Het zijn net
kippen zonder kop. De lente is begonnen en ze hebben nergens erg in. Ze vliegen
en rennen heen en weer en staan op de vreemdste plekken. Ik heb het over de
dieren. Overal onderweg zie je ze liggen, aan of platgereden door auto’s.
“Ik rem voor dieren” vermeldt een sticker op een auto. Maar soms kan dit remmen als gevolg hebben dat je ergens in een sloot belandt of een kettingbotsing veroorzaakt.
Ik rem
zoveel mogelijk voor dieren, want ook ik wil ze niet onnodig doodrijden. Maar
soms gaat het gewoon niet.
Al diverse
keren heb ik een dier doodgereden. Wat heb ik er elke keer een hekel aan.
Enkele bijzondere momenten zijn me altijd bijgebleven.
Als ik met de
motor op een provinciale weg rijd, komt er plotseling vanuit de berm een fazant.
Het dier steekt over. Met geen
mogelijkheid kan ik hem ontwijken. Doordat het arme beest nog opvliegt ook,
spat hij op de kuip tegen de onderkant van mijn windscherm uiteen. Wat ben ik blij dat ik mijn
windscherm in de hoogste stand heb staan, zodat ik hem niet tegen mijn helm krijg.
Ik zit van top tot teen onder de inhoud van het beest. Mijn motorkleding is veranderd in de kleur rood. Ik weet dat een fazant bloed in zijn lijf heeft, maar dat het zoveel was, wist ik niet. Voor zover het gaat pulk ik de resten van het beest van de kuip en mijn motorkleding af. Ik zie er uit als een monster die zojuist een beest helemaal aan flenters heeft geslagen. Met een eigenaardige parfum rond me heen rijd ik terug naar het bureau en vraag ik iets opmerkelijks aan de collega van de wasstraat. Of hij mij eerst even met de hogedrukreiniger wil schoonspuiten. Ik zet mezelf schrap en onderga gewillig een douchebeurt.
Ik zit van top tot teen onder de inhoud van het beest. Mijn motorkleding is veranderd in de kleur rood. Ik weet dat een fazant bloed in zijn lijf heeft, maar dat het zoveel was, wist ik niet. Voor zover het gaat pulk ik de resten van het beest van de kuip en mijn motorkleding af. Ik zie er uit als een monster die zojuist een beest helemaal aan flenters heeft geslagen. Met een eigenaardige parfum rond me heen rijd ik terug naar het bureau en vraag ik iets opmerkelijks aan de collega van de wasstraat. Of hij mij eerst even met de hogedrukreiniger wil schoonspuiten. Ik zet mezelf schrap en onderga gewillig een douchebeurt.
Druipend wandel ik de kleedkamer binnen, hang mijn kleding in de droogkamer en trek een schoon uniform aan. Inmiddels zijn de resten ook van mijn motor gespoten en stap ik weer op .
Dan doet hij iets waardoor Theo en ik ontzettend moeten lachen. Tijdens het vliegen draait hij zijn lange nek en kijkt achterom. Het lijkt wel of hij wil zeggen dat ik afstand moet houden. Als we bijna bij het einde van de tunnel zijn geeft hij nog gas bij en stijgt bijna verticaal omhoog. Als ik even verderop stop, stopt Theo schaterlachend naast me. Wat een kolder!
volgende blog 10/04