Copyright

Copyright P.Kats. Zonder mijn toestemming mogen mijn verhalen niet gekopieerd worden en/of gepubliceerd worden. Linken mag uiteraard wel.

dinsdag 25 maart 2014

Op het nippertje......

Wat veel burgers niet weten, is dat de politie ontheffing (vrijstelling) heeft voor de verkeersregels, zoals omschreven in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (1990).

De meeste burgers denken dat de politie de verkeersregels alleen mag overtreden als we met zwaailicht en sirene rijden. Maar dit is een fabel, die we vervelend genoeg,  soms aan moeten horen als we de regels zonder zwaailicht en sirene overtreden. We mogen dus, zonder zwaailicht en sirene, door rood rijden, op het trottoir parkeren, een fiets/voetgangersgebied inrijden, zonder gordel rijden (wanneer je met een arrestant zit bijv.), een mobiele telefoon in de hand vasthouden tijdens het rijden, de maximum snelheid overschrijden enz. Er zijn een aantal uitzonderingen zoals spookrijden of langs gesloten (halve) spoorbomen rijden. De stelregel is dat we het overige verkeer niet (ernstig) in gevaar brengen en dat het voor de dienst noodzakelijk is. Maar u moet u voorstellen dat we bij een heterdaad verkrachting in een park MET zwaailicht en sirene aan komen rijden en we dan voor het park gaan stilstaan, omdat we geen ontheffing hebben om het park in te gaan. Wat denkt u, zullen we de dader dan nog gaan pakken? Of we rijden met ‘toeters en bellen’ naar een overval of een inbraak heterdaad. De verdachten horen ons van verre aankomen en zijn dan al lang en breed vertrokken. Ook een groot voordeel is dat er veel minder paniek is onder de weggebruikers als je zonder ‘toeters en bellen’ ergens langsrijdt, bijv. een linker/rechterrijstrook of een fietspad naar een kruising. Helaas kunnen we niet altijd uitleggen aan burgers wat voor melding we hebben als we op deze manier rijden, maar ik kan u verzekeren dat we dit niet doen om koffie te gaan drinken. We hebben strenge richtlijnen en worden ‘afgerekend’ als we onnodig het verkeer in gevaar brengen.

Het is een mooie zomerse avond en ik rij op de motor door een wijk in Rotterdam heen. Meestal neem ik ook de parken en fietsroutes voor mijn rekening, omdat de surveillanceauto’s daar niet kunnen komen. Tijdens surveillance in het park krijg ik soms te maken met burgers die zich irriteren aan het feit dat ik met een motor over een fietspad of door een park heenrijd. Nu hebben we de laatste tijd last van een man die vrouwen lastigvalt in het A park. Daar bovenop hebben we de laatste tijd ook opmerkelijk veel diefstallen met geweld, de zogenaamde berovingen. Ik besluit om na het avondeten door het betreffende park eens een gedegen surveillanceronde te maken.
Zichtbaar aanwezig zijn is één van de preventieve maatregelen, het verlaagt de kans op dit soort delicten. Meestal reageren burgers positief bij het zien van de politie, maar ik kom er weer een man tegen op z’n mountainbike die hevig misprijzend met zijn hoofd zit te schudden als we elkaar passeren.

Ik besluit om de man even aan te spreken en keer mijn motor. Ik rij achter hem aan en vraag of hij even wil stoppen. We staan stil en ik vraag hem waarom hij met zijn hoofd zit te schudden. Hij, ik zal hem Arie noemen, vertelt me dat hij zich ergert omdat ik met de motor in het park rijd. Ik mag helemaal niet in een park komen met een motor. Als hij zoiets doet wordt door ons onmiddellijk een bekeuring uitgeschreven. Hij is zichtbaar geïrriteerd, maar ik doe mijn best om hem te overtuigen. Ik leg hem uit dat ik voor de veiligheid van de burgers aanwezig ben en probeer boeven te vangen die zijn familie of partner lastigvallen. Ik vertel hem dat er de laatste tijd veel incidenten gebeurd zijn en dat we als politie vrijstelling of ontheffing hebben om overal te surveilleren. Ik vraag hem waarom hij zo boos reageert en hij vertelt mij dat hij de laatste tijd een aantal bekeuringen heeft gehad en daarom geïrriteerd is omdat hij mij met een motor in het park ziet rijden.

Dan gebeurt er iets waarin ik kan laten zien dat mijn aanwezigheid in het park nog zo gek niet is. Aan de overkant van het water staan een klein meisje van 3 jaar oud en haar broertje van 5 jaar oud bij de waterkant. Ik heb ze al gezien als ik met Arie in gesprek ben, maar zie dat een vrouw, kennelijk de moeder, een stukje verderop op een bankje met haar mobiele telefoon zit te bellen. Tijdens ons gesprek zie ik dat het meisje wel erg dicht met haar fietsje bij de waterkant komt en er plotseling invalt. Ik geef een brul, start mijn motor en scheur naar de plaats toe. Ik moet een klein stukje omrijden over een bruggetje heen, maar ben er vrij snel. Ik leg mijn motor in het gras neer en ren naar de plaats toe waar het meisje viel. Een open plek in het kroos verraad waar het meisje verdween. Met één been stap ik in de sloot en graai. Ik voel het lichaampje van het meisje en trek het er gelijk uit. Ze zit helemaal onder het kroos.De moeder staat op de kant te gillen en verstijfd. Gelukkig komt Arie op de mountainbike aangereden, smijt zijn fiets neer en komt aanrennen. Arie steekt me zijn hand uit en trekt ons op de kant. Ik leg het kind op het gras neer en tot mijn vreugde hoest en proest ze en begint te huilen. Ik roep naar de meldkamer dat ik zojuist een kind uit het water heb gevist en dat ik graag een ambulance ter plaatse wil, omdat ik het vermoeden heb dat het meisje mogelijk vies water in haar longen heeft gekregen. Dan wordt er een hand op mijn schouder gelegd en Arie kijkt me aan. Hij zegt : “Sorry mijnheer, het spijt me wat ik gezegd heb.” Ik vertel hem dat het goed is en vraag of hij even de moeder en het jongetje op hun gemak kan stellen. De ambulance arriveert en neemt het meisje en de moeder met haar broertje mee naar het ziekenhuis. Inmiddels komt er ook een politiewagen door het park aangereden. De collega’s nemen de fietsjes mee en brengen deze naar het woonadres.
Als ik omkijk zie ik Arie met een rood hoofd staan met mijn motor in zijn hand. Hij heeft inmiddels mijn zware motor overeind getild. Hij zegt: “Ik had wat goed te maken, van mij geen kwaad woord meer over de politie, dat was op het nippertje zeg!”

Ik bedank Arie ook hartelijk voor zijn hulp en geven elkaar lachend een hand.
Op het bureau stap ik met mijn motorkleding onder de douche en spoel het modderwater er vanaf.
Het meisje moest een nachtje in het ziekenhuis blijven en hield gelukkig aan het incident niets over.

Het is in meerdere opzichten een vruchtvolle dag geweest.