maandag 1 mei 2017

Doodgewoon?

Als politieagent word je veelvuldig geconfronteerd met de dood. Soms meerdere keren op een dag. Ik ben er aan gewend, maar is het eigenlijk wel zo normaal?





We krijgen een melding van een reanimatie op straat. Het slachtoffer wordt gevonden door een collega die in vrije tijd zijn hond uitlaat. De vele hulpverleners vechten tevergeefs voor zijn leven. Omdat niet zeker is of de man een natuurlijke dood is gestorven, wordt een PD (Plaats Delict) gevormd. Dat betekent dat er een ruime afzetting wordt gemaakt, die alleen de politie mag betreden.

Het lichaam ligt voor het toegangshek van de fietsenstalling van een school met 500 leerlingen. De school gaat om 8:30 uur open. De brandweer heeft het lichaam afgedekt met een zeil, maar gezien de plek halen we een tent erbij om het geheel aan het zicht te onttrekken. Er komt eerst een politiearts ter plaatse die een schouw gaat verrichten. Dat betekent dat het lichaam ter plekke onderzocht wordt of er geen kenmerken zijn die duiden op geweld. Er gaat best een tijd overheen voor de politiearts er is en in goed overleg met de conciërge van de school worden de fietsen van de leerlingen aan de andere zijde van de school geplaatst.

We weten inmiddels de identiteit van de overledene en gaan alvast op zoek naar familie. Dat blijkt erg lastig te zijn, omdat de overledene weinig familie heeft.  Alleen één broer in den Haag.
Op verzoek van ons gaan de collega’s van Den Haag een bezoek brengen aan het adres van de broer, om het slechte nieuws te brengen, maar deze blijkt niet thuis te zijn. Gelukkig weten de buren dat hij bij een autodealer in Rotterdam werkt.

Als de politiearts het lichaam onderzocht heeft concludeert ze dat hij vermoedelijk aan een hartstilstand is overleden. We verzoeken de meldkamer om een begrafenisondernemer te regelen. De conciërge van de school heeft koffie voor ons geregeld en naast de tent staan we ons kopje koffie op te drinken. Het is inmiddels 8:15 uur en de leerlingen die langs lopen kijken met nieuwsgierige blikken. 

Als de begrafenisondernemer de man weggehaald heeft, bezoek ik de broer. Fronsend kijkt hij me aan. Hij ziet wel aan mijn gezicht dat ik geen auto kom kopen. Sprakeloos kijkt hij me aan, als ik het legitimatiebewijs van zijn broer toon. Heel voorzichtig en respectvol breng ik het slechte nieuws. Droevig vertelt hij dat het zijn lievelingsbroer was en dat die een kluizenaarsbestaan had. Toch hield hij veel van hem. Ik vertel hem waar zijn broer ligt opgebaard en geef hem wat tips. Daarna stap ik weer op de motor.


Nog geen half uur later sta ik bij een ‘springer’, iemand die zelfmoord pleegde door van de 13e etage af te springen. Het werk gaat door, het leven en de dood ook.

volgende blog 22/05 ( leestip www.henriekeschoonekamp.blogspot.nl )