vrijdag 13 september 2013

Wat mot dat in mijn huis?


Soms worden meldingen wel eens routine-matig en ga je ook als zodanig handelen.

Op een mooie zomerdag met een temperatuur van boven de 25 graden kregen we een melding van stankoverlast in een woning. De bewoner, een vrouw, was al een tijd niet gezien.Ter plaatse zagen we dat de gordijnen van de woonkamer gesloten waren en er vliegen tegen de ramen zaten. Ik keek door de brievenbus heen en zag in de gang een hoop post liggen. Tevens rook ik een penetrante geur, dus concludeerden we dat de bewoonster met grote zekerheid dood in huis lag. Nadat de slotenmaker ter plaatse kwam en deze de deur opende, liepen we de woning in. Het was werkelijk één grote puinhoop in de woning. Er hing een afschuwelijke stank van de vele katten die, bij het zien van ons, zich overal verborgen. Overal lagen uitwerpselen en borden met etensresten. Het geeft dan altijd een apart gevoel als je elke ruimte in de woning doorzoekt. Want waar zal je ze vinden? Het werd dit keer in de woonkamer op de bank onder een vloerkleed. Het was vrij donker in de woonkamer, omdat de gordijnen aan de voor- en achterzijde dicht waren. Toch kon ik ze goed zien, ze lag op haar rug en haar mond stond wagenwijd open. Ze had een gele kleur en ademde niet meer. Althans dat dacht ik en het inmiddels gearriveerde personeel van de ambulance ook. Dat was wel duidelijk, die is overleden. Uiteraard ging de ambulanceverpleegkundige het ook controleren en deze vroeg of ik even de gordijnen open wilde doen, zodat hij wat meer licht had. Ik deed de gordijnen aan de achterzijde open en vervolgens met een iets te harde ruk de gordijnen aan de voorkant open. Het gevolg was dat het gordijn met roe en al naar beneden kwam en met een donderende klap op de vloer viel. Plotseling kwam er beweging in de “overledene”. Ze slaakte een grote gil en lichtte haar hoofd op. Doordat ze ernstig verzwakt was lukte dit niet, maar twee grote ogen keken ons aan. We schrokken ons rot, ik denk dat wij met even grote ogen de vrouw aanstaarden. Ze leefde dus nog ! Vervolgens zei ze met een rauwe schorre stem : “Wat mot dat in mijn huis?” We waren echt even uit het veld geslagen, maar al snel kwam de hulpverlening op gang en werd ze even later met uitdrogingsverschijnselen en ondervoeding naar het ziekenhuis gebracht. Door de wijkagent werd ze aangemeld bij de zorginstanties, want op herhaling zaten we niet echt te wachten.