maandag 7 oktober 2013

Een doorgedraaide Rotterdammer


Samen met Robin begin ik aan een nachtdienst op de noodhulpwagen 10.03. Ons surveillancegebied is voornamelijk rustige omgeving van Hoogvliet. Ik heb bewust voor deze dienst gekozen, zodat ik de volgende morgen op tijd thuis ben voor de verjaardag van mijn dochter. Helaas is politiewerk niet echt voorspelbaar, want dat blijkt wel weer.

 Het valt ons op dat het op deze donderdagnacht een gekkenhuis is qua meldingen, behalve voor ons aan de zuidkant van Rotterdam. Maar in het centrum van Rotterdam zijn geen wagens meer beschikbaar, omdat de ene na de andere auto aan het bureau sluit met arrestanten.

Dan roept de meldkamer : “Rijnmond 10.03 over”.  We krijgen een melding van een doorgedraaide man die vanaf de oude Amerikaanse ambassade in het centrum allerlei goederen naar beneden gooit. Het lijkt behoorlijk uit de hand te lopen en er zijn al voorbijgangers gewond geraakt. Ook heeft hij brand gesticht op de derde verdieping. We krijgen toestemming tot het gebruik van ‘toeters en bellen’ en rijden naar de straat toe.

Ter plaatse zien wij dat er diverse goederen van het dak van de flat naar beneden gegooid worden, zoals stoelen, matrassen, fietsen enz. We rijden met onze bus tot dichtbij de flat. We richten het zoeklicht op de plaats waar de goederen vandaan komen en zien een man staan. Ik hoor hem gillen dat hij iedereen gaat afmaken die in zijn buurt komt. Inmiddels is de brand op de derde verdieping behoorlijk aangewakkerd en komt de brandweer ook ter plaatse. Deze beginnen echter niet met bluswerkzaamheden, omdat de verdachte is begonnen met het bekogelen van de hulpverleners. Ik bespreek met de brandweercommandant de situatie op een “veilige afstand”. Inmiddels blijft de verdachte doorgaan met het gooien van spullen.

Dan voel ik opeens een geweldige klap op mijn hoofd, gevolgd door glasgerinkel. Ik sta te tollen op mijn benen en grijp naar mijn hoofd.  Het voelt of iemand zojuist met een honkbalknuppel boven op mijn hoofd sloeg.  Robin trekt mij terug achter een brandweerauto en bekijkt de schade aan mijn hersenpan samen met een brandweerman. Er blijkt geen gat in mijn hoofd te zitten, dus merkt Robin op dat ik toch wel een harde kop heb. Ik voel dat een fikse bult zich ontwikkelt op mijn hoofd.

Inmiddels arriveert de chef van dienst van de politie die een plan de campagne maakt. Het is levensgevaarlijk om als politie naar binnen te gaan. Op de derde verdieping woedt inmiddels een stevige brand met de nodige rookontwikkeling. De brandweer kan ook niet naar binnen, want de verdachte belaagt de brandweermensen. Alle schijnwerpers richten zich inmiddels op de verdachte om zijn verrichtingen in de gaten te houden. Hoe gaat dit aflopen? Aan de ene kant ben ik woedend op de verdachte, maar aan de andere kant heb ik medelijden omdat ik verwacht dat hij in de vlammen zal omkomen.

We zien dat de verdachte via een wenteltrap diverse goederen naar het dak sjouwt en deze vervolgens naar beneden gooit. Maar de spullen raken op en de sfeer wordt grimmiger. Op het dak ligt grind, flinke grote keien. Hier kan de verdachte een stuk verder mee gooien. Grote winkelruiten sneuvelen en de voorruit van de brandweerwagen gaat aan diggelen. We kijken met z’n allen machteloos toe. We trekken onze voertuigen nog verder terug en ik pak  een veiligheidshelm en een bril omdat ik geen zin heb om nog een keer geraakt te worden door de verdachte. Omdat ik meer op een bouwvakker lijk dan een politieman trek in een herkenbaar politiehesje aan.

Dan verschijnt de zus van de verdachte en vraagt of ze haar broer mag toespreken. Ze probeert uit alle macht haar broer te bewegen zich over te geven, maar dit lukt niet.

Plotseling slaat de brand uit. De ramen op de derde verdieping knallen er stuk voor stuk uit en de vlammen slaan het pand uit. De verdachte staat nog steeds in de schijnwerpers, maar wordt langzamerhand ontrokken aan ons oog door de rookwolken. Machteloos kijken wij toe, we beseffen  dat de verdachte hier nooit meer levend uitkomt. Zijn zus schreeuwt het uit en is boos op de hulpdiensten dat we niets doen. Ik begrijp haar reactie en probeer haar te kalmeren. Ik leg haar uit dat de brandweer niets kan doen omdat hij agressief reageert en wij niets kunnen doen, omdat de tussenverdieping in brand staat.

Dus kijken we beneden toe en geven eigenlijk de hoop op overleving op. Dan zwaait er een deur van het pand op de begane grond open. Er komt een roetzwarte kerel uitlopen die allerlei verwensingen naar ons schreeuwt. Een klein moment staan we met z’n allen verbaasd te kijken en beseffen dan pas dat het om onze verdachte gaat. Wat er dan gebeurt is lachwekkend. Met een groep van wel tien politieagenten stormen we op de verdachte af en proberen hem met z’n tienen tegelijk aan te houden. Het lijkt wel een groep Vikingen die een storm-aanloop nemen want de ene buitelt over de andere heen. Ik heb met nog twee andere collega’s één arm van de verdachte te pakken. Gelukkig roept er één collega met luide stem dat het op deze manier niet gaat  en we even rustig aan moeten doen. Maar het is gewoon pure frustratie die er op dat moment uitkomt. De verdachte wordt op zijn buik gelegd en geboeid. Robin en ik hem pakken hem beet en brengen hem over naar onze bus.

Bij aankomst op het cellencomplex wil de verdachte niet douchen en geen politie-arts spreken. Ik doe hem zijn boeien af en onmiddellijk begint hij weer te schoppen en te slaan. Uiteindelijk kleden we hem geheel uit en wordt hij in de kalmeringscel geplaatst.

De nacht is opeens heel snel voorbij gegaan want ik zie dat mijn horloge inmiddels 07.00 uur aangeeft.  We kunnen beginnen aan ons papierwerk. Maar ik voel een enorm gebonk in mijn hoofd en vraag de politie-arts om er naar te kijken. Ik blijk een flinke hersenschuddingte hebben, maar moet eerst proces-verbaal opmaken. Wat een ramp is dat, de aandacht is ver te zoeken. Om 12:00 uur ik eindelijk naar huis, mijn dochter viert haar verjaardag dan al op school……….
Op internet vond ik het artikel nog met het filmpje van het incident. Daar loop ik nog voorbij met m'n bouwhelm op mijn hoofd.