maandag 17 februari 2014

ACAB, basterds of hulpverleners?


A.C.A.B. is de afkorting van de Engelse slogan All Cop(per)s Are Bastards (vertaald: Alle politieagenten zijn klootzakken). In plaats van de afkorting wordt ook wel de code 1312 gebruikt, naar de positie van de letters van de afkorting in het alfabet. De slogan en afkorting wordt gebruikt in jongerensubculturen, zoals voetbalhooligans, punks, skinheads en anarchisten en komt voor in tatoeages van gevangenen, in graffiti, op posters en op T-shirts en in namen van muziekgroepen en hun werken.


Onlangs zat ik in de skilift in Frankrijk, toen mijn oog viel op een stickertje wat op de ruit van de cabine geplakt zat. Het stickertje met A.C.A.B. en de afbeelding van een politieagent. Ik moest er om glimlachen, want mijn gedachten gingen terug naar een melding van een ongeval met een auto, waarop een soortgelijk stickertje geplakt zat. 

Ik krijg een melding van een ongeval op de rijksweg, waar een eenzijdige aanrijding heeft plaatsgevonden boven op de fly-over van een verkeersplein. Ik ben als motorrijder als eerste ter plaatse en zie een totaal verwrongen stuk blik, wat eerst een auto was, tegen de vangrail staan. Een getuige meldt dat de bestuurder nog in het voertuig zit.

Wat me wel opvalt is dat het een opgepimpt klein sportautootje is (was) en er nog twee stickers op de achterkant van de kofferklep prijken. De eerste is de sticker met ACAB en de tweede met de afbeelding van een plassend mannetje over het logo van de politie. De eerste gedachte die door me heen schiet is dat dit typisch zo’n straatracertje is, die zichzelf te pakken heeft en natuurlijk veel te hard heeft gereden. En ook nog eentje die een hekel aan de politie heeft.

Met die insteek loop ik naar de passagierszijde en schrik eigenlijk. Achter het stuur zit een jongen met een bebloed en van pijn verwrongen gezicht. Ik roep direct naar de meldkamer en vraag met spoed een ambulance. Ik open het rechterportier en spreek hem aan. Wat ik uit zijn woorden kan opmaken is dat hij veel pijn in de borst heeft. Ik kan het toch niet laten om te vragen of hij met mij wil praten. Ondanks de pijn kijkt hij me fronsend aan. Ik vertel hem dat ik de stickers achterop zijn auto gezien heb en dat ik 'een klootzak' van de politie ben die hem nu wil helpen. Hij slaat zijn ogen neer en zegt niets meer. Maar gelukkig hebben we als hulpverleners de professionaliteit om, ondanks de minachtende stickers, het slachtoffer correct te behandelen zoals het in onze taakstelling is verwoord, hulp verlenen aan hen die dit behoeven.

Ik vertel dat ik als hulpverlener hem kom helpen, dat hij zich niet moet bewegen en de ambulance onderweg is. Ik probeer hem op zijn gemak te stellen en in ieder geval bij bewustzijn te houden. Ik heb echt medelijden met hem, omdat ik zie dat hij veel pijn heeft. 

Zijn gordel hangt los naast de deurstijl en het stuur is verbogen. Hij ademt zwaar en krijgt weinig lucht. Er bevindt zich een airbag in het stuur, die niet geactiveerd is, dus ik moet oppassen dat hij niet alsnog uitklapt. Gelukkig zit er, omdat het al een oude auto betreft, aan de rechterzijde geen airbag. Ik pak voorzichtig zijn hoofd vast en fixeer dit in afwachting van de ambulance.

De ambulance komt inmiddels aangereden en het ambulancepersoneel ontfermt zich over de jongen. Het ambulancepersoneel constateert vermoedelijk een gebroken borstbeen en de jongen heeft een fikse hoofdwond. Ze vragen de brandweer ter plaatse om het voertuig open te knippen. De collega van de ambulance hoor ik zeggen dat hij zijn gordel niet om heeft gehad, dus mogelijk inwendig letsel heeft, gezien het verbogen stuur.

Inmiddels spreek ik getuigen en hoor ik dat de jongen hen met hoge snelheid voorbij is gereden. Een getuige verklaart dat hij gezien heeft dat de auto met een veel te hoge snelheid de bocht in ging. Ondanks hevig remmen boorde de auto zich vervolgens tegen de rechterkant in de vangrail (juiste benaming is eigenlijk geleiderail). Hierna tolde de auto en klapte tegen de, aan de linkerkant gelegen, vangrail aan.

Niet lang daarna verschijnt de eerste brandweerauto en beginnen de brandweermensen aan stabiliseren en het openknippen van de auto.

Met een schepbrancard wordt de jongen uit de auto gehaald en met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. De jongen blijkt nog thuis bij zijn ouders te wonen. Ik bel zijn ouders op, die natuurlijk hevig schrikken. Ik vertel hen wat er gebeurd is en dat hun zoon naar het ziekenhuis gaat voor onderzoek.

Nadat de auto door de bergingsdienst is opgetakeld rijd ik naar het ziekenhuis om te vernemen hoe de toestand van het slachtoffer is.

Het blijkt dat hij inderdaad zijn borstbeen gebroken heeft, alsook diverse ribben.

In het ziekenhuis ontmoet ik de ouders van de jongen. Ik vertel precies wat er gebeurd is en dat we als hulpverleners met grote zorg hun zoon uit voertuig gehaald hebben en naar het ziekenhuis gebracht hebben.

Ook hier kan ik het niet laten om te vertellen van de stickers, die op de auto van hun zoon zaten. De term ACAB zei ze eigenlijk niets en het stickertje van het plassende mannetje is hen eigenlijk nooit opgevallen. Wel vertellen ze dat hun zoon regelmatig bekeuringen krijgt vanwege verkeersovertredingen en dat hij inderdaad altijd wel over de politie loopt te schelden. Maar ze vertellen ook dat ze tegen hem gezegd hebben dat het zijn eigen schuld is als hij bekeuringen krijgt, onder andere meerdere bekeuringen voor het rijden zonder autogordel.



Een paar weken later bezoek ik de jongen, die inmiddels thuis is uit het ziekenhuis. Ik heb nog wat vragen voor het proces-verbaal en voor de afhandeling van de schade.

We hebben een goed gesprek. De auto blijkt total loss te zijn en mag naar de schroothoop.

Na afloop schudden we elkaar de hand en bedankt hij mij voor alles. Ik vraag als hij een andere auto koopt of hij weer van die ‘mooie’ stickers op zijn auto gaat plakken. Hij moet glimlachen en schudt zijn hoofd.
Ik hoefde geen vermanend vingertje op te heffen of een preek te houden, ik had mijn doel bereikt.