zo’n 7 jaar oud schat ik, naar de auto en naar mij. Ik heb inmiddels de tijd gehad om de stekker van mijn mobilofoon in te pluggen en hoor dat de auto mogelijk gestolen is door een voortvluchtige gevaarlijke verdachte die geweld niet schuwt. Even overweeg ik de achtervolging af te breken om de verdachte niet op te jagen, omdat ik bang ben dat er anders doden gaan vallen. Maar omdat de verdachte de wijk uitrijdt richting industriegebied waar het minder kwaad kan en ik hem dolgraag wil grijpen, blijf ik hem volgen. Ik zie aan het eind van de weg een politiebus met zwaailicht naderen die helaas voor ons langsrijdt. Achter de politiebus om rijdt de verdachte tegen de richting een eenrichtingsstraat in. Het mooie is dat hij daar 3 tegemoetkomende auto’s moet passeren waardoor hij snelheid verliest.

Dit is voor ons het moment om een val te zetten. Ik zie aan het einde van straat een politiebus met zwaailicht ons tegemoet komen. Ik roep via de mobilofoon dat ze daar moeten blijven staan, zodat de bestuurder zichzelf klemrijdt. De verdachte ziet de politiebus en rijdt halverwege een parkeerterrein op van een landhuis met de bedoeling om het landhuis heen te rijden en dan via de tuin weer terug te rijden. Maar hij heeft pech en wij geluk! Een grote vrachtauto met een kraan erop verspert hem de doorgang. Dan wordt de verdachte radeloos. Hij rijdt de tuin in van het landgoed richting een bruggetje. Maar dat bruggetje is bedoeld voor voetgangers en te smal voor een auto. Hij probeert nog om te draaien, maar door de hevige regenval van de laatste tijd ploegt hij zichzelf vast en springt uit het voertuig. Ik rijd met de motor de tuin in en nader het voertuig. Ik roep de verdachte bij zijn naam, dat hij moet blijven staan en dat het toch geen zin heeft om weg te rennen. Ik verwacht eigenlijk dat dit toch geen effect heeft, maar hij draait zich om en kijkt me een aantal seconden verbaasd aan. Hierna rent hij verder het park in. Ik wil mijn motor neerzetten naast het geopende bestuurdersportier om de achtervolging in te zetten. Met zo’n motorharnas ben je echter net Dik Trom, dus een marathon gaat het niet worden.

Tot mijn verbazing verschijnt er uit het geopende portier nog een manspersoon die eruit wil springen. Ik steek daar in een flits met mijn motor een stokje (wiel) voor. Ik grijp deze man bij zijn jas beet. Doordat de man zich weer in de auto terugtrekt, kennelijk om aan de andere kant eruit te gaan, schiet de jas over zijn hoofd heen. Als een kurkentrekker draai ik de jas om het hoofd van deze man heen. Het gevolg is een gorgelend geluid onder de jas vandaan en een hese stem die roept:“Laat me los, ik stik!”. Ik roep tegen hem dat hij één hand naar mij toe moet steken en sla daar een boei om. De andere klik ik vast aan de beugel van mijn motor.

Dan hoor ik boven mij een geluid, wat me als muziek in de oren klinkt, de politiehelikopter. Klapwiekend hangt hij boven me en de heliwaarnemer vraagt de looprichting van de verdachte. Ik geef door dat de verdachte het park is ingelopen. Inmiddels is een politiebus met Herman en Jan gearriveerd die mij onmiddellijk te hulp schieten en de passagier van mij overnemen.
Nog geen minuut later neemt de politiehelikopter een rennend persoon waar in het park. De vele toegesnelde collega’s weten de verdachte bestuurder in te rekenen. Wat een euforisch gevoel!

Dan schrik ik. Ik bedenk me opeens dat ik mijn bonnenboekje en mijn handschoenenen heb neergegooid op de A straat. Ik rijd terug, maar heb eerlijk gezegd weinig hoop dat mijn spullen daar nog zijn. Tot mijn grote verbazing staat daar nog de auto met de man erin. En naast de man liggen op het wegdek een paar motorhandschoen, mijn bonnenboekje en de hoop papieren van de man. Ik kan het werkelijk niet geloven. De man kijkt mij met een niet begrijpende blik aan en vraagt waarom ik ‘even’ weg ben gegaan. Ik vertel hem dat ik even ‘iets’ moest doen en bedank hem dat hij is blijven staan. Hij begrijpt er nog steeds niets van en zegt dat hij toch mee moet naar het bureau. Ik vertel hem dat het in orde is, geef zijn papieren terug en wens hem een goede reis. Volgens mij begrijpt hij er nu nog steeds niets van wat er allemaal gebeurd is.

De verdachte bestuurder blijkt inderdaad een ontsnapte crimineel te zijn. Hij verklaarde stomverbaasd te zijn toen ik hem bij zijn naam riep op het moment dat hij wilde vluchten. Hij bleef steeds aan de rechercheur vragen wie die motoragent was en hoe ik zijn naam wist.
Zijn kompaan bleek eveneens nog een fikse gevangenisstraf te hebben openstaan en mocht ook gelijk de cel in.

Mijn dag kon niet meer stuk.