maandag 11 mei 2015

Babyreanimatie

Politiewerk is teamsport. Binnen korte tijd moet er gehandeld worden. Onder druk presteren hulpverleners het beste. Op de momenten waar het er toe doet, wordt je door de spanning en de adrenaline scherp. Je moet op elkaar kunnen vertrouwen en omgaan met emoties als incidenten niet aflopen, zoals je het had gewenst. Hier hoort met elkaar lachen, huilen en soms ook mopperen zeker bij. Maar na een "geslaagde klus" is er vaak een kinderlijke jubelstemming. Niets menselijks is ons vreemd. Op het moment dat een "klus" spannend wordt, gaan wij als collega’s onderling naar een hogere versnelling. Dit uit zich ook in de manier waarop wij op zo een moment met elkaar praten: kort, zakelijk en informatief communiceren. En dat dekt de lading volledig. Een impressie van de onderlinge communicatie, stress, blijdschap en vermoeidheid van hulpverleners.

Ik zit deze dienst samen met Paul, een avonddienst waar we ons samen op verheugen. Het mooie van ons als koppel is dat we vaak onderling aan een half woord genoeg hebben. Grappend zegt Paul dat hij vandaag graag een blog-waardige dienst met mij wil hebben.

We schuiven de borden in de vaatwasser en denken nog even na te genieten met een bak koffie. Dan krijgen we een melding van een verstikking van een baby van acht dagen oud. Met een volle maag van de avondmaaltijd springen we in de auto. Maar het juiste adres hebben we niet verstaan. Het liefst zou ik vol gas willen geven vanaf het politiebureau, maar welke kant moet ik op? Anita, de centralist van de meldkamer vertelt ons het protocol, hoe medisch te handelen ter plaatse. We kunnen niet zenden zolang de centralist de lijn niet vrijgeeft. De seconden tikken voorbij… Ik snauw tegen Paul of hij de locatie al weet. Paul kijkt me vlammend aan met ogen, zo van: "Wat denk je zelf Piet, zou ik je deze informatie onthouden?". Hij vraagt mij vast naar de kruising te rijden zodat we alle kanten op kunnen. Op de kruising horen we de locatie van het incident, wat nog geen 400 meter bij ons vandaan is.

Binnen de minuut zijn we ter plaatse en rennen naar de voordeur van de woning toe die open staat. Binnen treffen we de vader en moeder aan, de vader staat met de kleine hummel in zijn armen. Onmiddellijk gris ik de baby uit zijn armen en leg het met de buik op mijn linkerarm. Het geleerde vanuit de remanimatiecursus staat mij glashelder voor ogen. Nu kan ik u vertellen dat je eindeloos kan oefenen met een pop, maar dit in het echt toch wel heel anders is. De mond en neus van de baby zitten vol met melk en het lichaampje is bewegingloos. Inmiddels zijn collega’s Kim en Izak ook gearriveerd om ons te helpen. Izak krijgt de mobiele telefoon van de vrouw in zijn handen geduwd. Izak hoort een centralist van de meldkamer ambulance aan de andere kant van de lijn, die instructies geeft over wat we moeten doen. De ambulance is ook onderweg en zou binnen 5 minuten ter plaatse zijn. De tijd dringt.

We moeten onmiddellijk de mond en neus van het meisje leegmaken. Ik hoor Kim vragen aan de ouders of ze mogelijk zo’n uitzuig-dingetje hebben, maar door een taalbarrière snappen ze hier niks van. In een flits zie ik een spuugdoekje liggen en snauw tegen Kim dat ze het doekje moet pakken. Ze pakt het doekje en begint vervolgens voorzichtig te vegen. Wederom snauw ik naar Kim dat ze iets rigoureuzer te werk moet gaan om de ademweg zo snel mogelijk vrij te krijgen. Met de vingers en het doekje halen we veel slijm en melk uit het mondje en maken we de ademweg vrij. Het beschrijvend typen hiervan duurt langer dan alles bij elkaar in werkelijkheid. Kortom: de druk was groot. Het snauwen gebeurt niet vanuit woede of afgunst, nee, zoiets gebeurt dankzij de adrenaline die door je lijf giert. Zonder de negatieve lading van snauwen, maar de kracht daarvan om supersnel zaken te kunnen doen. Paul vraagt Izak om de mobiele telefoon op de luidsprekerfunctie te zetten, zodat wij allemaal mee kunnen luisteren naar de instructies.

Iedereen in de kleine woonkamer loopt, praat of roept, en de mobiele telefoon tettert. Rommelig. Dat is begrijpelijk, maar niet werkbaar. Met een duidelijk:"Kappen! Nu eerst allemaal zwijgen en luisteren naar haar!" wijst Paul ondertussen naar de mobiele telefoon die hij overgenomen heeft van Izak. Want rust kan je redden… Het is 2 seconden stil… Precies genoeg om onszelf even uit de tunnelvisie-koker te krijgen. Met volle aandacht luisteren wij naar de centralist van de ambulance en volgen haar instructies op. Ik draai het meisje en begin met masseren. Paul trekt de sokjes uit en met één hand aan de telefoon begint hij met zijn andere hand op de onderkant van de voetjes de zenuwbanen te prikkelen. Er moet vastgesteld worden of de hummel uit reflex nog haar beentjes intrekt. Gelukkig doet ze dat, maar veel zwakker dan wij zelf als vaders uit ervaring herkennen. Koortsachtig blijft de centralist instructies geven en vraagt naar onze bevindingen, omdat ze er zelf natuurlijk geen beeld bij heeft.

Nog geen minuut later komt het kleine mensje tot leven. Dan staan er vier volwassen mensen als kleine kinderen te kraaien tegen de kleine hummel... We moedigen haar aan om te gaan huilen, wat ook door de centralist van de ambulance geadviseerd wordt. Heel zachtjes begint het meisje te huilen en verheerlijkt staan we naar haar te kijken. We horen de collega’s van de ambulance arriveren die door Izak direct naar het kindje worden begeleidt. Ze nemen het kindje direct van ons over en brengen haar met spoed over naar het Sophia kinderziekenhuis. Vanwege de grote spoed is er geen tijd meer om de ouders mee te laten gaan. Paul blokkeert de kruising nog even zodat de ambulance ongehinderd de doorgaande weg naar het ziekenhuis op stormt en dat in een tijdsbestek van nog geen tien minuten.

We gaan terug naar de ouders. Verslagen zijn ze bij Kim en Izak op het woonadres achtergebleven. Kim en Izak nemen ze mee naar het ziekenhuis en blijven nog urenlang bij hen. Paul en ik gaan stoom afblazen op het bureau. Ik heb het gevoel dat ik tien kilometer heb hardgelopen en heb behoorlijk last van maagzuur dat oprispt. We kijken elkaar aan en hebben allebei een grote grijns op ons gezicht. Als Kim en Izak later op het bureau aankomen hebben ze geweldig nieuws. Ze hebben de kinderarts gesproken: hij wilde ons vieren een groot compliment geven, want het meisje komt er weer helemaal bovenop dankzij ons snelle optreden.

Als we nog napraten vragen we ons af hoe de vader en moeder tegen ons aangekeken hebben tijdens onze handelingen. We commanderen elkaar, net alsof we elkaar elk moment in de haren kunnen vliegen. Kort nadat het meisje weer zelfstandig begint te ademen staan we met z’n vieren met kinderlijke stem te kraaien: "Kom op meisje, doe maar huilen!" In de hoop dat ze alsjeblieft haar longen vol lucht gaat zuigen en gaat huilen. Aparte gasten, die hulpverleners. Geen poespas in de communicatie, zeggen wat nodig is. We hebben hier achteraf ontzettend om moeten lachen. Wat een mooie dienst was dit!

Piet Kats

(volgende blog 25/05)