Copyright

Copyright P.Kats. Zonder mijn toestemming mogen mijn verhalen niet gekopieerd worden en/of gepubliceerd worden. Linken mag uiteraard wel.

maandag 10 februari 2014

De dood ingejaagd

De Cito-toetsen staan dinsdag weer voor de deur. Elk jaar gaan ouders van kinderen, die in groep 8 van de basisschool zitten, weer vernemen van de leerkrachten op welk niveau hun kinderen door kunnen stromen naar het voortgezet onderwijs. Veel ouders zullen het advies van de leerkrachten overnemen en hun kinderen ook op dat niveau in laten stromen op het voortgezet onderwijs. Maar er zijn ouders die vinden dat hun kind, ondanks de Cito-score, op een veel hoger niveau op het voortgezet onderwijs geplaatst moet worden. Een aantal kinderen blijkt dit niveau toch aan te kunnen, maar de meesten ervaren na een aantal jaren dat hun kind dit hoge niveau niet aankan en lager geplaatst moet worden. De gevolgen van extreme prestatiedwang kunnen desastreus zijn.

We krijgen een melding van ouders die vinden dat hun zoon, Jan (gefingeerd) de laatste tijd onhanteerbaar is, te laat thuiskomt, spijbelt en zich met duistere zaken bezig houdt. Of we als politie hier over willen komen praten.
We stappen een prachtige vrijstaande villa binnen en ontmoeten daar een gezin, vader Bert en moeder Truus, dochter Lies van 18 jaar oud en Jan van 14 jaar oud (namen gefingeerd).
We horen het verhaal van de vader Bert aan die in korte bewoordingen vertelt hoe goed dat ze het hebben. Een welgesteld gezin, waarvan beide ouders hard werken, een meer dan modaal salaris verdienen, drie keer per jaar op vakantie gaan en de beide kinderen alles krijgen wat hun hartje begeert. Kortom, alles zou goed moeten zijn, maar hun zoon valt uit de toon. Hij doet niet wat zijn vader of moeder zeggen, terwijl hij toch alles krijgt, en presteert slecht op school, sterk onder zijn doen. Tot slot vertelt Bert dat hij een voorbeeld moet nemen aan zijn grote zus Lies, die studeert aan de universiteit en uitmuntende cijfers heeft. Verder blinkt Lies uit in het bespelen van haar viool en maakt ze kans om toegelaten te worden tot het conservatorium. Jan is duidelijk een vreemde eend in de bijt. Jan had een Cito-score voor VMBO, maar is door zijn ouders min of meer gedwongen om de HAVO te gaan doen. Volgens Bert en Truus nog eigenlijk te laag, want Jan moet eigenlijk gewoon op het VWO zitten.

Als we Jan apart nemen, ben ik toch eigenlijk wel nieuwsgierig wat zijn verhaal is. Het blijkt dat Jan de HAVO eigenlijk helemaal niet aan kan, ondanks dat hij zijn uiterste best doet.
Als ik zijn Cito-score vraag kom ik tot de conclusie dat dit nooit een score van het VWO kan zijn, eigenlijk ook niet van de HAVO.
Elke dag moet Jan horen hoe goed dat zijn zus presteert en hoe slecht dat Jan presteert. Elke dag krijgt hij te horen dat hij alles krijgt van zijn ouders, maar desondanks met zijn pet ernaar gooit. Jan zoekt zijn heil bij zijn vrienden en blijft liever van school weg. Hij vertelt liever iets met zijn handen te doen, in de installatietechniek of in de metaaltechniek. Als ik vraag of hij dit tegen zijn ouders verteld heeft, haalt hij zijn schouders op. Hij vertelt dat hij uitgekafferd wordt en het niet in zijn hoofd moet halen om zo iets beneden niveau te gaan doen. Ik heb echt met Jan te doen, want er zit een zielig ongelukkig ventje tegenover mij.

Mijn collega blijft bij Jan en ik probeer om Bert en Truus ervan te overtuigen dat ze eens een keer gaan kijken naar de achterliggende gronden van de slechte prestaties van Jan. Wat ik ook probeer met argumenten of tips, het is tevergeefs. Ik moet me als politieagent niet bemoeien met schoolzaken, omdat ik daar geen verstand van heb. Ze zijn er heilig van overtuigd dat Jan een goed stel hersens heeft en gemakkelijk VWO-niveau moet kunnen doen. Op mijn vraag of ze wel eens contact met school hebben gehad om te kijken of Jan op de goede plek zit, antwoorden ze dat school inderdaad geadviseerd heeft om Jan op het VMBO (werken/leren) te plaatsen. Ze zijn het hier uiteraard niet mee eens, omdat dit volgens hen veel te laag is.
Bert en Truus hebben beiden een universitaire opleiding en Lies studeert ook aan de universiteit. Het kan niet mogelijk zijn dat Jan straks een baan heeft als installatiemedewerker of een dergelijke ‘ondermaatse’ baan.

We verlaten de woning met een onbevredigend gevoel, omdat we niet verder gekomen zijn. We laten een doodongelukkige Jan achter, waarvan ik niet weet hoe ik hem op dat moment kan helpen.
We besluiten een stevige mutatie te maken en deze door te sturen aan de wijkagent om toch vinger aan de pols te houden.

De dag erop heb ik weer dienst, een avonddienst. Ik lees een mail van de wijkagent dat Jan wederom niet op school verschenen is en vermist wordt. Het houdt me echt bezig die dienst, temeer omdat ik een naar voorgevoel heb dat de vermissing wel eens langdurig kan worden.
Tot een paar uur later de meldkamer een melding uitgeeft aan een wagen in een ander district dat er een jongen zelfmoord gepleegd heeft. Vraag me niet hoe, maar mijn gevoel zegt dat dit Jan wel eens kan zijn. Ik pak het bericht van de wijkagent erbij en lees het signalement. Ik bel de meldkamer en vertel hen dat we in ons district een jongen missen. Ik geef ze het signalement door en de kleding die hij aanhad. Nog geen 10 minuten later krijgen we het telefoontje dat Jan gevonden is, dood. Ik krijg van de meldkamer de opdracht om het slechte nieuws te gaan brengen.

Samen met een collega, die er gisteren niet bij was, rijden we naar de woning van Jan. Ik vertel de collega dat ik gisteren bij Jan geweest ben en wat mijn gevoel erover is.
Als we binnengelaten worden, vertel ik Bert, Truus en Lies vrijwel direct dat we slecht nieuws komen brengen over Jan. Ik vertel ze dat Jan zelfmoord gepleegd heeft en vertel ze hoe het precies gegaan is. Het is een moment stil en ik wacht de reactie van hen af.

Bert kijkt me emotieloos aan en zegt: “Ja, het is zijn eigen keus!
Ik weet niet hoe mijn gezichtsuitdrukking geweest is, maar ik was verbijsterd en uit het veld geslagen door de koele reactie van Bert.
Truus zegt niets en gaat op de bank zitten naast Lies en slaat een arm om haar heen. Ik bespeur bij Truus en Lies wel emotie, maar zij houden zich kennelijk in.
Normaal gesproken neem ik voor de confrontatie (het herkennen van een familielid) familie mee, maar door de hele situatie besloot ik zo snel mogelijk weg te gaan.


De confrontatie heb ik overgelaten aan andere collega’s.