maandag 31 maart 2014
Even een appelflap halen
Het is een zaterdagochtend als ik aan de chef van dienst, Paul, vraag of hij zin heeft om met mij de straat op te gaan. Paul vindt dat wel gezellig en zodoende gaan we op surveillance. Het is, zoals verwacht, zo ontzettend rustig op straat, dat zelfs de collega’s van de meldkamer duimen zitten te draaien. En dat gebeurt in Rotterdam heel weinig. We komen op een gegeven moment langs de bakker op de X straat. Ik vraag aan Paul of hij de lekkerste appelflap van de regio wel eens heeft geproefd. Paul heeft daar wel oren naar en daarom parkeer ik de politieauto voor de bakkerij. Nou wil het geval dat daar ooit een uitrit is geweest, maar dit reeds lange tijd niet meer het geval is. Het verbodsbord is toen weggehaald, maar op het wegdek zijn nog wel de verweerde strepen te zien en is de verlaagde trottoirband nog aanwezig. Dus in mijn onschuld parkeer ik hem daar.
Aan de overkant zie ik dat een man eveneens zijn auto parkeert, het lijkt wel op een driftige manier. Hij is eerder uit zijn auto gestapt dan wij en ik zie dat hij zijn portier dichtsmijt en op hoge poten naar ons toe komt lopen. Hij is netjes gekleed in een zijden overhemd en oogt als een heer, maar zijn gezicht staat op storm. Hij vertelt ons dat wij als politie een voorbeeld moeten geven en dat ik direct de auto ergens anders neer moet zetten. Om een sfeerbeeld te geven, zijn ogen rollen door zijn kassen, hij spreekt met consumptie en op luide toon, zodat heel de straat het kan horen. Ik vraag me af of er ergens een draadje is losgeschoten of dat hij misschien een hele slechte nacht heeft gehad, want hij is niet voor rede vatbaar. Op zeer korte afstand blijft hij herhalen dat wij een voorbeeld moeten zijn en dat hij, als hij zijn auto op deze parkeerplaats zou parkeren, een bekeuring zou krijgen. Rustig probeer ik hem diverse keren uit te leggen dat het al geruime tijd geen uitrit meer is en dat zelfs het bord al weggehaald is, maar hij luistert totaal niet en wordt hysterisch. Ook Paul probeert op zijn beurt de man tot rede te brengen en te vragen of hij wel gehoord heeft wat ik tegen hem gezegd heb. Alles ten spijt, maar ook Paul geeft het op. Ik wuif met mijn hand naar de man en wens hem een prettige dag en loop weg naar de deur van de bakkerswinkel ongeveer 10 meter verderop. Ook Paul draait zich om en loopt achter mij aan. Ik hoor de man nog roepen : “Nou wordt het helemaal mooi, ze gaan nog naar de bakker toe ook! “, maar sla hier verder geen acht op.
Tot ik de deur van de winkel open doe en opeens een enorme duw in mijn rug krijg. Ik val letterlijk met de deur de bakkerswinkel binnen. Ik draai me om en zie dat het de man is die weer achter me staat en inmiddels met een wurggreep en een voetveeg gevloerd wordt door Paul. In mijn kwaadheid spring ik op en grijp ik het zijden overhemd van de man beet en schudt hem door elkaar. De hele bovenkant van het overhemd scheurt en de knoopjes springen er als vlooien af. Het kan me op dat moment niets schelen, ik ben boos.
Inmiddels staan de bakker en zijn twee medewerkers achter de toonbank en kijken ons met grote ogen aan (na het incident gezien op de camerabeelden).
Kennelijk schrikt de man heel erg, want hij kijkt me met grote ogen aan en vraagt of ik hem los wil laten en hem niet wil slaan. Nu breekt mijn klomp, want opeens ligt daar een zielig mannetje die bang is. Ik trek hem overeind en vraag hem nogmaals waarom dit allemaal nodig is en dat deze hele situatie nergens over gaat. De man biedt zijn excuses aan en vraagt of wij hem alstublieft niet willen aanhouden. Ik vraag hem naar zijn legitimatiebewijs, omdat ik toch graag wil weten met wie ik te maken heb. De man wil echter geen legitimatiebewijs geven en smeekt of hij de winkel uit mag lopen en weggaan. Ik vraag hem nogmaals om zijn legitimatiebewijs en vertel dat wij geweld hebben gebruikt tegen hem en dat dit op papier gezet moet worden. Ook heb ik zijn overhemd aan flarden gescheurd en dat moet wel vergoed worden, alhoewel het zijn eigen schuld is. De man voelt nog eens aan het gescheurde overhemd en zegt dat het maar een klein scheurtje is en dat het toch zijn eigen schuld is. Hij vraagt of we hem alstublieft toch niet naar zijn legitimatiebewijs willen vragen, maar ik zeg dat ik het absoluut wil zien. Aarzelend toont hij ons een legitimatiebewijs van een overheidsdienst. Het blijkt een collega van een overheidsdienst te zijn, werkzaam in dezelfde regio. Met verbazing kijk ik naar het legitimatiebewijs, ik moet zeggen dat mijn mond letterlijk open viel. Ik zie dat de man mij aanstaart en mijn verbaasde blik ziet. Hij vraagt mij nogmaals of wij geen consequenties hieraan willen verbinden.
Paul neemt het woord en vraagt aan de man hoe het komt dat hij zulk onwenselijk verdrag vertoont en dat voor iemand die nota bene bij een overheidsdienst werkt. De man vertelt dat hij de laatste tijd heel veel problemen heeft en dat het hem allemaal niet mee zit. Hij vertelt dat hij een dag ervoor een conflict heeft gehad met iemand van parkeerbeheer, die hem een bekeuring gegeven heeft voor verkeerd parkeren. Toen hij zag dat ik de politieauto voor een inrit parkeerde was dit voor hem de bekende druppel die de emmer deed overlopen. Ook het feit dat ik me had omgedraaid en was weggelopen zonder de politieauto van de parkeerplek weg te halen, ontstak hem in woede. Hij vertelde dat zijn vader kortgeleden was overleden, hij momenteel met een dubbele hypotheek zat en zijn vrouw mogelijk van hem ging scheiden. Kortom, hij ging even uit zijn dak, maar wel tegen de verkeerden. Ik vertel hem dat ik totaal niet uit was om hem dwars te zitten en dat het daadwerkelijk gaat om een ‘oude’ inrit, waar men gewoon mag parkeren. Hij vertelt dat het allemaal zijn schuld is en dat hij zich rot schaamt voor zijn gedrag. De bakker is inmiddels bij ons komen staan en vertelt dat hij alles gezien heeft van het begin tot het eind. Hij vertelt ons dat de man een vaste klant van hem is en zijdelings op de hoogte is van de problemen van de man. De bakker vraagt ook aan ons of we niet over ons hart willen strijken. Paul vertelt de man dat er wel een mutatie in het systeem gemaakt wordt, omdat er geweld is gebruikt, maar we verder niet tot aanhouding overgaan. De man wil niets horen met betrekking tot zijn overhemd, omdat dit volgens hem te wijten is aan zijn eigen gedrag en mijn kwaadheid en handelen heel begrijpend vond. We hebben elkaar de hand geschud en zijn uit elkaar gegaan.
Na nog even nagepraat te hebben met de bakker vertrokken we met de appelflappen in de auto. Onderweg hebben we, al etend, zitten te proesten van het lachen; zo erg dat de kruimels van de appelflappen over het hele dashboard vlogen. Leuk, even een appelflap halen……..
dinsdag 25 maart 2014
Op het nippertje......
Wat veel burgers niet weten, is dat de politie
ontheffing (vrijstelling) heeft voor de verkeersregels, zoals omschreven in het
Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (1990).
De meeste burgers denken dat de politie de verkeersregels alleen mag overtreden als we met zwaailicht en sirene rijden. Maar dit is een fabel, die we vervelend genoeg, soms aan moeten horen als we de regels zonder zwaailicht en sirene overtreden. We mogen dus, zonder zwaailicht en sirene, door rood rijden, op het trottoir parkeren, een fiets/voetgangersgebied inrijden, zonder gordel rijden (wanneer je met een arrestant zit bijv.), een mobiele telefoon in de hand vasthouden tijdens het rijden, de maximum snelheid overschrijden enz. Er zijn een aantal uitzonderingen zoals spookrijden of langs gesloten (halve) spoorbomen rijden. De stelregel is dat we het overige verkeer niet (ernstig) in gevaar brengen en dat het voor de dienst noodzakelijk is. Maar u moet u voorstellen dat we bij een heterdaad verkrachting in een park MET zwaailicht en sirene aan komen rijden en we dan voor het park gaan stilstaan, omdat we geen ontheffing hebben om het park in te gaan. Wat denkt u, zullen we de dader dan nog gaan pakken? Of we rijden met ‘toeters en bellen’ naar een overval of een inbraak heterdaad. De verdachten horen ons van verre aankomen en zijn dan al lang en breed vertrokken. Ook een groot voordeel is dat er veel minder paniek is onder de weggebruikers als je zonder ‘toeters en bellen’ ergens langsrijdt, bijv. een linker/rechterrijstrook of een fietspad naar een kruising. Helaas kunnen we niet altijd uitleggen aan burgers wat voor melding we hebben als we op deze manier rijden, maar ik kan u verzekeren dat we dit niet doen om koffie te gaan drinken. We hebben strenge richtlijnen en worden ‘afgerekend’ als we onnodig het verkeer in gevaar brengen.
Het is een mooie zomerse avond en ik rij op de motor door een wijk in Rotterdam heen. Meestal neem ik ook de parken en fietsroutes voor mijn rekening, omdat de surveillanceauto’s daar niet kunnen komen. Tijdens surveillance in het park krijg ik soms te maken met burgers die zich irriteren aan het feit dat ik met een motor over een fietspad of door een park heenrijd. Nu hebben we de laatste tijd last van een man die vrouwen lastigvalt in het A park. Daar bovenop hebben we de laatste tijd ook opmerkelijk veel diefstallen met geweld, de zogenaamde berovingen. Ik besluit om na het avondeten door het betreffende park eens een gedegen surveillanceronde te maken.
Zichtbaar aanwezig zijn is één van de preventieve maatregelen, het verlaagt de kans op dit soort delicten. Meestal reageren burgers positief bij het zien van de politie, maar ik kom er weer een man tegen op z’n mountainbike die hevig misprijzend met zijn hoofd zit te schudden als we elkaar passeren.
Ik besluit om de man even aan te spreken en keer mijn motor. Ik rij achter hem aan en vraag of hij even wil stoppen. We staan stil en ik vraag hem waarom hij met zijn hoofd zit te schudden. Hij, ik zal hem Arie noemen, vertelt me dat hij zich ergert omdat ik met de motor in het park rijd. Ik mag helemaal niet in een park komen met een motor. Als hij zoiets doet wordt door ons onmiddellijk een bekeuring uitgeschreven. Hij is zichtbaar geïrriteerd, maar ik doe mijn best om hem te overtuigen. Ik leg hem uit dat ik voor de veiligheid van de burgers aanwezig ben en probeer boeven te vangen die zijn familie of partner lastigvallen. Ik vertel hem dat er de laatste tijd veel incidenten gebeurd zijn en dat we als politie vrijstelling of ontheffing hebben om overal te surveilleren. Ik vraag hem waarom hij zo boos reageert en hij vertelt mij dat hij de laatste tijd een aantal bekeuringen heeft gehad en daarom geïrriteerd is omdat hij mij met een motor in het park ziet rijden.
Dan gebeurt er iets waarin ik kan laten zien dat mijn aanwezigheid in het park nog zo gek niet is. Aan de overkant van het water staan een klein meisje van 3 jaar oud en haar broertje van 5 jaar oud bij de waterkant. Ik heb ze al gezien als ik met Arie in gesprek ben, maar zie dat een vrouw, kennelijk de moeder, een stukje verderop op een bankje met haar mobiele telefoon zit te bellen. Tijdens ons gesprek zie ik dat het meisje wel erg dicht met haar fietsje bij de waterkant komt en er plotseling invalt. Ik geef een brul, start mijn motor en scheur naar de plaats toe. Ik moet een klein stukje omrijden over een bruggetje heen, maar ben er vrij snel. Ik leg mijn motor in het gras neer en ren naar de plaats toe waar het meisje viel. Een open plek in het kroos verraad waar het meisje verdween. Met één been stap ik in de sloot en graai. Ik voel het lichaampje van het meisje en trek het er gelijk uit. Ze zit helemaal onder het kroos.De moeder staat op de kant te gillen en verstijfd. Gelukkig komt Arie op de mountainbike aangereden, smijt zijn fiets neer en komt aanrennen. Arie steekt me zijn hand uit en trekt ons op de kant. Ik leg het kind op het gras neer en tot mijn vreugde hoest en proest ze en begint te huilen. Ik roep naar de meldkamer dat ik zojuist een kind uit het water heb gevist en dat ik graag een ambulance ter plaatse wil, omdat ik het vermoeden heb dat het meisje mogelijk vies water in haar longen heeft gekregen. Dan wordt er een hand op mijn schouder gelegd en Arie kijkt me aan. Hij zegt : “Sorry mijnheer, het spijt me wat ik gezegd heb.” Ik vertel hem dat het goed is en vraag of hij even de moeder en het jongetje op hun gemak kan stellen. De ambulance arriveert en neemt het meisje en de moeder met haar broertje mee naar het ziekenhuis. Inmiddels komt er ook een politiewagen door het park aangereden. De collega’s nemen de fietsjes mee en brengen deze naar het woonadres.
Als ik omkijk zie ik Arie met een rood hoofd staan met mijn motor in zijn hand. Hij heeft inmiddels mijn zware motor overeind getild. Hij zegt: “Ik had wat goed te maken, van mij geen kwaad woord meer over de politie, dat was op het nippertje zeg!”
Ik bedank Arie ook hartelijk voor zijn hulp en geven elkaar lachend een hand.
Op het bureau stap ik met mijn motorkleding onder de douche en spoel het modderwater er vanaf.
Het meisje moest een nachtje in het ziekenhuis blijven en hield gelukkig aan het incident niets over.
Het is in meerdere opzichten een vruchtvolle dag geweest.
De meeste burgers denken dat de politie de verkeersregels alleen mag overtreden als we met zwaailicht en sirene rijden. Maar dit is een fabel, die we vervelend genoeg, soms aan moeten horen als we de regels zonder zwaailicht en sirene overtreden. We mogen dus, zonder zwaailicht en sirene, door rood rijden, op het trottoir parkeren, een fiets/voetgangersgebied inrijden, zonder gordel rijden (wanneer je met een arrestant zit bijv.), een mobiele telefoon in de hand vasthouden tijdens het rijden, de maximum snelheid overschrijden enz. Er zijn een aantal uitzonderingen zoals spookrijden of langs gesloten (halve) spoorbomen rijden. De stelregel is dat we het overige verkeer niet (ernstig) in gevaar brengen en dat het voor de dienst noodzakelijk is. Maar u moet u voorstellen dat we bij een heterdaad verkrachting in een park MET zwaailicht en sirene aan komen rijden en we dan voor het park gaan stilstaan, omdat we geen ontheffing hebben om het park in te gaan. Wat denkt u, zullen we de dader dan nog gaan pakken? Of we rijden met ‘toeters en bellen’ naar een overval of een inbraak heterdaad. De verdachten horen ons van verre aankomen en zijn dan al lang en breed vertrokken. Ook een groot voordeel is dat er veel minder paniek is onder de weggebruikers als je zonder ‘toeters en bellen’ ergens langsrijdt, bijv. een linker/rechterrijstrook of een fietspad naar een kruising. Helaas kunnen we niet altijd uitleggen aan burgers wat voor melding we hebben als we op deze manier rijden, maar ik kan u verzekeren dat we dit niet doen om koffie te gaan drinken. We hebben strenge richtlijnen en worden ‘afgerekend’ als we onnodig het verkeer in gevaar brengen.
Het is een mooie zomerse avond en ik rij op de motor door een wijk in Rotterdam heen. Meestal neem ik ook de parken en fietsroutes voor mijn rekening, omdat de surveillanceauto’s daar niet kunnen komen. Tijdens surveillance in het park krijg ik soms te maken met burgers die zich irriteren aan het feit dat ik met een motor over een fietspad of door een park heenrijd. Nu hebben we de laatste tijd last van een man die vrouwen lastigvalt in het A park. Daar bovenop hebben we de laatste tijd ook opmerkelijk veel diefstallen met geweld, de zogenaamde berovingen. Ik besluit om na het avondeten door het betreffende park eens een gedegen surveillanceronde te maken.
Zichtbaar aanwezig zijn is één van de preventieve maatregelen, het verlaagt de kans op dit soort delicten. Meestal reageren burgers positief bij het zien van de politie, maar ik kom er weer een man tegen op z’n mountainbike die hevig misprijzend met zijn hoofd zit te schudden als we elkaar passeren.
Ik besluit om de man even aan te spreken en keer mijn motor. Ik rij achter hem aan en vraag of hij even wil stoppen. We staan stil en ik vraag hem waarom hij met zijn hoofd zit te schudden. Hij, ik zal hem Arie noemen, vertelt me dat hij zich ergert omdat ik met de motor in het park rijd. Ik mag helemaal niet in een park komen met een motor. Als hij zoiets doet wordt door ons onmiddellijk een bekeuring uitgeschreven. Hij is zichtbaar geïrriteerd, maar ik doe mijn best om hem te overtuigen. Ik leg hem uit dat ik voor de veiligheid van de burgers aanwezig ben en probeer boeven te vangen die zijn familie of partner lastigvallen. Ik vertel hem dat er de laatste tijd veel incidenten gebeurd zijn en dat we als politie vrijstelling of ontheffing hebben om overal te surveilleren. Ik vraag hem waarom hij zo boos reageert en hij vertelt mij dat hij de laatste tijd een aantal bekeuringen heeft gehad en daarom geïrriteerd is omdat hij mij met een motor in het park ziet rijden.
Dan gebeurt er iets waarin ik kan laten zien dat mijn aanwezigheid in het park nog zo gek niet is. Aan de overkant van het water staan een klein meisje van 3 jaar oud en haar broertje van 5 jaar oud bij de waterkant. Ik heb ze al gezien als ik met Arie in gesprek ben, maar zie dat een vrouw, kennelijk de moeder, een stukje verderop op een bankje met haar mobiele telefoon zit te bellen. Tijdens ons gesprek zie ik dat het meisje wel erg dicht met haar fietsje bij de waterkant komt en er plotseling invalt. Ik geef een brul, start mijn motor en scheur naar de plaats toe. Ik moet een klein stukje omrijden over een bruggetje heen, maar ben er vrij snel. Ik leg mijn motor in het gras neer en ren naar de plaats toe waar het meisje viel. Een open plek in het kroos verraad waar het meisje verdween. Met één been stap ik in de sloot en graai. Ik voel het lichaampje van het meisje en trek het er gelijk uit. Ze zit helemaal onder het kroos.De moeder staat op de kant te gillen en verstijfd. Gelukkig komt Arie op de mountainbike aangereden, smijt zijn fiets neer en komt aanrennen. Arie steekt me zijn hand uit en trekt ons op de kant. Ik leg het kind op het gras neer en tot mijn vreugde hoest en proest ze en begint te huilen. Ik roep naar de meldkamer dat ik zojuist een kind uit het water heb gevist en dat ik graag een ambulance ter plaatse wil, omdat ik het vermoeden heb dat het meisje mogelijk vies water in haar longen heeft gekregen. Dan wordt er een hand op mijn schouder gelegd en Arie kijkt me aan. Hij zegt : “Sorry mijnheer, het spijt me wat ik gezegd heb.” Ik vertel hem dat het goed is en vraag of hij even de moeder en het jongetje op hun gemak kan stellen. De ambulance arriveert en neemt het meisje en de moeder met haar broertje mee naar het ziekenhuis. Inmiddels komt er ook een politiewagen door het park aangereden. De collega’s nemen de fietsjes mee en brengen deze naar het woonadres.
Als ik omkijk zie ik Arie met een rood hoofd staan met mijn motor in zijn hand. Hij heeft inmiddels mijn zware motor overeind getild. Hij zegt: “Ik had wat goed te maken, van mij geen kwaad woord meer over de politie, dat was op het nippertje zeg!”
Ik bedank Arie ook hartelijk voor zijn hulp en geven elkaar lachend een hand.
Op het bureau stap ik met mijn motorkleding onder de douche en spoel het modderwater er vanaf.
Het meisje moest een nachtje in het ziekenhuis blijven en hield gelukkig aan het incident niets over.
Het is in meerdere opzichten een vruchtvolle dag geweest.
maandag 17 maart 2014
Chaos compleet
Op de motor rijdt je al snel mee met een melding
die spannend lijkt te zijn of nog gaat worden.
In de Rotterdam zuid woont een grote familie, die er een voor Nederlandse begrippen vervelende levensstijl op na houdt. Ze beginnen pas ’s avonds met wakker worden en houden dan de hele nacht de rest van de wijk wakker. Ze praten namelijk niet met elkaar, ze schreeuwen tegen elkaar! Daarbij komt ook nog eens overmatig alcoholgebruik om de hoek kijken en het feit dat ze graag communiceren midden op straat. Ook kauwen ze op Qat, een licht stimulerende drug, wat bij overmatig gebruik leidt tot slapeloosheid en sneller verlies van zelfbeheersing.
Zo krijgt een politieauto 's ochtends de melding dat er een steekpartij heeft plaatsgevonden op de M straat in Rotterdam. Er loopt een hevig bloedende en schreeuwende man op straat, die vermoedelijk het slachtoffer is van de steekpartij. De dader zou een vrouw zijn, die op het balkon van de portiekwoning eveneens hard aan het schreeuwen is, kortom de chaos is compleet.
Ter plaatse meldt de bemanning van de politieauto dat ze de man hebben aangetroffen, inderdaad hevig bloedend. Hij heeft een groot gat in zijn arm en ze vragen aan de meldkamer of de GGD aanrijdend is. Gezien de aard van de melding heeft de meldkamer deze al meegestuurd.
Kort hierop kom ik met de motor ter plaatse. Ik zie dat de collega’s op de grond naast het slachtoffer zitten en proberen de bloedende wond onder controle te krijgen.
Dit lukt nauwelijks omdat het slachtoffer kennelijk niet echt geholpen wil worden en zijn arm wil losrukken.
De grote stoorzender in het geheel is de schreeuwende vrouw op het balkon, die in haar moerstaal kennelijk allerlei verwensingen tegen de man roept, die hierop heftig reageert.
Ik besluit om het schreeuwende mens van het balkon te gaan halen om zo orde te scheppen in de chaos. Als ik bij de portiekdeur kom, valt het mij op dat de ruit naast de deur aan diggelen ligt en op de scherven hiervan bloeddruppels en bloedvegen zitten.
Eenmaal boven grijp ik het mens van het balkon en trek haar naar binnen. De situatie wordt rustiger en ik vraag haar wat er gebeurd is. Er blijkt helemaal geen mes in het spel te zijn. Het slachtoffer op straat is haar man, die voor de zoveelste keer weer eens te diep in het glaasje heeft gekeken. Hij heeft een kwade dronk en is dan niet in staat om zich te beheersen. Zij vertelt dat in hun cultuur het normaal is dat, wanneer een man op een acuut moment met zijn vrouw het bed wil delen, zijn vrouw onmiddellijk moet luisteren en dit ook moet doen. Ze vertelt dat ze dit helemaal zat is, omdat het nooit op een liefelijke wijze gaat en ze hem deze avond geweigerd heeft. Hierbij is hij haar te lijf gegaan en is zij het huis uitgevlucht, de straat op, met in haar kielzog haar dronken en schreeuwende man. Op straat is hij ten val gekomen en vrouwlief heeft hier handig op ingespeeld door het portiek in te vluchten en de deur dicht te trekken. Haar man, die kennelijk door zijn val nog kwader is geworden, slaat met zijn vuist het raam naast de portiekdeur in om zo de portiekdeur via het ‘geopende’ raam open te doen. Echter ver komt hij niet, want het glas snijdt zijn pols dusdanig open, dat hij noodgedwongen zijn arm moet terugtrekken.
De buren hadden 112 gebeld en zodoende kwamen wij ter plaatse.
Ik weet genoeg en loop, na de vrouw vriendelijk gevraagd te hebben om de balkonscène niet over te doen, terug naar de collega’s en meld hen mijn bevindingen. Het slachtoffer is de dader van huiselijk geweld en van vernieling. Hij moet dus aangehouden worden. De GGD is inmiddels ter plaatse en bekijkt de wond. Deze is veel te groot en te diep en moet gehecht worden in het ziekenhuis bij de spoedeisende hulp. Omdat de man is aangehouden moet er iemand van de politie mee naar het ziekenhuis. Ik bied aan om mee te gaan, zodat de collega’s ter plaatse aangifte kunnen opnemen en een glaszetter voor de ruit kunnen bestellen.
In het ziekenhuis is het al druk bij de spoedeisende hulp. De verdachte wordt tussen twee patiënten in op een kamer gelegd. Gelukkig zijn de gordijnen tussen de bedden dichtgeschoven, zodat wij aan het zicht onttrokken zijn. Dan begint het wachten. Wat een drama wordt dat! De verdachte, die nog steeds flink dronken is, is ontzettend vervelend. Ik moet hem diverse keren waarschuwen overal van af te blijven en zich te gedragen. Hij zit aan alle knoppen, zodat het bed op en neergaat en diverse standen aanneemt. Ik gris de afstandsbediening uit zijn handen en leg deze buiten handbereik. Hierop zijn de knoppen van de apparatuur aan de beurt. Ik grijp zijn rechterarm beet om hem te beletten op de knopjes te drukken. Hierop draait hij zich om en gaat de knopjes met zijn linkerhand bedienen. Ik draai hem terug en laat hierbij even zijn rechterarm los. In een onbewaakt moment krijg ik een dreun in mijn gezicht en grijpt hij mijn pistool vast. Dan ben ik het spuugzat. Ik geef hem een kaakslag, waardoor hij bijna naast het bed valt. In zijn val grijpt hij de gordijnen vast, waardoor de gehele gordijnrail van het plafond komt. Hierdoor vallen de gordijnen van de beide buren ook.
Ik kijk in de ogen van een ouder echtpaar. De vrouw ligt op bed en haar man zit op een stoel ernaast, ze kijken mij half bedolven onder het gordijn verbijsterd en angstig aan. Aan de andere kant ligt ook een oude man, die hartgrondig begint te schelden, omdat de gordijnrail boven op zijn hoofd terecht is gekomen. De verdachte ligt half op bed en half op de grond. In mijn boosheid ruk ik hem zo hard omhoog, dat hij dubbel klapt op het bed. Hij is even zijn lucht kwijt en wordt rustig. Op ‘gepaste’ wijze breng ik de verdachte onder controle en maak hem middels de handboeien aan de leuning van het bed vast. Ik zit inmiddels helemaal onder het bloed, evenals het bed en de vloer, omdat door de worsteling het verband van de arm van de verdachte is losgegaan. Gelukkig had ik mijn handschoenen aangehouden. Het lijkt wel een slagveld!
Inmiddels is de gewaarschuwde beveiliging ter plaatse gekomen, die de gordijnen en rails verwijderen. Ik verontschuldig mij tegenover de andere mensen. De scheldende man vertelt mij dat hij mijn vele waarschuwingen heeft gehoord. Hij vindt dat ik al veel geduld heb gehad, hij zou al veel eerder geslagen hebben. Het oudere echtpaar vraagt aan de beveiliging of ze alstublieft naar een ander kamer kunnen, omdat ze bang zijn. Ik heb echt medelijden met die oude mensen.
We besluiten om de verdachte daar weg te halen en apart te leggen.
Na een half uur wordt de wond van de verdachte gehecht en kan hij in de boeien, door de inmiddels ter plaatse gekomen collega’s, worden overgebracht naar het politiebureau.
Op het bureau word ik bekeken door de collega's die vragen of ik in een slachthuis geweest ben. Mijn hele motorjas zit onder het bloed. Ik vertel mijn verhaal aan de collega’s en meld het geweld, wat ik gebruikt heb, bij de chef van dienst. We hebben er wel om gelachen, wat een dienst was dit weer! Gelukkig hield er niemand, behalve de verdachte, letsel aan over.
In de Rotterdam zuid woont een grote familie, die er een voor Nederlandse begrippen vervelende levensstijl op na houdt. Ze beginnen pas ’s avonds met wakker worden en houden dan de hele nacht de rest van de wijk wakker. Ze praten namelijk niet met elkaar, ze schreeuwen tegen elkaar! Daarbij komt ook nog eens overmatig alcoholgebruik om de hoek kijken en het feit dat ze graag communiceren midden op straat. Ook kauwen ze op Qat, een licht stimulerende drug, wat bij overmatig gebruik leidt tot slapeloosheid en sneller verlies van zelfbeheersing.
Zo krijgt een politieauto 's ochtends de melding dat er een steekpartij heeft plaatsgevonden op de M straat in Rotterdam. Er loopt een hevig bloedende en schreeuwende man op straat, die vermoedelijk het slachtoffer is van de steekpartij. De dader zou een vrouw zijn, die op het balkon van de portiekwoning eveneens hard aan het schreeuwen is, kortom de chaos is compleet.
Ter plaatse meldt de bemanning van de politieauto dat ze de man hebben aangetroffen, inderdaad hevig bloedend. Hij heeft een groot gat in zijn arm en ze vragen aan de meldkamer of de GGD aanrijdend is. Gezien de aard van de melding heeft de meldkamer deze al meegestuurd.
Kort hierop kom ik met de motor ter plaatse. Ik zie dat de collega’s op de grond naast het slachtoffer zitten en proberen de bloedende wond onder controle te krijgen.
Dit lukt nauwelijks omdat het slachtoffer kennelijk niet echt geholpen wil worden en zijn arm wil losrukken.
De grote stoorzender in het geheel is de schreeuwende vrouw op het balkon, die in haar moerstaal kennelijk allerlei verwensingen tegen de man roept, die hierop heftig reageert.
Ik besluit om het schreeuwende mens van het balkon te gaan halen om zo orde te scheppen in de chaos. Als ik bij de portiekdeur kom, valt het mij op dat de ruit naast de deur aan diggelen ligt en op de scherven hiervan bloeddruppels en bloedvegen zitten.
Eenmaal boven grijp ik het mens van het balkon en trek haar naar binnen. De situatie wordt rustiger en ik vraag haar wat er gebeurd is. Er blijkt helemaal geen mes in het spel te zijn. Het slachtoffer op straat is haar man, die voor de zoveelste keer weer eens te diep in het glaasje heeft gekeken. Hij heeft een kwade dronk en is dan niet in staat om zich te beheersen. Zij vertelt dat in hun cultuur het normaal is dat, wanneer een man op een acuut moment met zijn vrouw het bed wil delen, zijn vrouw onmiddellijk moet luisteren en dit ook moet doen. Ze vertelt dat ze dit helemaal zat is, omdat het nooit op een liefelijke wijze gaat en ze hem deze avond geweigerd heeft. Hierbij is hij haar te lijf gegaan en is zij het huis uitgevlucht, de straat op, met in haar kielzog haar dronken en schreeuwende man. Op straat is hij ten val gekomen en vrouwlief heeft hier handig op ingespeeld door het portiek in te vluchten en de deur dicht te trekken. Haar man, die kennelijk door zijn val nog kwader is geworden, slaat met zijn vuist het raam naast de portiekdeur in om zo de portiekdeur via het ‘geopende’ raam open te doen. Echter ver komt hij niet, want het glas snijdt zijn pols dusdanig open, dat hij noodgedwongen zijn arm moet terugtrekken.
De buren hadden 112 gebeld en zodoende kwamen wij ter plaatse.
Ik weet genoeg en loop, na de vrouw vriendelijk gevraagd te hebben om de balkonscène niet over te doen, terug naar de collega’s en meld hen mijn bevindingen. Het slachtoffer is de dader van huiselijk geweld en van vernieling. Hij moet dus aangehouden worden. De GGD is inmiddels ter plaatse en bekijkt de wond. Deze is veel te groot en te diep en moet gehecht worden in het ziekenhuis bij de spoedeisende hulp. Omdat de man is aangehouden moet er iemand van de politie mee naar het ziekenhuis. Ik bied aan om mee te gaan, zodat de collega’s ter plaatse aangifte kunnen opnemen en een glaszetter voor de ruit kunnen bestellen.
In het ziekenhuis is het al druk bij de spoedeisende hulp. De verdachte wordt tussen twee patiënten in op een kamer gelegd. Gelukkig zijn de gordijnen tussen de bedden dichtgeschoven, zodat wij aan het zicht onttrokken zijn. Dan begint het wachten. Wat een drama wordt dat! De verdachte, die nog steeds flink dronken is, is ontzettend vervelend. Ik moet hem diverse keren waarschuwen overal van af te blijven en zich te gedragen. Hij zit aan alle knoppen, zodat het bed op en neergaat en diverse standen aanneemt. Ik gris de afstandsbediening uit zijn handen en leg deze buiten handbereik. Hierop zijn de knoppen van de apparatuur aan de beurt. Ik grijp zijn rechterarm beet om hem te beletten op de knopjes te drukken. Hierop draait hij zich om en gaat de knopjes met zijn linkerhand bedienen. Ik draai hem terug en laat hierbij even zijn rechterarm los. In een onbewaakt moment krijg ik een dreun in mijn gezicht en grijpt hij mijn pistool vast. Dan ben ik het spuugzat. Ik geef hem een kaakslag, waardoor hij bijna naast het bed valt. In zijn val grijpt hij de gordijnen vast, waardoor de gehele gordijnrail van het plafond komt. Hierdoor vallen de gordijnen van de beide buren ook.
Ik kijk in de ogen van een ouder echtpaar. De vrouw ligt op bed en haar man zit op een stoel ernaast, ze kijken mij half bedolven onder het gordijn verbijsterd en angstig aan. Aan de andere kant ligt ook een oude man, die hartgrondig begint te schelden, omdat de gordijnrail boven op zijn hoofd terecht is gekomen. De verdachte ligt half op bed en half op de grond. In mijn boosheid ruk ik hem zo hard omhoog, dat hij dubbel klapt op het bed. Hij is even zijn lucht kwijt en wordt rustig. Op ‘gepaste’ wijze breng ik de verdachte onder controle en maak hem middels de handboeien aan de leuning van het bed vast. Ik zit inmiddels helemaal onder het bloed, evenals het bed en de vloer, omdat door de worsteling het verband van de arm van de verdachte is losgegaan. Gelukkig had ik mijn handschoenen aangehouden. Het lijkt wel een slagveld!
Inmiddels is de gewaarschuwde beveiliging ter plaatse gekomen, die de gordijnen en rails verwijderen. Ik verontschuldig mij tegenover de andere mensen. De scheldende man vertelt mij dat hij mijn vele waarschuwingen heeft gehoord. Hij vindt dat ik al veel geduld heb gehad, hij zou al veel eerder geslagen hebben. Het oudere echtpaar vraagt aan de beveiliging of ze alstublieft naar een ander kamer kunnen, omdat ze bang zijn. Ik heb echt medelijden met die oude mensen.
We besluiten om de verdachte daar weg te halen en apart te leggen.
Na een half uur wordt de wond van de verdachte gehecht en kan hij in de boeien, door de inmiddels ter plaatse gekomen collega’s, worden overgebracht naar het politiebureau.
Op het bureau word ik bekeken door de collega's die vragen of ik in een slachthuis geweest ben. Mijn hele motorjas zit onder het bloed. Ik vertel mijn verhaal aan de collega’s en meld het geweld, wat ik gebruikt heb, bij de chef van dienst. We hebben er wel om gelachen, wat een dienst was dit weer! Gelukkig hield er niemand, behalve de verdachte, letsel aan over.
dinsdag 11 maart 2014
'Verliefd' stelletje
Wij stammen niet af van de slakken, maar denkbeeldig staan er voelsprieten bij politiemensen op hun hoofd. Of het onderbuikgevoel. Deze prikkels heb je nodig om goed je werk te kunnen doen. Altijd kloppen doet het niet, maar vaak zijn deze gevoelens de juiste.
We krijgen een melding op treinstation A voor lastige jeugd op het perron.
Als wij arriveren, stopt er net een trein en stappen er passagiers uit.
Wij lopen via de gewone trap naar beneden en zoals gewoonlijk scannen we het ons tegemoet lopende publiek. Wat we al gezien hebben is, als de trein wegrijdt, er zich totaal geen jeugd meer op het perron bevindt.
Als we bijna beneden op het perron zijn, komt ons een stelletje tegemoet lopen, een man en een vrouw. Ik zie dat de man de vrouw stevig vasthoudt om haar middel en haar lachend aankijkt, hij is zo te zien hevig verliefd.
Maar wat mij ook opvalt, is dat de vrouw niet echt stevig verliefd op de man lijkt te zijn.
Ik kijk haar recht in haar gezicht en zie een stel bedroefde en angstige ogen. Dat bevreemdt mij.
Leo en ik kijken elkaar aan en we hebben beiden dezelfde gedachten. Toch lopen we in eerste instantie verder om naar mogelijk lastige jeugd te kijken. Ik ben eigenlijk helemaal niet meer met mijn gedachten bij onze melding en kennelijk Leo ook niet want deze vraagt, op het moment dat ik dezelfde vraag wil stellen, of we niet beter kunnen omkeren om het stel aan te spreken. Het zit ons gewoon niet lekker.
We keren op het perron om en nemen de roltrap naar boven. Het stel is inmiddels boven op het parkeerdek en loopt in de richting van de uitgang. Ik zie nog net dat de man omkijkt in de richting van ons, voor we ze uit het oog verliezen als ze de uitgang uitlopen.
Met versnelde pas lopen we naar de uitgang en treffen de vrouw buiten alleen aan. De man is nergens meer te bekennen.
We vragen haar waar de man is gebleven die haar zojuist stevig vasthield en ze wijst ons de richting waar hij is heengelopen. Ik vraag haar wie die man is, maar ze vertelt dat ze niet weet wie hij is. Hij heeft haar beetgepakt in de trein en gevraagd of ze met hem mee wilde lopen. Ze heeft kennelijk behoorlijk wat drank genuttigd, want er komen ons een flinke alcoholische damp tegemoet. Ik vraag of deze man haar heeft gedwongen of heeft bedreigd om mee te lopen, maar volgens haar is daar geen sprake van. We vertrouwen het niet, dus laten we de vrouw in onze bus plaatsnemen en rijden als een speer in de richting waar de man is heengelopen.
Gelukkig zien we hem in de verte lopen en spreken hem aan. Hij doet natuurlijk of zijn neus bloedt, de vrouw was spontaan met hem mee de trein uitgelopen en van bedreiging was geen sprake. Na hem even haarfijntjes verteld te hebben dat van meelopen geen sprake was, maar eerder van beetpakken, vasthouden en meenemen, begint hij toch wel lichtelijk te transpireren. We vertellen hem dat we duidelijk gezien hadden dat hij de vrouw stevig vasthield toen we hem de trein uit zagen komen en dat de vrouw hem bepaald niet vasthield, maar eerder weg wilde komen uit zijn klem.
Terwijl Leo in gesprek blijft met de man en zijn identiteit natrekt, probeer ik meer informatie los te krijgen bij de vrouw. Ze vertelt dat ze uit X stad komt en met een vriendin is wezen ´stappen´ in Rotterdam. Ze hadden behoorlijk wat alcohol gedronken en bij station C was haar vriendin uitgestapt. Toen de trein daar wegreed kwam die man naast haar zitten en begon heel vriendelijk tegen haar te praten. Ze had het idee dat ze gewoon gehypnotiseerd werd door hem, want toen hij over haar knie begon te wrijven deed ze niets terug of zei er niets van. Hij gaf haar ook een paar zoenen op haar wang en ook hiertegen deed ze eigenlijk niets. Bij station A pakte hij haar vast en zei dat ze hier even moest uitstappen om ´elkaar beter te leren kennen´. Ze barst in tranen uit en vertelt dat het wel leek of hij haar in zijn macht had en kon doen en laten wat hij wilde.
Toen ze de trein uitstapte en ons zag had ze een vlammende hoop dat wij ‘iets’ zouden doen.
Ik vraag of hij aan intieme delen van haar heeft gezeten of haar bedreigd heeft, maar daar is helaas (of juist gelukkig voor haar) geen sprake van.
Ze vertelt dat ze absoluut nergens aangifte van wil doen, maar gewoon heel graag naar huis wil naar haar man en kinderen.
Leo heeft inmiddels informatie gekregen van de wachtcommandant en het blijkt dat de man al eerder dit soort dingen gedaan heeft, maar alles op basis van ´vrijwilligheid´. Kennelijk heeft hij een neus voor kwetsbare vrouwen.
Het is in dit soort gevallen erg jammer dat er geen strafbare handelingen zijn gepleegd, want dit soort tuig zou ik graag oppakken.
Het blijkt dat de man in dorp B woont, getrouwd is en twee kinderen heeft. Op de vraag of zijn vrouw ook van deze praktijken op de hoogte is of dat ik het even aan haar zal vragen, wordt hij boos en dreigt een aanklacht in te dienen als zijn vrouw hiervan op de hoogte gebracht wordt. Hij vindt dat het zijn zaken zijn en dat we hier ons niet mee moeten bemoeien. Op dat soort momenten moet je professioneel blijven, maar eerlijk gezegd jeuken mijn handen!
We moeten de man laten gaan en brengen de vrouw opnieuw naar trein. We hebben haar man in kennis gesteld van het gebeuren. Uiteraard met de mededeling dat zijn vrouw hier helemaal niets aan kon doen, maar wel met de vraag of hij zijn vrouw bij het treinstation in X stad kan ophalen.
We wachten tot de volgende trein komt en spreken kort de conducteur aan die belooft toe te zien dat de vrouw in C stad over zou stappen in de juiste trein naar X stad.
Het geeft Leo en mij een dubbelgevoel. Enerzijds blij dat we erger hebben voorkomen, maar anderzijds dat we een potentiële dader hebben moeten laten lopen.
maandag 3 maart 2014
'Dik in orde'
foto Sven van Beek Flashphoto |
Maar wanneer een foto verschijnt in de pers,
waarop Arie, met zijn overhemd uit zijn broek, staat te praten met
ambulancepersoneel en de chef van dienst zijn de commentaren niet van de lucht.
Een foto, waarvan de fotograaf het verhaal erachter weet en hem ook met deze
intentie geplaatst heeft. Maar wat wordt die dikbuikige agent neergesabeld door
critici.
Tijdens een mooie zomermiddag werkt een oude
man in zijn tuintje en komt ongelukkig ten val in de sloot. Een buurtbewoonster,
ook op leeftijd, ziet het gebeuren en belt 112. Helaas kan zij niet helpen en
wacht ze de hulpdiensten, die met grote spoed komen, af.
Arie komt als eerste ter plaatse, doet zijn koppel af en springt in de sloot. Hij haalt de oude man uit het water en start de reanimatie. Inmiddels komen wij ter plaatse en assisteren Arie en zijn maat.
Arie komt als eerste ter plaatse, doet zijn koppel af en springt in de sloot. Hij haalt de oude man uit het water en start de reanimatie. Inmiddels komen wij ter plaatse en assisteren Arie en zijn maat.
Ondanks de inzet van de vele collega’s van de
GGD, brandweer en het traumateam die met de helikopter arriveren, overlijdt de
man. Op de beruchte foto staat een zeiknatte Arie,
met het overhemd uit zijn broek, nog even na te praten met hulpverleners. Arie
is aangeslagen en baalt als een stekker dat de reanimatie niet gelukt is. Tot
overmaat van ramp blijken zijn portemonnee en zijn (privé) mobiele telefoon ook
nog in zijn zak te zitten. Ik moet stiekem grinniken als ik Arie met een
beteuterd gezicht naar de telefoon zie kijken waar het water uitgutst. We
brengen Arie naar het bureau, zodat hij droge kleding kan aantrekken.
Een paar uur later attendeert een collega ons
op de foto’s die op internet staan en de reacties die eronder genoemd worden. Te
belachelijk voor woorden dat een agent zo met zijn overhemd uit z’n broek op
internet staat, het is een schande. En daar moeten we de oorlog mee winnen, met
zo’n dikbuik. Of hebben agenten tegenwoordig ook al “positiekleding”.
Na korte tijd slaat de fotograaf terug en
plaatst een opmerking dat juist die agent in de sloot gesprongen was, de oude
man uit de sloot gehaald had en deze gereanimeerd had. En dat, als ze goed
gekeken hadden, ze gezien hadden dat deze agent zeiknat was.Arie is teleurgesteld en boos naar huis gegaan. Teleurgesteld omdat de redding niet gelukt is. Boos om die onbegrijpelijke reacties van de critici.
Zijn telefoon werd uiteindelijk door de politie vergoed en Arie kan achteraf nog glimlachen om de commotie rond zijn foto. Er stond daar een dijk van een collega, die zijn taak als hulpverlener uitgevoerd had. Weliswaar met een dikke buik, maar wel ‘dik’ in orde.