maandag 25 november 2013

Brand in een woning


We hebben die avond in december video-surveillance met een onopvallende Volvo van de Verkeerspolitie. De auto is uitgerust met een permanent draaiende video-camera, waarbij de beelden ‘live’ opgenomen worden. Deze beelden kunnen dan direct teruggekeken worden, zodat overtreders hun capriolen kunnen bekijken. Gekomen op het Vaanplein te Rotterdam moet ik hoognodig naar het toilet. We besluiten even door te rijden naar een politiebureau. Net als we onze auto voor het bureau geparkeerd hebben en zijn uitgestapt  horen we via de mobilofoon een melding van een brand in de woning aan de X weg door de meldkamer. Er wordt tevens doorgegeven dat er zich nog mensen in de woning bevinden. Plaatselijk goed bekend roep ik tegen mijn collega dat dit heel dichtbij is. Hierop springen we in de auto en rijden naar het pand toe. De videocamera draait lustig mee. Gekomen voor het pand slaan de vlammen hier al uit. Het blijkt op de derde verdieping te zijn. Voordat ik uitstap richt ik de videocamera op het brandende pand. Op dat moment zie ik niet dat achter de vlammen, die uit het raam slaan, een persoon aan de dakgoot hangt.
Ik ren naar de portiekdeur van het pand toe en vraag aan omstanders of ze weten waar de bewoners zijn of dat ze mogelijk nog binnen zijn. Ik hoor iemand zeggen dat ik dan even naar boven moet kijken, dan kon ik de bewoner zien.

Wat ik toen zag was verschrikkelijk…. Aan de dakgoot hangt een man, die wanhopig probeert aan de vlammen te ontkomen. In een flits schiet nog door me heen hoe die ‘iemand’ dit op zo’n koele toon kan zeggen, terwijl daar een mens in doodsnood aan de dakgoot hangt.  Achteraf kan ik hier nog kwaad om worden.

Ik schreeuw tegen het slachtoffer dat hij vol moet houden en dat de brandweer eraan komt. Ik heb geen idee of hij het gehoord heeft, maar hoor inmiddels wel de brandweer aan komen, omdat de kazerne dichtbij is.

De brand slaat uit en vurige tongen lekken langs het raam richting de man. Ik zie dan dat de vlammen vat krijgen op de kleding van het slachtoffer. Er klinken doodskreten en ik schreeuw nogmaals dat hij vol moet houden. Inmiddels is de ladderwagen ter plaatse en komt er een brandweerman naast mij staan. Ik wijs naar het slachtoffer en vertel dat ik niet weet of er nog meer bewoners binnen zijn. De brandweerman trekt mij een stuk terug, terwijl zijn collega’s zo snel mogelijk de ladder in positie willen brengen.

Helaas is het te laat want op het moment dat we even met elkaar staan te overleggen wat we verder nog kunnen doen, laat het slachtoffer los en valt naar beneden. Het geluid als hij neerkomt klinkt  als of er een zak aardappelen op de grond neergesmeten wordt. Ik sta eigenlijk perplex te kijken tot ik een stomp van de brandweerman krijg die roept dat we het slachtoffer weg moeten halen onder het pand vandaan.
We grijpen allebei een arm van het slachtoffer en slepen hem onder het brandende pand vandaan. De arm die ik vastpak is ontveld en geblakerd en de lucht die ik ruik is erbarmelijk. Bij de brandweerwagen wordt het slachtoffer door de brandweermensen gekoeld. Ik hoor hem kreunen en kniel naast hem neer. Ik vraag hem naar zijn naam, maar krijg geen contact met hem. Het gezicht van het slachtoffer is vreselijk verbrand en ik heb weinig hoop meer dat hij het redt.
Dat blijkt ook achteraf want na drie uur overlijdt hij.

Teruggekomen in de auto, spoelen we de videoband terug. Ik realiseer me dat de videocamera naar boven gericht stond. Achter de vlammen zien we de man aan de dakgoot hangen tot de tijd dat hij loslaat en naar beneden valt. We hebben er even over nagedacht en hebben hierna de beelden gewist, zodat niemand over deze gruwelijke beelden kan beschikken. We zijn hierna al vrij snel naar het bureau teruggegaan, want op zulke momenten heb je weinig lust meer om je werk te doen en zit je er totaal niet meer met je ‘koppie’ bij.

Op 29 oktober 2013 verschijnen foto’s via whatsapp waarbij 2 monteurs op een brandende windmolen staan, kort voor ze door de vlammen gegrepen worden. Dit roept herinneringen bij me op aan bovenstaand incident. Via twitter roep ik op om de foto te wissen voor ze een onuitwisbare indruk maken. Ik krijg heel veel steun, waarbij de fotograaf zelfs zijn foto verwijdert nadat bekend was dat beide monteurs om het leven waren gekomen. Maar ook krijg ik stevige kritiek waar ik me mee bemoei en wordt de foto door hackers teruggetoverd en op internet geplaatst. Maar ik kan me wel verplaatsen in de hulpverleners die bij het incident in Ooltgensplaat zijn geweest.
Je vergeet dit nooit meer.

maandag 18 november 2013

Dierenliefde


De politie krijgt ook te maken met meldingen over dieren. Dat varieert van dieren die mishandeld zijn/worden, overlast van blaffende honden of een ontsnapt reptiel waarvan verwacht wordt dat we die even met onze blote handen komen vangen. Afkomstig van het platteland en opgegroeid met allerlei dieren heb ik redelijk wat ervaring met dieren. Maar hoe mooi de natuur door haar Schepper gemaakt is, beseffen we maar al te goed na de melding van de Charloisse Lagendijk.

Een andere politieauto krijgt de melding van een schaap wat op zijn rug ligt. Omdat ik weet wie er op deze auto zitten hoor ik ze denkbeeldig al mopperen. Daar is de dierenambulance toch voor en niet de politie?. Maar we hebben Piet in dienst en die weet met schapen om te gaan.

Nog geen minuut later worden Reinier en ik geroepen met de vraag of we daar niet naar toe willen komen om te helpen. Stiekem zijn we al die richting opgereden omdat ik de vraag al verwacht had.

Ter plaatse zien we inderdaad een schaap in de weide liggen. Een aantal schapen erom heen staan ‘schaapachtig’naar hun maatje te kijken, maar ook een paard erbij. Om in de weide te komen, moeten we eerst over een hek heen klimmen. We plaatsen onze schuifladder tegen het hek en klimmen hier met z’n vieren overheen.

Gekomen in de buurt van het schaap, zie ik dat uit het achterwerk van het schaap de kop van een lam steekt. Ik loop naar het schaap toe, maar wat er dan gebeurt is enerzijds schrikken, maar aan de andere kant wonderlijk mooi. Het paard stampvoet en gaat over het schaap heen staan. Wat denken wij wel niet dat om zijn maatje kwaad te gaan doen? Ik probeer het paard op z’n gemak te stellen, maar deze wordt steeds wilder. Strelen op z’n hals en liefelijke woordjes spreken levert me alleen een paar forse bijtpogingen op richting mijn arm. Het paard duldt niet dat we bij het schaap komen. Ik pak mijn wapenstok en probeer het paard weg te prikken, maar hierdoor gaat het paard bijna op het schaap staan. Daar sta je dan, drie collega’s die mij uit staan te lachen, een paard wat zijn maatje beschermt en een lammerend schaap waar je niet bij kunt komen.

Maar opgeven staat niet in mijn woordenboek en snelheid is geboden.

Ik vraag aan Reinier om de ladder te pakken en deze aan mij te geven. Met de ladder horizontaal houdend loop ik op het paard af. Deze deinst van dit gevaarlijke ding achteruit en zo krijgen we ruimte om het schaap te pakken. Ik roep naar Reiner en de andere twee collega’s dat ze als een speer het schaap moeten pakken en naar het schuurtje 20 meter verderop moeten slepen, maar met drie angsthazen valt het niet mee. Met z’n drieën pakken ze het schaap beet en willen het gaan slepen, maar het paard slaat toe. Ik krijg een enorme duw en val met ladder en al achterover in de drassige weide. De collega’s zetten het op een lopen en we zijn weer terug bij af. Ik krabbel overeind en lijk op een modderkruiper.

Het paard staat weer over het schaap heen en wordt steeds kwader. Maar mijn geduld raakt ook op en als een indiaan storm ik met de opgeheven ladder op het paard af. Ik geef hem een gepaste mep met de ladder. Ik duw en schreeuw en weet het paard weer terug te dringen. Maar de natuur heeft hem geleerd dat er aan beide zijden van de ladder een ontsnappingsruimte is. Het lijkt wel een kat en muisspel. Het paard probeert rechts langs de ladder te komen en ik blokkeer hem door naar rechts te springen. Het paard probeert dan links langs de ladder te komen en ik blokkeer hem links. Ik schreeuw naar de collega’s dat ze op moeten schieten en het schaap zo snel mogelijk beet moeten pakken en naar de schuur moeten slepen. Gelukkig lukt het dit keer wel en binnen de tijd want ik was werkelijk bekaf. Het lijkt wel een hindernisbaan die ik gelopen heb, maar dan met volledige bepakking.
Snel leg ik de ladder voor de schuur neer en doe de deur dicht.

Ik trek handschoenen aan, pak de kop van het lam beet en probeer het eruit te trekken. Dit lukt niet omdat de pootjes gebogen zitten. Ook is het schaap vermoeid van alle omstandigheden dus dat werkt ook niet mee. Jammer genoeg bemerk ik dat het lam al dood is, maar als het nog langer blijft zitten gaat het schaap ook dood.
Gelukkig blijkt de boer al gewaarschuwd te zijn en samen met hem halen we het dode lam eruit.
Het schaap krijgt een spuit tegen de infectie en blijkt er later weer bovenop gekomen te zijn.

De meldster en een aantal wandelaars blijken de hele vertoning gezien te hebben en smakelijk gelachen te hebben om de rodeo-agenten.

Een hele ervaring rijker en met ontzettende smerige stinkende kleding vertrekken we naar het bureau om ons om te kleden.

Mooi om te horen is dat de boer vertelt dat het paard normaal gesproken een ontzettend lief en rustig dier is en hij zich niet voor kan stellen dat zijn paard zo tekeer is gegaan. Maar dat is nou dierenliefde. Hij beschermde zijn hulpeloze maatje.


Sinds kort hebben we de dierenpolitie, enthousiaste collega's, die speciaal opgeleid zijn om dierenmishandeling en verwaarlozing te herkennen. Verder zijn ze de burgers van dienst bij dierenkwesties of geschillen, zoals bijvoorbeeld een hond die langdurig zit te blaffen op een balkon en mogelijk verwaarloosd wordt of een paard wat kreupel in een smerige omgeving loopt. Hiervoor is een speciaal telefoonnummer geopend : 144

Voor meer informatie zie de website : http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/politie/vraag-en-antwoord/behandeling-melding-144.html

Dit keer kwamen de collega's van de dierenolitie ook ter plaatse, die hartelijk gelachen hebben, toen ze van onze capriolen hoorden. Ze hoefden gelukkig niet op te treden, omdat er geen sprake was van strafbare feiten.



 

maandag 11 november 2013

Inbraak heterdaad !

Gelukkig hebben veel mensen nooit te maken met een inbraak in hun woning, maar de impact bij hen die het wel overkomt, kan zeer groot zijn.
Een inbraak is een inbreuk in je vertrouwde leefomgeving, je persoonlijke levenssfeer. Ondanks de grote inzet van de collega’s hebben we helaas te weinig capaciteit om dit een halt toe te roepen. Mooi om te zien dat door collega’s een actie op touw is gezet met als doel de burgers bewust te maken van inbraken en zo proberen het aantal woninginbraken te verminderen. Een dag die hiervoor is gekozen is 11/12/’13. Op deze dag willen de collega’s het voor elkaar krijgen om, in samenwerking met de burgers en hun daarbij genomen initiatieven, het woninginbrakenaantal op nul te krijgen. Doe mee aan deze actie om een vuist te maken tegen woninginbrekers. Bekijk hun website op http://www.1dagniet.nl/

Omstreeks 00:30 uur roept de meldkamer mijn collega Jessica en mij en meldt een inbraak heterdaad in een woning op de A straat.
We zitten daar niet ver bij vandaan, dus geven we een beetje gas bij om zeker de inbreker niet te missen. Bewoners van een nabij gelegen woning hebben gezien dat er een manspersoon in het zwart gekleed, klein van postuur, via een ladder op de eerste verdieping van een huis naar binnen geklommen is.
Ze weten zeker dat de man nog niet door het geopende raam naar buiten gekomen is.
Gekomen bij de hoekwoning omsingelen wij deze. Jessica wacht aan de voorzijde van de woning en ik loop naar de achterzijde. Zodra ik de tuin inloop zie ik een ladder staan en haal deze weg, zodat ik in ieder geval de inbreker verhinder om via de ladder weer terug te komen. Ik leg de ladder op de grond en zie hierna dat er een been verschijnt die zijn weg zoekt naar de ladder. Vervolgens verschijnt er een tweede been en daarna komt een achterwerk tevoorschijn. De inbreker heeft mij nog niet opgemerkt en omdat ik niet wil dat hij op de grond valt, roep ik met luide stem dat ik van de politie ben en hij aangehouden is. Bliksemsnel trekt hij zich terug en verdwijnt weer in de woning.
Helaas is Jessica in de veronderstelling dat ik de inbreker te pakken heb in de tuin als ze mij hoort roepen, want ze verlaat haar positie aan de voorzijde en komt naar de achterzijde.
Ik roep dat ze aan de voorzijde moet blijven staan, want de inbreker zit nog in het huis.
Even met dezelfde snelheid als waar de benen het huis weer zijn ingetrokken, verlaat de inbreker het huis aan de voorzijde. Ik hoor Jessica roepen: Daar gaat hij!
Ik zet de achtervolging in en geef tegelijkertijd aan de meldkamer door dat de inbreker er te voet vandoor is richting de C buurt. Ook Jessica rent achter de inbreker aan en we splitsen ons bij de kleine woningen in de C buurt. Plotseling hoor ik een schot, een grote doffe klap en vervolgens een scala aan scheldwoorden. Ik roep of ze gewond is geraakt, maar ze roept dat ze op haar gezicht is gevallen en een waarschuwingsschot heeft gelost.
Niet wetende waarom ze een waarschuwingsschot heeft gelost ren ik parallel door de steegjes heen in de richting waarvan ik vermoed dat de inbreker is gerend. Aan het einde van het steegje heb ik een ruim overzicht over het voetbalveld en de O straat. Ik zie helemaal niemand lopen of rennen. Het lijkt me sterk dat de inbreker hier al over is gestoken, dus moet hij nog in het parallel lopende steegje zitten.
Omdat er een waarschuwingsschot is gelost en ik niet zeker weet of de inbreker gewapend dan wel ongewapend is, neem ik uit voorzorg mijn pistool ter hand. Ik sluip zachtjes richting het steegje en zie tot mijn verbazing in het licht van de lantaarns een persoon gehurkt zitten achter de struiken, met zijn rug naar mij toe. Ik zie dat hij in zijn rechterhand een zwart voorwerp geklemd heeft. Mijn hart bonst in mijn keel, omdat ik vermoed dat het zwarte voorwerp wel eens een vuurwapen kan zijn. Ik sluip naderbij met getrokken pistool, gericht op de inbreker. Dan gaan de radertjes in je hoofd op volle toeren werken. Wat ga ik doen als hij zich omkeert, mij ziet en het vuurwapen op mij richt? Ik ga hem neerschieten, flitst het door mijn hoofd heen. Ik besluit om hem van dichtbij te benaderen en met een grote brul aan te roepen. Helaas verloopt altijd niet alles volgens plan, want van de kant van de O straat komt een politieauto aangescheurd die precies voor het paadje stopt. Niet wetende dat ik als een tijger in de aanslag zit om mijn prooi te bespringen springt collega Leo uit de auto en komt het paadje inlopen.
De inbreker draait zich om en rent in mijn richting. Ik schreeuw dat hij het wapen moet laten vallen, anders zou ik hem neer ‘knallen’. Doordat hij zo’n vaart heeft komt hij echter op 10 centimeter afstand van mijn gerichte pistool tot stilstand. De inbreker kijkt van dichtbij in de loop van mijn pistool en staat als aan de grond genageld, ik denk ook vooral door mijn niet al te vrolijke blik. Schieten is geen optie, dus in een reflex sla ik hem met mijn pistool met kracht boven op zijn hoofd. Ik zie het draaiende oogwit van de inbreker die met een hevig gekreun in elkaar zakt. Ik berg mijn pistool en grijp de arm van de inbreker, die inmiddels op de grond ligt, beet waar ik zojuist het zwarte voorwerp heb gezien. Het zwarte voorwerp blijkt een stel lederen handschoenen te zijn die hij in zijn rechterhand heeft.
Wat ben ik blij dat ik niet geschoten heb! De inbreker komt inmiddels weer aardig bij kennis. Ik zie dat het de bekende woninginbreker Z is die erom bekend staat dat hij altijd verzet biedt tijdens zijn aanhouding. Z  weigert zijn armen op zijn rug te doen en gaat wederom in het verzet. Gelukkig is inmiddels Leo bij mij en samen brengen we Z onder controle. Hij blijkt een grote bloedende hoofdwond te hebben, waardoor we eerst de spoedeisende hulp moeten bezoeken. Nadat Z is voorzien van 6 hechtingen mag hij mee naar het bureau.
Tijdens de fouillering treffen we diverse sieraden aan die hij kennelijk bij de inbraak heeft ontvreemd en zag ik ook dat hij een natte plek in zijn broek had.

Hij vindt mij niet erg aardig, want als blikken kunnen doden zou ik er nu niet meer geweest zijn. Jessica blijkt tijdens het rennen door de bosschages prikkeldraad tegen gekomen te zijn. Denkende dat het een vrije doorgang was, smakte ze met een doffe klap voorover in de struiken. Ze hield er een kapotte broek en twee geschaafde knieën aan over.
Tijdens zijn verhoor verklaart Z dat hij de politieagent, die hem aangehouden had, een gestoorde vond die hem kennelijk had willen doodschieten. Hij was zo bang geweest dat hij in zijn broek geplast had. Hij wilde een klacht tegen mij indienen en wilde aangifte van mishandeling en vernieling van zijn kleding doen.
Als ik dit verhaal schrijf verschijnt er nog een vette glimlach op mijn gezicht. Gezien de staat van dienst van de inbreker heeft deze eens een keer een koekje van eigen deeg gehad. Van de klacht of aangifte heb ik nooit meer wat gehoord.

maandag 4 november 2013

Als u dit bericht leest………

Als de blaadjes gaan vallen en de donkere dagen beginnen, kan het zijn dat de gemoedstoestand van sommige mensen verandert. Zeker degenen die moeite hebben om zich overeind te houden in de maatschappij, krijgen het dan weer moeilijk en sommigen overzien het niet meer.

Zo ook Karel (gefingeerd), die ik controleer op straat en gesignaleerd blijkt te staan. Het blijken niet onherroepelijke vonnissen te zijn voor een bedrag van niet minder dan 4000 euro. Dat betekent dat ik hem deze vonnissen moet mededelen, waarna hij nog 14 dagen de tijd heeft om daar tegen in beroep te gaan.
Ik neem de tijd voor een praatje, want ik merk dat Karel hierom verlegen zit. Hij maakt een trieste indruk op me en belangstellend vraag ik hem hoe het komt dat hij zoveel boetes heeft openstaan. Karel vertelt mij zijn levensverhaal. Hij komt uit een gezin waar vader moeder het leven zuur maakte. Vader was zwaar alcoholist en sloeg zijn moeder veelvuldig als hij weer eens flink dronken was. Als Karel, zijn broer en zus het dan voor moeder opnamen, kregen ook zij een flink pak slaag. Toen moeder jong stierf, zijn ze met z’n drieën uit huis geplaatst en in pleeggezinnen ondergebracht. Zijn vader stierf uiteindelijk door overmatig alcoholgebruik en zijn broer pleegde zelfmoord. Hij heeft alleen nog een zus, waar hij nog contact mee onderhoudt. Echter, zij is ook de verkeerde echtgenoot tegen het lijf gelopen. Zijn zwager is zwaar alcoholverslaafd en mishandelt haar geregeld.

Ook met  Karel gaat het de verkeerde kant uit . Hij valt ten prooi aan verkeerde vrienden. Vrienden die telefoonabonnementen op zijn naam afsluiten, vrienden die auto’s op de naam van Karel plaatsen en vervolgens overtredingen plegen waarvan de boetes bij Karel op de mat vielen. Ook heeft Karel een volgens zijn zeggen flinke belastingschuld. Karel vertelt een mislukkeling te zijn en binnenkort een einde aan zijn leven te willen maken. Kennelijk heb ik zijn vertrouwen gewonnen, want hij vraagt mij of ik hem wil helpen. Ik vraag hem wat hij daarmee bedoelt en hij vertelt dat hij echt binnenkort zelfmoord gaat plegen. Ik vind dit een rare vraag en sta hem, denk ik, even onnozel aan te kijken. Hij schiet warempel in de lach en zegt dat ik hem niet hoef te helpen met zelfmoord maar of ik zijn zus in kennis wil stellen, nadat hij zelfmoord gepleegd heeft. Ik vertel hem dat ik niet van plan ben om hem mee te helpen met zijn zelfmoord en de planning hier omheen.

Ik bied hem aan om mee te helpen met hulp zoeken, maar dit weigert hij resoluut. Hij vertelt wel dat hij de politie hier absoluut niet gaat lastigvallen met het vinden van zijn dode lichaam, maar dat hij naar het buitenland gaat en op een “geliefde plek” in land Y zelfmoord gaat plegen. Ik vraag hem waar hij dat wil gaan doen en op wat voor manier dan, maar dit weigert hij mij te vertellen. Hij vraagt mij nogmaals of ik hem wil helpen om zijn zus in kennis te stellen. Ik besluit hem om mijn visitekaartje gegeven met daarop mijn naam, mijn telefoonnummer en … het faxnummer van het bureau en zeg dat hij mij kan bellen. Het zal wel meevallen, hij zal zich misschien nog bedenken zijn mijn gedachten. Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik werkelijk niet weet wat ik hiervan moet denken, ondanks het feit dat ik al heel wat rare snuiters op deze aardbol ontmoet heb.

Totdat ik een week later een fax vind in mijn postbakje op het bureau. De fax is drie dagen geleden verstuurd en aan mij gericht. De fax is afkomstig van Karel en verstuurd vanuit een hotel in land Y. Met verbijstering lees ik de fax.
Ik citeer:
“Geachte heer Kats, als u dit bericht leest ben ik waarschijnlijk al overleden. Ik vraag, aangezien mijn zus nu alleen is, of u haar de volgende bezittingen wil geven die klaar staan in mijn huis”. Hierna volgt een opsomming van allerlei goederen uit zijn huis. De brief gaat verder.. “de sleutel van mijn huis zit aan de brievenbusklep aan de binnenkant vastgeplakt, hiermee kunt u naar binnen. De reservesleutel naar mijn kamer zit al jaren linksachter geplakt aan het bruine bureau. Mijn brief zit aan de onderkant van het bureau geplakt. U vraagt zich af hoe het komt dat het nu allemaal zo goed en helder gaat. Ik ben hier al langer dan twee jaar mee bezig, nog voordat mijn andere broer het gedaan had. Het spijt me zeer dat u hierbij betrokken bent. Ik stuur u tevens mijn legitimatiebewijs op. Groet Karel”.

Ik heb echt geen behoefte om zelf naar het huisadres te gaan en bel de chef van dienst. Ik vertel hem het hele verhaal en vraag een machtiging tot binnentreden, omdat je niet zomaar een woning mag openmaken zonder reden. De chef verleent deze machtiging en gaat samen met de bemanning van een surveillanceauto naar het adres van Karel voor een onderzoek. Ik wacht met spanning af wat ze zullen aantreffen. De chef van dienst belt mij na een kwartier op. De sleutel van de woning is inderdaad aan de brievenbusklep bevestigd. De sleutel van de kamer is inderdaad linksachter geplakt aan het bruine bureau en ook de brief is aan de onderkant van het bureau geplakt. Karel is echter niet in de woning aanwezig. De fax is uit buitenland verstuurd, dus neem ik contact op met Interpol. Ik word eigenlijk al snel teruggebeld met de mededeling dat er in plaats X in land Y drie dagen geleden een geval van zelfdoding is geweest. Tot nu toe is de identiteit van het slachtoffer onbekend. Ik vertel dat ik het legitimatiebewijs van Karel in mijn bezit heb met daarop de foto. In rap tempo heb ik het legitimatiebewijs gescand en gemaild naar Interpol. Het raadsel van de onbekende dode is opgelost. Het is het ontzielde lichaam van Karel wat al drie dagen in land Y in een mortuarium ligt.

Aan de ene kant moet ik zeggen dat ik toch wel eens heb nagedacht of ik nou degene ben geweest die de laatste schakel was om zijn zelfdoding in werking te zetten. Dat geeft toch een raar gevoel, omdat ik hier absoluut niet aan mee wilde werken. Aan de andere kant ben ik een hulpverlener, die gewoon zijn werk doet en heb geprobeerd om Karel tot andere gedachten te brengen. Dat is helaas niet gelukt. In ieder geval heb ik dat gedaan wat Karel graag wilde, namelijk zijn zus in kennis stellen en haar zijn spullen geven.